Al deze
symbolen werden door de aanhangers van het vrouwelijk principe
welbewust gebruikt en hebben, ook al werken zij op een onderbewust
niveau, nog steeds een verwarrend effect op het onbewuste. Voegen we
daarbij nog de verheven muziek, het kaarslicht en de geur van wierook en
het is geen wonder dat kerkgang eens tot zulke bijzondere
hartstochten inspireerde.
Voor ingewijden
in de mysteriën was het vrouwelijke een tegelijkertijd zinnelijk,
mystiek en religieus concept. Zijn energie en kracht kwamen voort uit zijn
seksualiteit en zijn kennis - soms bekend als de 'hoerenkennis' - kwam
voort uit kennis van de 'roos', eros.
Zoals het
gezegde luidt: 'Kennis is macht', en geheimen van deze aard oefenen een
grotere macht uit dan wat ook, dus vormden zij een uitzonderlijke
bedreiging voor de Kerk van Rome, en zelfs voor alle schakeringen van
christelijke opinie. Seks werd - en wordt in veel gevallen nog steeds
- alleen aanvaardbaar geacht tussen mensen wier verbintenis naar alle
waarschijnlijkheid tot voortplanting zal leiden. Daarom kent het
christendom niet zoiets als seks voor het plezier alleen, laat staan dat
seks - zoals in het tantrisme of de alchemie -geestelijke verlichting zou
kunnen schenken. (En terwijl de katholieke Kerk, zoals algemeen
bekend, het gebruik van voorbehoedmiddelen verbiedt, gaan andere
christelijke groepen nog verder, zo staan de mormonen afwijzend tegen seks
na de menopauze.) Even weer een klein
commentaar van onze kant: Paus Benedictus XVI schijnt het nu eindelijk in
overweging te nemen het verbod op het gebruiken van condooms af te
schaffen. Al zitten daar natuurlijk nog wel allerlei restricties aan
verbonden, het begin lijkt nu toch wel gemaakt.
Al deze
verbodsregels hebben echter in werkelijkheid macht over vrouwen ten doel.
Zij moeten leren met vrees naar seks te kijken - óf omdat zij vreugdeloos
is, hun huwelijksplicht en niets anders, óf omdat zij onvermijdelijk leidt
tot de pijn van het baren. Dit stond centraal in de manier waarop vrouwen
in de loop der eeuwen door de Kerk, en door mannen in het algemeen, werden
beschouwd, want als vrouwen niet meer bang zouden zijn voor het
baren, zou dat ongetwijfeld tot chaos leiden.
Een van de
voornaamste motieven achter de wreedheden van de heksenjachten was de haat
jegens en vrees voor vroedvrouwen, wier kennis van het verlichten van de
pijn van het baren werd gezien als een bedreiging voor een ordentelijke
beschaving: Kramer en Sprenger, de auteurs van het beruchte Malleus
Maleficiarum - het handboek voor Europese heksenzieners - hadden het
vooral gemunt op vroedvrouwen als degenen die zij de ergst mogelijke
behandeling gunden. De terreur over de vrouwelijke seksualiteit liep in de
loop van drie eeuwen heksenprocessen uit op honderdduizenden doden, van
wie de meesten vrouwen. Sinds de van vrouwenhaat vervulde tijden van de
vroege kerkvaders, toen men er zelfs aan twijfelde of vrouwen wel een ziel
hadden, werd er alles aan gedaan om ze op elk gebied een diep
minderwaardigheidsgevoel te bezorgen. Niet alleen werd hun verteld
dat ze van nature zondig waren, maar ook dat ze de enige oorzaak waren van
het zondigen van mannen. Wanneer zij oprechte lust voelden, kregen
mannen te horen dat zij alleen maar reageerden op de duivelse listen
van de vrouw die hen behekste tot daden waarover ze anderszins nooit
zouden hebben gepiekerd. Een extreme uiting van deze houding is te
vinden in het idee van de middeleeuwse Kerk dat een vrouw die werd
verkracht niet alleen verantwoordelijk was voor het uitlokken van deze
daad tegen haarzelf, maar ook voor het verloren gaan van de ziel van de
verkrachter - waarvoor zij zou moeten boeten op de Dag des Oordeels.
Zoals R.E.L. Masters schrijft:
“Bijna de hele schuld voor de afschuwelijke nachtmerrie die
de heksenmanie was en het grootste deel van de schuld voor het vergiftigen
van het seksuele leven in het Westen ligt regelrecht bij de
rooms-katholieke Kerk.”
-------------------------------------------------------------------------
(Commentaar van onze
kant)
Dit is natuurlijk niet helemaal
juist en dient enigszins genuanceerd te worden. Het jonge Christendom zou,
nadat het enigszins was gereglementeerd onder de Romeinse keizer
Constantijn, zich vooral af gaan zetten tegen die andere vormen van
Christendom die minder overeenkomsten vertoonden met toch wel meer orthodox-joodse basis die vooral onder Jacobus, Petrus
en zijn opvolgers was verspreid. Zo is bijvoorbeeld heden ten dagen van
Chassidische Joden bekend dat zij vrouwen ook niet altijd aan mogen raken
omdat zij als ‘onrein’ worden
beschouwd.
Daarnaast probeerde de
Christelijke kerk, nadat het een staatsreligie was geworden, het verschil met gangbare
‘heidense’ religies
duidelijker en groter te maken. Dit was gelijk één van de
voornaamste redenen dat men later vooral tegen vroedvrouwen en andere
genezeressen ten strijde trok omdat die hun kennis en vaardigheden vaak
uit oude ‘heidense’ bronnen
hadden, een concurrerend geloof dat nog teveel leefde onder de
mensen.
Na de reformatie zouden de nieuwe
protestants-christelijke religieuze stromingen zich net zo vrouw-vijandig
op gaan stellen als de Rooms-Katholieke kerk dit had gedaan. Geheel in
navolging van Augustinus die vooral bij de Protestantse secten hoog stond
aangeschreven.
Ironisch gegeven is echter dat
het grote voorbeeld der Katholieken, de apostel Paulus, en het voorbeeld
der Protestanten, Maarten Luther, helemaal niet zo’n haat tegenover
vrouwen hadden als men ons vandaag de dag nogal eens wil doen geloven. De
meeste van beiden hun volgelingen waren namelijk vrouwen en deze
verleenden hun boodschap juist het meeste
bestaansrecht.
Het zouden mannen zijn (en
hun vrouwen) die de
boodschap van deze lieden later zo’n draai zouden geven dat men er
vrouwvijandigheid in terug dacht te mogen vinden. In een kroniek die later
ook terug te vinden zal zijn hier en die ‘Katharsis’ heet wordt hier nader op
ingegaan.
---------------------------------------------------------------------------
De inquisitie -
die speciaal in het leven was geroepen om de katharen aan te pakken -
gleed gemakkelijk in haar nieuwe heksenzieners-, folteraars- en
moordenaarsrol, hoewel de protestanten zich ook niet onbetuigd lieten.
(Denk hierbij vooral aan de heksenprocessen te Salem, Massachussets) Veelzeggend
is dat de eerste heksenprocessen plaatsvonden in Toulouse, het
hoofdkwartier van de anti-kathaarse inquisitie. Was het louter haat jegens
een soort rest-katharisme die tot deze cruciale processen leidde, of was
het een symptoom van de angst die de vrouwen van de Languedoc de van seks
bezeten inquisiteurs inboezemden?
Aan de haat
jegens en de angst voor vrouwen lag de kennis ten grondslag dat vrouwen
een uniek vermogen bezitten om van seks te genieten. De middeleeuwse
mannen hadden dan wel niet het voordeel van de anatomische kennis van
tegenwoordig, persoonlijk onderzoek kon toch niet anders dan het
bestaan onthullen van dat merkwaardig bedreigende orgaan, de
clitoris. Die kleine uitstulping, zo knap - zij het onderbewust - geëerd
als de rozenknop boven aan de gotische boog, is het enige menselijke
orgaan waarvan de functie louter het verschaffen van genot is.
Commentaar: Het
vrouwelijk orgasme schijnt, na onderzoek hierover te hebben gedaan, ook
een uniek menselijke eigenschap te zijn. Vrouwelijke dieren kunnen
wel plezier ondervinden
tijdens de copulatie maar tot een orgasme schijnen ze niet te komen.We
weigeren echter te geloven dat men de rozeknop onbewust op de clitoris
liet lijken. Zo achterlijk als men heden ten dage nogal eens denkt dat de
middeleeuwse mens was, waren zij heus niet hoor. En er is evenmin
hedendaagse anatomische kennis voor nodig om de clitoris te ontdekken
en/of te begrijpen.

De consequenties
daarvan zijn enorm - en zijn dat altijd geweest - en staan aan de bron van
enerzijds alle patriarchale onderdrukking en anderzijds alle tantristische
en mystieke seksuele rituelen. De clitoris, die men zelfs tegenwoordig nog
nauwelijks een geschikt gespreksonderwerp vindt, onthult dat het de
bedoeling is dat vrouwen seksueel opgewonden raken, misschien anders
dan mannen wier eigen seksuele uitrusting het dubbele doel van urinelozing
en voortplanting dient.
Hierop volgt dan weer even een aanvulling
onzerzijds: De vrouwelijke clitoris is in feite ook niets anders dan een
niet volgroeide penis. Vooral
bij geslachtsveranderende chirurgische ingrepen wordt van dit
gegeven dan ook gebruik gemaakt. Zekere Indiaanse stammen -----zoals de
Mandan-----hadden vroeger tradities waarin zij gewichtjes hingen aan de
vrouwelijke clitoris zodat deze geheel uitrekte en meer op de mannelijke
penis ging lijken. De vrouwelijke Mandan werden in zekere zin op deze
wijze androgyn gemaakt, oftewel omgevormd tot Hermafrodiet, wat voor deze
stam de ultieme manier van ‘zijn’ was. Dat voordeel hadden de vrouwen dan
boven de mannen.
Toch was de
traditie van vrouwenhaat van het joods-christelijke patriarchaat zo
succesvol dat pas in de twaalfde eeuw in het Westen het idee aanvaardbaar
werd dat vrouwen kunnen en mogen genieten van hun seksualiteit, al is dat
zelfs tegenwoordig wat de Kerk betreft nog steeds niet het geval. Al
is het waar dat seksuele ongelijkheid en preutsheid geen exclusieve
ontwikkeling zijn van de drie grote patriarchale religies christendom,
jodendom en islam - we hoeven alleen maar te kijken naar het Indiase
gebruik vrouwen te verbranden
-----------------------------------------------------------
(Aanvulling
onzerzijds)
Dit gebruik stamt echter wel weer van patriarchale
nomadische (Vedische) stammen die eenzelfde oorsprong kennen als de meeste INDO-Europese
volken. Het patriarchale gedachtegoed schijnt vooral bij nomadische
herdersvolken te zijn ontstaan. Kijk maar wat er in het Midden-Oosten
gebeurde na respectievelijk de Hebreeuwse en Arabische migraties van
nomadische stammen vanuit het Arabisch schiereiland.
------------------------------------------------------------------------
- niettemin is het idee dat seks inherent onrein en
schandelijk is, een westerse traditie. En overal waar een dergelijke
opvatting heerst, zullen altijd een soort verdrongen begeerte en
schuldgevoel voorkomen die onvermijdelijk leiden tot misdaden tegen
vrouwen en misschien zelfs tot heksenjachten. De puriteinse achtergrond
van de westerse wereld en haar haat jegens en angst voor seks hebben tegen
het eind van het millennium een verschrikkelijke erfenis nagelaten in de
vorm van vrouwenmishandeling, pedofilie en verkrachting.
Vooral
in landen als de Verenigde Staten en, vreemd genoeg, België komt dit nog
erg veel voor. Alhoewel ook het oosten van Nederland zich evemin onbetuigd
laat.
Want overal waar
seks met wantrouwen wordt bekeken, zullen ook geboorte en kinderen worden
gezien als intrinsiek onrein, en zullen net als hun moeders ook jongeren
het slachtoffer worden van geweld.
De enigszins
tegenstrijdige en lichtgeraakte Jahwe van het Oude Testament schiep Eva -
om dat duidelijk voor altijd te betreuren. Bijna zodra zij was
'geboren' gaf zij blijk van een vermogen zelf te denken dat veel
groter was dan dat van Adam. Eva en de 'slang' vormden een sterk team en
dat is nauwelijks verrassend omdat slangen oude symbolen waren voor
Sophia, en wijsheid symboliseerden, geen verdorvenheid. Maar verheugde het
God dat de vrouw die hij had geschapen initiatief en autonomie toonde
toen zij at van de boom der kennis - vanuit de wens te leren? Na blijk te
hebben gegeven van een opvallend gebrek aan vooruitziendheid over
Eva's vermogens, vooral voor een almachtige en alwetende schepper van universa, veroordeelt
God haar tot een leven van lijden, dat opvallend genoeg begon met de
vloek van het naaien... (Want zij en de ongelukkige Adam moesten
lendendoeken van vijgenbladeren maken om hun naaktheid te bedekken.) Op
die wijze maakten Adam en Eva kennis met het idee van schaamte over hun
lichaam, en natuurlijk over hun seksualiteit. Vreemd genoeg ben je dan
geneigd te denken dat God zelf zo geschokt was bij het zien van het naakte
vlees dat hij zelf had geschapen.
========================================================
Intermezzo
=======================================================
Wij onderbreken nu even onze bespreking
van hoofdstuk 7 uit het
Geheime Boek der Grootmeesters omdat we, nu het zo ter sprake komt, menen dat het voor alle
duidelijkheid zinvol is er de oorsprong van het scheppingsverhaal uit het
eerste boek van de Bijbel, Genesis, bij te halen.
Men weet tegenwoordig dat dit, van oorsprong Joodse,
verhaal gebaseerd is op een veel ouder verhaal wat in het tweestromenland
nog circuleerde. Het was een van oorsprong Soemerisch verhaal wat ook bij
de latere Babyloniërs nog wel bekendheid genoot en daar zouden de Joodse
ballingen het oppikken en natuurlijk aanpassen. Hierover is aan het begin
van deze verhandeling al het een en ander gezegd.
Om
nu meer duidelijkheid te krijgen over de oorspronkelijke Soemerische bron
van het Genesis-verhaal lijkt
het ons nuttig een stuk te citeren
uit het boek van J. Pamijer, ‘Het spiegelbeeld van
God’.
-----------------------------------------------------------------------------------------------
Bijna vijfentwintig eeuwen lang geloofde de westerse
mens dat de vrouw Eva uit een rib van de man Adam was geschapen. Hij stelde
een onvoorwaardelijk
vertrouwen in zijn heilige schrift, maar wist niet dat de rib
oorspronkelijk het schijfje van de wassende maan aan de hemel was. De
archaïsche bewoners van het Tweestromenland (het land tussen de Eufraat en de
Tigris in het huidige Irak) waren ervan overtuigd dat hun
goden werden gevormd uit
de lichaamsdelen van hun
oppergod Enki. Dit machtige wezen, dat de Soemerische hoofdstad Ur met zijn zegen bevoorrechtte,
staat te boek als god van de
wijsheid, god van de zee en vooral als de schepper
van de mens. De naam van de
Soemerische godin Nin-ti. de ‘vrouwe van de rib’ en de ’vrouwe die doet leven’, is waarschijnlijk identiek aan de hemelgodin Inanna, die later door de Babyloniers Isjtar werd genoemd. De godenwereld van de oudheid is een ingewikkeld weefsel
van personages, die aan
voortdurende veranderingen zijn onderworpen.
In
bovenstaande komt duidelijk naar voren dat er een grote mogelijkheid is
dat het hele ‘rib-verhaal’
van Adam en Eva
gebaseerd is op onbegrip of een onjuiste vertaling van bovenstaand
verhaal door de Joodse ballingen destijds.
Inanna verschijnt op het mythische toneel als
zij de honderd goddelijke
wetten van Enki steelt terwijl hij dronken is. Het bezoek van de
godin was aanleiding
voor de god van de wateren en de wijsheid om een feestmaal te laten aanrichten. Maar de god
raakte bedwelmd door de zware
wijnen en in een roes van dronkenschap liet hij zich verleiden de honderd goddelijke wetten aan Inanna
toe te vertrouwen. Als hij de verdwijning van de goddelijke decreten
opmerkt, is het al bijna te laat. Onmiddellijk stuurt 'de god van wat
beneden is' zijn gezanten achter Inanna aan met de
opdracht het hemelschip waarin zij de goddelijke wetten naar Uruk vervoert aan te houden en
ze hem terug ie bezorgen. Maar de godin bedwelmt haar achtervolgers
met magische middelen en beschouwt zich nu officieel als de eigenares van
de wetten 'die de lotsbestemming der mensen regelen'. Daardoor wordt de voormalige godin van liefde en oorlog bekleed met
goddelijke macht en bereikt zij de status van
hemelkoningin.
Wie is deze
Inanna eigenlijk? De Assyroloog professor Samuel Noah Kramer acht het waarschijnlijk dat
zij oorspronkelijk An (hemel) en Ki (Aarde)
was en dus het ouderpaar vormde waaruit alle goden geboren zijn. Zij wordt ook wel Nin-tu. 'de
vrouwe die gebaard heeft' . genoemd. De naam Nin-tu ligt zo dicht bij Nin-ti (de uit
een rib van Enki geschapene), wier naam 'moeder van alle
levenden' betekent, dat ze haast wel dezelfde moet zijn. Een
Babylonische mythe stelt Isjtar (de Babylonische naam voor Inanna) voor als de
dienstmaagd van Anu, de god
van de hemel. Haar erenaam 'moeder van alle levenden' dankt de
godin aan de planeet Venus,
metgezellin van de wassende en krimpende maan. Aan de avondhemel pronkt ze als de
liefdesgodin, de beschermster van hel liefdesspel, de zwangerschap en
de geboorte. In het verleden werd het verschijnen in de wereld in verband
gebracht met het vertrek uit
die wereld. Leven en dood behoorden bij elkaar als de twee helften van een appel. Ook het
begeleiden van de doden naar de onderwereld was een taak van Inanna, De
Soemeriërs hadden een zeer realistische kijk op de dood. Net als de maan kromp het
leven ten dode om na drie
dagen (!De
overeenkomst hiervan met het Jezus-verhaal kan haast niet op toeval
berusten) in blakende welstand weer op te wassen
in het beeld van de
morgenster, die twinkelend de zonsopkomst aankondigde.
Haar reputatie van morgenster
verhief de godin boven tijd en ruimte.
Aanvankelijk
verkeerden de Soemeriërs in de veronderstelling dat avondster en morgenster twee elkaar vijandig gezinde godinnen
waren. Geleidelijk aan
kwamen ze erachter dat de minnende avondgodin en de maagdelijke moeder van de morgen
twee zijden vormden van hetzelfde hemelse wezen. Toen dat werd
aanvaard, smolten Inanna en Isjtar samen tot de prostituee, de
liefdesgodin, de godin van de strijd en de heilige maagd en moeder. Nu spreidde de Grote
Moeder haar beschermende
vleugels uil over alles wal leeft en sterft.
Pukku en mikku
Hoe de veel
oudere Inanna mens en wereld de gave van de vruchtbaarheid
schonk wordt meegedeeld in een
verhaal vol bizarre verbeelding. Gilgamesj, de centrale figuur in
de Mesopotamische
zondvloedmythe, is op zoek naar het geheim van de onsterfelijkheid. Daarom
is hij de aangewezen figuur om Inanna te helpen bij het omhakken van een boom, waarvan zij het
hout wil gebruiken voor het maken van een rustbed en een
troon. Aanvankelijk probeerde ze
zelf om de boom te vellen, maar aan de voet kronkelde een slang die geen bezwering kent rondom de stam, in
de kruin zat een vogel met
zijn jongen en het middendeel van de stam werd bewoond door Lilith, de Babylonische stormdemon, het
griezelige nachtspoor dat tot Jesaja 34:14 is doorgedrongen. (zoals wel meer uit dit oude verhaal via de
Babyloniërs bij de Joodse
ballingen terecht zou komen, en zo in hun
geschriften)
Zelfs voor de gebiedster des
hemels waren deze wezens
te sterk. Zij hief een weeklacht aan, die werd opgevangen door Gilgamesj. Sterk bewogen
door haar verdriet bood hij
haar aan om de boom voor haar om te hakken. De god hees zich in zijn wapenrusting, nam zijn reusachtige
bijl en doodde de slang
die geen bezwering kent. Verschrikt vloog de
vogel met haar jongen naar de
bergen en zelfs Lilith brak haar huis af en nam de wijk naar
veiliger oorden. Met enig ceremonieel vertoon
overhandigde Gilgamesj de gevelde boom aan Inanna voor haar
rustbed en haar troon.
Wat nu
geschiedt zou wel eens een van de grote raadsels van de mythologie uit het Tweestromenland kunnen zijn.
Inanna ging aan het werk. maar in plaats; van het bed en de
troon maakte zij twee andere voorwerpen: een pukku en een
mikku. een trommel en een trommelstok. Daarmee gebeurt iets
wat als een even grote ramp wordt beschouwd als het eten van de
verboden vrucht door Eva en de ongehoorzame scheppingsdrift van Sophia.(uit het gnostische scheppingsverhaal van
Sophia)
De voorwerpen waaraan de godin zoveel waarde hechtte vallen door
een ongelukje in de onderwereld. Vergeefs probeert Gilgamesj
ze met handen en voeten tegen te houden, maar het kwaad voltrekt zich onder
zijn ogen. Aan de poort van de onderwereld barst hij uit in een hartverscheurend klaaglied. 'O,
mijn pukku en mijn
mikku. Mijn
pukku met zijn onweerstaanbare begeerlijkheid en mijn mikku met een
dans, een ritme dat onnavolgbaar is. Mijn pukku. wie brengt hem
terug uit de onderwereld, mijn mikku, wie brengt hem terug uit het gelaat van de onderwereld?'
Zijn dienaar, de natuurmens Enkidu, raakt zo
bewogen door zijn gezang dat hij aanbiedt om naar beneden te gaan en de
pukku en mikku terug te halen. Maar de impulsieve Enkidu
houdt zich niet aan de voorschriften. De gevolgen zijn
verschrikkelijk. Eenmaal afgedaald is er geen enkele mogelijkheid meer om
de onderwereld te verlaten. Enkidu, de ruige natuurgod, is een
gevangene van het dodenrijk, samen met Inanna’s trommel en trommelstok. Gelukkig voor hem
is Enki, de god van de wijsheid, bereid om hem te helpen.
Hij laat een opening in de aarde maken en stelt Enkidu in staat om
als geest uit de onderwereld te ontsnappen. Over de pukku en de
mikku wordt in de tekst niet meer gesproken.
Deze scheppingen van de hemelkoningin
zullen de levens van de bewoners van het dodenrijk zeker wat
hebben opgevrolijkt.
Deze merkwaardige mythe
met haar markante beeldtaal maken haar tot de kiemcel van het bijbelse
paradijsverhaal. De aanwezigheid van de slang en de boze Lilith in de om te hakken boom roepen de
beelden uit het tweede scheppingsverhaal op. Het idee van de
boom der kennis van goed en kwaad, die naast de levensboom in het
paradijs stond, komt zeker van de
boom die Inanna het hout leverde voor haar pukku en mikku.
Aanvankelijk zocht Inanna in haar paradijselijke woonoord naar rust en harmonie, gesymboliseerd door het
rustbed en de troon. Maar de voorzienigheid dichtte haar een andere
taak toe. Evenals Eva liet zij zich impulsief verleiden tegen het
oorspronkelijke plan in
te gaan. Net als haar 'zusters' uit andere verhalen, Sophia
en Eva uit Hellas en Kanaan
was de Soemerische Inanna voorbestemd het rad van geboorte
en dood te laten wentelen. De
mensheid zou worden uitgerust met het vermogen zichzelf te vermenigvuldigen door
uit de vereniging der
tegendelen
nageslacht voort te brengen.
-----------------------------------------------------------
(Commentaar
onzerzijds)
De oud-katholieke schrijver
van het boek waaruit wij deze passage hebben gehaald gaat dus van het
Judeo-Christelijke idee uit dat geslachtsorganen enkel tot
vermenigvuldiging dienen.(het Joodse idee ‘Gaat heen en vermenigvuldig U’
wat door Christenen later letterlijk zou worden over genomen) Hij beseft niet dat de
scheppingskracht die ontstaat door de vereniging van 'tegendelen', zoals
ie dat zo mooi omschrijft, ook voor andere magische scheppingsdaden kan
dienen, zoals de Oosterse Tantra en Tao zo duidelijk weten te maken. (Zie
kroniek ‘het Juweel en de
lotus’)
------------------------------------------------------------------------
Dat moet de reden zijn geweest waarom
Inanna het hout van de boom niet gebruikte voor het bed en de troon. In plaats daarvan creëerde ze
een trommel en een trommelstok, traditioneel de voorwerpen die de
geslachtsorganen van vrouw en
man symboliseren. Primitieve trommelaars groeven een gat in de grond,
spanden er een dierenhuid overheen en roffelden daarop hun ritmen als de magische herhaling van de
geslachtsgemeenschap. Door die handeling maakten ze de bodem
vruchtbaar. De hemelkoningin waarborgde de vruchtbaarheid van de aarde
door het scheppen van de pukku en mikku, twee oude
woorden waarin de p van papa en de m van mama zijn bewaard, de 'pukku
met zijn onweerstaanbare begeerlijkheid en de mikku met
dans en onnavolgbaar ritme.' In hun samen-zijn voorzagen de man en de vrouw de aarde van
nieuwe geslachten. Door het
maken van trommel en trommelstok creëerde de godin
afbeeldingen van hemel en aarde, die regelmatig omgang met elkaar
hebben en zorgen voor een welvarende
oogst.
Nadrukkelijk manifesteerde de hemelse moeder Inanna
zich door deze mythe als de
liefdes-godin, die de aarde en haar bewoners van vruchtbaarheid
voorziet. Aan haar actie ontspringt
de kringloop van leven en dood en die handeling stempelt de hemelkoning tevens
tot de godin van leven en dood. Aan
een relatie tussen de twee magische voorwerpen en de planeet Venus is niet te ontkomen. De avondster, die de godin van het graf is, slokt de zon op, die ze weer baart als de morgenster. Elke daad, hoe onschuldig ook, sleept
onvermijdelijk ook een schaduwzijde met zich mee. In versterkte
mate geldt dit voor de schepping van de geslachtsorganen. Door een ongeluk waren pukku en mikku in de
afgrond van de
onderwereld gevallen. Het onderaardse dodenrijk is de mythische metafoor van het hiernamaals, de
verblijfplaats van zielen die het lichaam hebben afgelegd. Concreet hebben die niets
aan geslachtsorganen, maar de herinnering aan de voortgaande
vruchtbaarheid
is een van de ervaringen die met
gulden letters in de ziel gegrift slaan, Pukku en mikku wekken de onstilbare
begeerte op naar eenwording, toch het uiteindelijke doel van de kringloop,
Aan de andere kant bevolken ook geestelijk doden de aarde. Niet in
staat de verheven bedoeling van de seksuele symboliek te begrijpen maken zij de seksualiteit tot een bron van ellende.
De val van pukku en mikku in
de onderwereld is de Soemerische pendant van de zondeval van
Adam en Eva en de ongeoorloofde schepping door
Sophia.
Gevangen in de eindeloze cirkelgang van
geboorte en dood en in beweging gehouden door de drift van het
seksuele verlangen hunkert iedere ziel naar de archetypische
verlossing.
Gelukkig voorziet de vierduizend jaar
oude mythe daarin.
-----------------------------------------------------------
(Commentaar
onzerzijds)
De
schrijver lijkt hierbij ervan uit te gaan dat verhaal van specifiek n
Babylonische herkomst was. Kleitabletten hebben echter
een Soemerische oorsprong van dit verhaal aangetoond, en de Soemerische
cultuur dateert van nog veel eerder. Men mag er dus gerust vanuit gaan dat
bovenstaand verhaal nog veel ouder is dan hier
wordt aangegeven.
-----------------------------------------------------------
Met behulp van Enki, de god van de
wijsheid, werd de gevangen natuurgod Enkidu de
kans geboden om in geestelijke gedaante door een opening in
de aarde aan de onderwereld te ontkomen. De wonderbaarlijke directheid
van dit beeld wekt een associatie met de Heilige Geest van de
christenen. Hij, Gods Geest die over de wateren zweefde, werd immers
gezonden tot redding van de achterblijvers.
Enkidu is een pure, ongepolijste zoon van de
natuur, een wilde ongecompliceerde aardgod. Zijn eerlijke
poging de seksualiteit weer op de verheven troon van goddelijke
communicatie te plaatsen mislukte jammerlijk.
Maar zijn ontsnappende Geest baande
de uitweg voor de geestelijk
doden. De verrassende actualiteit van de pukku-mikku-mythe kan ons
vandaag nog verbazen.
Zonder het geschenk van de grote godin te
geringschatten bevat de mythe
een krachtige aansporing om de pukku en de mikku uit de onderwereld omhoog te halen en aan de
vruchtbaarheid een meer spirituele dimensie te
geven.
Einde Intermezzo
=========================================================================
Na deze kleine maar zeer informatieve onderbreking
over de oorsprong en seksuele betekenis van het scheppingsverhaal in de
Genesis kunnen we dan nu terug naar hoofdstuk 7 uit het
‘Geheime boek der Grootmeesters’
van Lynn Piicknett en Clive Prince waar wij waren blijven steken
bij de beschrijving hierin van het scheppingsverhaal in de Genesis
betreffende Adam en Eva en de
plotselinge schaamte die zij zouden hebben gehad voor hun naaktheid.
-----------------------------------------------------
“Deze dwaze mythe heeft achteraf een rechtvaardiging
geboden voor de degradatie van vrouwen en de verlichting van
gynaecologische en geboortepijnen in de weg gestaan. Zij heeft vrouwen
duizenden jaren lang een stem ontzegd - en heeft de seksuele daad, die
vreugdevol en magisch zou moeten zijn, verlaagd, gedegradeerd en zelfs
gedemoniseerd. Zij heeft liefde en extase vervangen door schaamte en
schuldgevoel, en zij heeft er een neurotische angst ingestampt voor een
mannelijke God die blijkbaar zo vol zelfhaat was dat hij zelfs zijn
beste schepping - de mensheid - verafschuwde.
Dit ene verderfelijke verhaal heeft geleid tot het
idee van de erfzonde dat zelfs onschuldige pasgeborenen tot het vagevuur
veroordeelt; het heeft tot nog maar kort geleden het ontzagwekkende wonder
van de geboorte gehuld in een doodskleed van gêne en bijgeloof en het
heeft de unieke kracht van het vrouwelijke weggenomen - waartoe het
natuurlijk in de eerste plaats werd bedacht.
Hoewel er in onze cultuur nog een onthutsend grote
angst voor en onwetendheid over seks voorkomt, staan de zaken er nu
een stuk beter voor dan nog maar tien jaar geleden. Diverse boeken hebben
wat dat betreft nieuw terrein betreden - of misschien oud terrein
opnieuw. Daaronder zijn The Art of Sexual Ecstasy van Margo Anand (1990)
en Sacred Sexuality van A.T. Mann en Jane Lyle (1995), die beide seks
roemen als een middel tot spirituele verlichting en vernieuwing. Zoals we
reeds zagen, lijden andere culturen niet onder hetzelfde euvel (tenzij zij
zijn besmet door het westerse denken). En in bepaalde culturen werd seks
zelfs boven de kunst gesteld doordat men haar beschouwde als een sacrament
-iets dat de deelnemers in staat stelt een te worden met het goddelijke.
Dit is de bestaansreden van het tantrisme, het mystieke systeem van
vereniging met de goden door seksuele technieken als carezza ofwel het
bereiken van het toppunt van genot zonder orgasme. Het tantrisme is de
'martiale vorm' van seksuele praktijk die een verbazingwekkend
gedisciplineerde en langdurige training vereist voor zowel mannen als
vrouwen - die gelijk worden geacht. De kunst van het tantrisme is echter
niet exclusief voor de exotische wereld van het Oosten. Tegenwoordig zijn
er ook in steden als Londen, Parijs en New York tantrascholen te vinden,
hoewel de extreme strengheid van deze kunst velen ontmoedigt; zo kan het
maanden duren om alleen maar op de juiste manier te leren ademhalen. Toch is het
gebruik van seks als een sacrament niet nieuw voor het
Westen.
We zagen reeds hoe seksueel de bronnen van de
alchemie waren en hoe de cultus van de roos van de troubadours kan
worden gezien als de verering van eros. Ook zagen we hoe de bouwmeesters
van de grote kathedralen, zoals die van Chartres, heel veel investeerden
in het symbool van de rode roos en heiligdommen oprichtten voor de
Zwarte Madonna's met hun sterke heidense associaties. We kunnen nu ook
begrijpen dat de graal als beker of kelk een vrouwelijk symbool is,
en dat - in een bijzonder opvallende manoeuvre - in het verhaal van
Tristan en Isolde de grote graalheld Tristan zijn naam verandert in
Tantris... De romancier Lindsay Clarke beschrijft de liefdespoëzie
van de troubadours zelfs als 'tantristische geschriften van het
Westen'.
In de graallegenden is de vloek over het land te
wijten aan het feit dat de koning zijn seksuele potentie heeft verloren,
vaak symbolisch uitgedrukt als dat hij 'gewond aan zijn dij' is. In
Wolframs (
Wolfram von Esschenbach) Parztfal is het explicieter: de wond bevindt zich aan
de geslachtsdelen. Dit is wel opgevat als een reactie op de
onderdrukking van de natuurlijke seksualiteit door de Kerk. De
spirituele stagnatie die daarvan het gevolg is, kan alleen worden
opgeheven door op zoek te gaan naar de graal die, zoals we reeds zagen,
altijd specifiek is verbonden met vrouwen. In één vijftiende-eeuws
schilderij van de graalridders die Venus vereren is geen ruimte voor
twijfel wat de aard van de zoektocht betreft.
Wat in de graallegenden én de hoofse liefdestraditie
van de troubadours wordt benadrukt is de spirituele verheffing van en het
respect voor vrouwen. Het is veelzeggend dat althans een deel van de
wortels van beide elementen van deze traditie in het zuidwesten van
Frankrijk lag. De meeste moderne onderzoekers geloven dat het tantrisme
naar Europa kwam via contact met de mystieke islamitische sekte van
de soefi's die ideeën van gewijde seksualiteit opnamen in hun
geloofsopvattingen en -praktijken. Het valt inderdaad niet te loochenen
dat er nauwe overeenkomsten zijn tussen taalvormen die zowel de
troubadours als de soefi's gebruikten om aan deze ideeën uiting te geven.
Maar schoot het soefische tantrisme wortel in de Provence en de Languedoc
omdat er reeds een overeenkomstige traditie in dat gebied was? We zagen
reeds hoe de Languedoc een traditie van het hooghouden van de gelijkheid
van vrouwen kende. En toen de heksenmanie voor het eerst in Toulouse haar
zwarte schaduw wierp, wat hoopte zij toen echt uit te roeien? Eens te meer
zien we onszelf geconfronteerd met de belichaming van die liefdescultus -
Maria Magdalena.
Een andere vrouw die het mystieke potentieel van seks
begreep was de tot voor kort geleden betrekkelijk onbekende Hildegard van
Bingen (1098-1179). Zoals Mann en Lyle schrijven: Als groot zieneres schreef
Hildegard over een vrouwelijke figuur, een onmiskenbare belichaming van de
godin, die tot haar kwam tijdens een diepe
contemplatie:
'Vervolgens was het alsof ik
een meisje zag van een buitengewoon stralende schoonheid, wier gelaat zo'n
verblindend licht uitstraalde dat ik haar niet helemaal kon zien. Zij
droeg een mantel witter dan sneeuw en helderder dan de sterren, en haar
schoenen waren van zuiver goud. In haar rechterhand hield zij de zon en de
maan, en zij streelde hen liefdevol. Op haar borst droeg zij een
ivoren plaat waarop in schakeringen van saffierblauw de afbeelding van een
man verscheen. En heel de schepping noemde dit meisje Vrouwe. Het meisje
begon te spreken tot de afbeelding op haar
borst:
"Ik was
met u in het begin, in de dageraad van alles wat heilig is, ik baarde u
uit mijn schoot voor het begin van de dag." En ik hoorde een stem die tot
mij zei: "Het meisje dat u ziet is Liefde; zij heeft haar verblijf in de
eeuwigheid."
Hildegard
geloofde, net als alle middeleeuwse hoofse minnaars, dat mannen en
vrouwen goddelijkheid konden bereiken door elkaar te beminnen, zodat
'de hele aarde gelijk één hof van liefde zal worden'. En deze liefde
moest totaal zijn, een volledige uitdrukking van de vereniging van
zowel lichaam als ziel, want, zo schreef
zij:
'De macht van de eeuwigheid zelf heeft de
lichamelijke vereniging geschapen en voorgeschreven dat twee mensen
lichamelijk één moeten worden.'
(Een
illustratie die door Hildegard von Bingen zelf zou zijn
vervaardigd)
Hildegard was een opmerkelijke vrouw die enorm
geleerd was, vooral op medisch gebied. Er is geen verklaring voor
haar hoge graad van ontwikkeling - zelf schreef zij hem toe aan haar
visioenen. Misschien was dit een verhulde verwijzing naar een
mysterieschool of overeenkomstige schatkamer van kennis. Veelzeggend
is dat veel van haar geschriften blijk geven van bekendheid met de
hermetische filosofie.
Deze bejubelde abdis beschreef ook gedetailleerd - en
nauwkeurig - het vrouwelijk orgasme, baarmoedercontracties enzovoort.
Het lijkt erop dat haar kennis hierover meer dan theoretisch was,
wat, naar men zegt, ongebruikelijk is voor een heilige. Welke de geheimen
van haar kennis uit de eerste hand ook waren, zij was van grote
invloed op Bernard van Clairvaux, beschermheer en inspiratiebron van
de tempeliers.
Die soldaat-monniken vormen wellicht een belangrijk
bezwaar tegen het idee van een constante ondergrondse traditie van een
ketterse liefdescultus. Ogenschijnlijk celibatair als zij waren
(hoewel er hardnekkige geruchten circuleerden van wijdverspreide
homoseksualiteit onder de tempeliers), lijkt het inderdaad
onwaarschijnlijk dat zij praktische exponenten waren van een filosofie die
de lof zong van de vrouwelijke seksualiteit. Er zijn echter duidelijke
aanwijzingen van een dergelijke connectie in de werken van een van
hun trouwste supporters - de grote Florentijnse dichter Dante
Alighieri (1265-1321). Men erkent reeds lang dat Dantes werken gnostische
en hermetische thema's
bevatten - zo omschreef een eeuw geleden Éliphas Lévi zijn Inferno
als 'johannitisch en gnostisch'.
De dichter werd rechtstreeks geïnspireerd door de
troubadours uit het zuiden van Frankrijk en was lid van een genootschap
van dichters die zichzelf de fidele d'amore - 'de trouwe volgelingen van
de liefde' - noemden. Lang beschouwd als een esthetische kring, hebben
geleerden recent ontdekt dat zij werden gedreven door geheimere en
esoterischer motieven.
De gerespecteerde academicus William Anderson
omschrijft in zijn studie ‘Dante the Maker’ de fidele d'amore als 'een hechte broederschap
gewijd aan het bereiken van harmonie tussen de seksuele en de
emotionele kant van hun natuur en hun intellectuele en mystieke
aspiraties'. Hij put uit het onderzoek van Franse en Italiaanse
wetenschappers die tot de slotsom kwamen dat 'de vrouwen die al deze dichters
vereerden geen vrouwen van vlees en bloed waren, maar in plaats daarvan
allen maskers waren van het ideale Vrouwelijke, de Sapientia of Heilige
Wijsheid' en 'dat de Vrouwe van deze dichters... een allegorie was van de
Goddelijke Wijsheid die zij ook zochten'.
Anderson ziet - samen met medewetenschapper Henry
Corbin - Dantes spirituele pad als het zoeken van verlichting door
seksuele mystiek, zoals ook de troubadours deden. Henry Corbin
zegt:
“De fidele d'amore, metgezellen van
Dante, beleden een geheime religie... de vereniging die het mogelijke
intellect van de menselijke ziel verenigt met de Actieve
Intelligentie... de Engel der Kennis, of Wijsheid-Sophia, wordt
gevisualiseerd en ervaren als een
liefdesvereniging.”
Opmerkelijker is evenwel het verband dat er bestond
tussen Dante en zijn medemystici en de tempelridders. Hij was een van hun
geestdriftigste supporters, zelfs na hun onderdrukking, toen het niet aan
te raden was een connectie met hen te hebben. In zijn Goddelijke komedie
brandmerkt hij Philips de Schone als 'de nieuwe Pilatus' om diens acties
tegen de ridders. Over Dante zelf denkt men dat hij lid was van een
tertiaire tempeliersorde die La Fede Santa werd genoemd. De connecties
zijn te suggestief om van de hand te worden gewezen - misschien was Dante
niet de uitzondering maar de regel van tempeliers die betrokken waren
bij een liefdescultus. Anderson zegt:
“Op het eerste gezicht lijken de tempeliers als een
celibataire militaire orde... een hoogstonwaarschijnlijk kanaal te zijn
voor thema's gewijd aan de lof van mooie vrouwen. Anderzijds hadden
veel tempeliers de cultuur van het Oosten ingezogen en het is best
mogelijk dat sommigen in contact waren geweest met
soefischolen..”.
Vervolgens vat hij de conclusies van Henry Corbin
samen:
Het verband tussen Sapientia [Wijsheid] en de
symboliek van de tempel van Salomo leidt samen met haar verbindingen met
de Grote Cirkel-pelgrimage tot de veronderstelling van een connectie
tussen de fidele d'amore en de tempelridders, zelfs zozeer dat ze kunnen
worden beschouwd als een lekenfraterniteit van de
orde.
Samen
met het revolutionaire bewijsmateriaal dat aan het licht is gebracht door
onderzoekers als Niven Sinclair, Charles Bywaters en Nicole Dawe, wekt dit
sterk de indruk dat althans de binnenorde van de ridders inderdaad deel
uitmaakte van een geheime traditie die het vrouwelijk principe
vereerde. Evenzo heeft de Priorij van Sion - die betwiste tak van de
tempeliers - altijd vrouwen tot leden gehad, en ook op de lijst van haar
grootmeesters staan vier vrouwen, wat bijzonder vreemd is omdat hun namen
voorkomen in de periode van de Middeleeuwen, een tijd waarin je een
allesoverheersend seksisme zou verwachten. Als grootmeesters zouden deze
vrouwen echte macht hebben uitgeoefend - en deze rol vereiste
ongetwijfeld bijzonder hoge normen van integriteit en het vermogen om
op velerlei terrein om te gaan met strijdige belangen en ego's. Al
lijkt het vreemd dat vrouwen aan het roer stonden van een dergelijke voor
machtig doorgaande organisatie in een tijd waarin zelfs vrouwelijke
geletterdheid geenszins algemeen was, in de context van een geheime
traditie van godinnenvereerders lijkt het al minder
vreemd.
Aan de basis van vele van de latere mysteriescholen
stonden de Rozenkruisers wier interesse in seksuele mystiek alleen al
blijkt uit hun naam, waarin het fallische kruis en de vrouwelijke
roos zijn verenigd.

Dit symbool van seksuele vereniging herinnert
aan het Oudegyptische lusvormige kruis (ankh), waarbij de staander de
fallus is en de amandelvormige lus de vulva. Rozenkruisers, met hun
mengeling van alchemistische en gnostische kennis, begrepen ten volle de
onderliggende principes, zoals de zeventiende-eeuwse
Rozenkruiser-alchemist Thomas Vaughan uitlegde:
'... het leven zelf is niets anders dan een vereniging van
het mannelijke en het vrouwelijke principe, en hij die dit geheim volkomen
kent weet... hoe hij een vrouw hoort te gebruiken...'
(Denk aan
de enorme roos aan de voet van het kruis in de Londense muurschildering
van Cocteau - die duidelijk een toespeling op de Rozenkruisers is.

En veelzeggend is dat het rozenkruissymbool
ook te vinden is op het tempeliersgraf van sir William St
Clair...)
Ook al bestaan er, zoals we reeds zagen,
aanwijzingen dat de tempeliers, de alchemisten en de Priorij van Sion
volgelingen waren van een liefdescultus, de mogelijkheid lijkt klein dat
de onwrikbaar mannelijke lijn van hermetische filosofen enige connectie
had met een vrouwelijke - of misschien zelfs feministische -
organisatie. Toch is ook hier hun oppervlakkige imago misleidend. Da Vinci
zelf wordt algemeen beschouwd als een homoseksuele vrouwenhater en het is
waar dat hij, voorzover we weten, weinig blijk gaf van openlijke liefde
voor vrouwen. Zijn moeder, de mysterieuze Caterina, schijnt hem als kind
aan zijn lot te hebben overgelaten, hoewel zij misschien lange tijd later
haar laatste jaren bij hem heeft gesleten - in elk geval had Da Vinci een
huishoudster die hij ironisch 'la Caterina' noemde en wier begrafenis door
hem werd betaald. Hij mag dan een homoseksueel zijn geweest, dat heeft
zijn verering voor het vrouwelijk principe nooit in de weg gestaan,
maar vaak juist bevorderd.
Homoseksuele iconen zijn van oudsher
sterke en kleurrijke vrouwen die een traumatisch leven hebben gehad - net
als Maria Magdalena en Isis zelf. Bovendien is bekend dat Da Vinci een erg
nauwe relatie onderhield met Isabelle d'Este, een ontwikkelde en
intelligente vrouw. Hoewel het de speculatie te ver zou voeren te
suggereren dat zij lid was van de Priorij of een andere ondergrondse
'feministische' beweging, kan dit op zijn minst inhouden dat Da Vinci
geletterdheid bij vrouwen waardeerde.
De Florentijnse hermeticus Pico della
Mirandola wijdde vele woorden aan het thema van de vrouwelijke macht. Zijn
boek La Strega (De heks) vertelt het verhaal van een Italiaanse cultus
gebaseerd op seksuele orgieën en geleid door een godin. Opmerkelijker
is nog dat hij deze godin vergeleek met de 'Moeder Gods'.
.
Zelfs de extreem masculiene Giordano Bruno
hield zich intens bezig met het vrouwelijke. Tijdens zijn verblijf in
Engeland in de jaren 1583-85 publiceerde hij diverse belangrijke
werken waarin hij de hermetische filosofie schetste die in elk
geschiedenisboek is aan te treffen. Gewoonlijk wordt er echter geen enkele
aandacht aan geschonken dat hij ook een bundel met hartstochtelijke
liefdespoëzie publiceerde onder de titel ‘De gli eroici
furori’ (Over de heroïsche razernij) die was opgedragen aan zijn
vriend en beschermheer sir Philip Dydney. Deze bundel was geen
loflied op een voorbijgaande bevlieging, of zelfs alleen maar een blik in
het tot dan toe onbekende geheime leven van een lichtzinnig minnaar.
Hoewel men erkent dat deze poëzie een dieper gehalte heeft, geloven de
meeste autoriteiten dat zij louter een allegorische expressie is van de
hermetische ervaring.
Maar de in dit werk uitgedrukte liefde was
geen allegorische liefde, maar letterlijke liefde.
De furori van de titel is, om Frances Yates
te citeren: 'Een ervaring die de ziel "goddelijk en heroïsch" maakt en kan
worden vergeleken met de trance van de razernij van de hartstochtelijke
liefde.' Met andere woorden, eens temeer zien we hier kennis van de
verandering bewerkende vermogens van seks. In deze gedichten
refereerde Bruno aan een veranderde staat van bewustzijn waarin de
hermeticus zijn potentiële goddelijkheid verwerkelijkt. Dit wordt
uitgedrukt als de extase van
totale vereniging met iemands andere helft. Zoals Dame Frances zegt:',..
Ik denk dat wat de religieuze ervaring van de ‘Eroici furori’
werkelijk beoogt de hermetische gnosis is; dat is de mystieke
liefdespoëzie van de wijze mens die goddelijk werd geschapen, met
goddelijke vermogens, en bezig is opnieuw goddelijk te worden, met
goddelijke vermogens.' Kijken we echter naar de traditie die Bruno
volgde, dan is duidelijk dat dergelijke sentimenten niet louter
metaforisch waren.
Deze nadruk op verlichting door seks maakte
geheel deel uit van de hermetische filosofie en praktijk. Het concept
van gewijde seksualiteit komt volkomen overeen met de woorden van
Hermes Trismegistus zelf in het Corpus
Hermeticum:
'Als je je lichaam haat, mijn
kind, kun je jezelf niet liefhebben.'
Hermetici als Marsilio Ficino
identificeerden vier typen van een veranderde staat waarin de ziel wordt
verenigd met het goddelijke. Elk ervan was verbonden met een
mythologische figuur:
*) poëtische inspiratie onder de Muzen,
*) religieuze passie onder Dionysus,
*) profetische trance onder Apollo en
*) alle vormen van vurige liefde onder
Venus.
Het laatste vormt in alle opzichten de
climax, want daardoor bereikt de ziel echt haar eenheid met het
goddelijke. .Opmerkelijk is dat historici de eerste drie van deze
veranderde staten altijd letterlijk hebben genomen, maar ervoor kozen
de laatste, de ritus van Venus, te duiden als louter een allegorie of als
een vorm van onpersoonlijke of spirituele liefde. Maar als dat het geval
is zouden de hermetici deze staat nauwelijks hebben ondergebracht
onder Venus! De kennelijke terughoudendheid van historici op dit punt komt
voort uit de wijdverbreide onbekendheid met de ondergrondse traditie.
Dit is opnieuw een voorbeeld dat denkbeelden die eens duister werden
geacht kristalhelder worden zodra rekening wordt gehouden met het idee van
gewijde seksualiteit.
De grote hermetische magiër Henry Cornelius
Agrippa (1486-1535) maakt heel duidelijk waar het om gaat. In zijn
klassieke werk De occulta philosophia schreef hij:
'Wat de vierde razernij betreft,
die afkomstig is van Venus, zij verandert de geest van de mens en zet deze
om tot een god door het vuur van de liefde, en maakt hem geheel aan God
gelijk, als het ware beeld van God.'
Let op het gebruik van de
alchemistische term ‘zet om’, die gewoonlijk wordt geacht te duiden op het
dwaze en onbeduidende bezig zijn met pogingen lood in goud om te
zetten. Hier wordt echter een heel ander soort kostbaar product
gezocht. Agrippa benadrukte ook dat seksuele vereniging 'vol magische
kwaliteiten' is.We moeten de plaats van Agrippa in deze ketterse traditie
niet onderschatten. Zijn verhandeling De nobiliitate et praecellentia
foeminei sexus (Over het edele en superieure karakter van de
vrouwelijke sekse), die in 1529 werd gepubliceerd maar was gebaseerd op
zijn proefschrift van twintig jaar eerder, is niet alleen een opmerkelijk
modern klinkende verdediging van de rechten van vrouwen, zij is veel meer dan dat. Aan dit
verbazingwekkende werk van Agrippa's hand werd om één, helaas voorspelbare
reden tot nog maar zeer kort geleden overwegend voorbijgegaan. Omdat het
pleitte voor seksuele gelijkheid - en zelfs voor de wijding van
vrouwen - werd het beschouwd als een satire! Het geeft een macaber beeld
van onze cultuur dat een dergelijk werk waarin zo vurig ten gunste van
vrouwen wordt gepleit, werd afgedaan als een grap. Het is echter duidelijk
dat Agrippa geen grappen maakte.
Hij voerde niet alleen een pleidooi voor wat
wij vrouwenrechten zouden noemen - voor de herdefinitie van de
politieke status van vrouwen - maar trachtte ook het principe achter een
dergelijke campagne duidelijk te maken. Zoals professor Barbara
Newman van de Northwest University in Pennsylvania (Verenigde Staten)
zegt in haar studie van dit traktaat:.
“... zelfs een welwillende lezer zou zich kunnen
afvragen of Agrippa opriep tot een Kerk die blind is voor geslachten en
mannen en vrouwen gelijke kansen biedt of tot een vorm van
vrouwenverering.”
Newman en
andere geleerden hebben Agrippa diverse inspiratiebronnen toegedicht,
waaronder de kabbala, de alchemie, de hermetiek, het neoplatonisme en de
troubadour-traditie. Ook wordt opnieuw het zoeken naar Sophia als een
belangrijke invloed aangehaald.
Het zou
een vergissing zijn te denken dat Agrippa louter pleitte voor respect voor
en gelijkheid van vrouwen. Hij ging veel verder. Het ging hem erom dat
vrouwen letterlijk moesten worden vereerd:
Niemand die niet volkomen blind is kan het ontgaan
dat God alle schoonheid die de hele wereld vermag voort te brengen heeft
bijeengebracht in de vrouw, zodat de hele schepping door haar wordt
verblind en haar liefheeft en vereert onder vele
namen.
(Het is
veelzeggend dat Agrippa, net als de alchemisten, geloofde dat
menstruatiebloed een bijzonder praktische en mystieke toepassing had. .Zij
geloofden dat het een uniek elixer of chemische stof bevatte en dat het
als je het innam met gebruikmaking van oude technieken, lichamelijke
verjonging zou garanderen en wijsheid zou schenken. Natuurlijk kon
niets verder afstaan van de opvatting van de
Kerk.)
Agrippa
was niet louter een theoreticus en evenmin een lafaard. Niet alleen
trouwde hij drie keer, maar ook wist hij het onmogelijke te bereiken door
een vrouw te verdedigen die van hekserij werd beschuldigd - en te winnen.
Natuurlijk
waren Vaughan, Bruno en Agrippa alle drie mannen en is het
verleidelijk te denken dat zij dit seksuele genot louter voor hun
eigen plezier ervoeren, ook al zou dat plezier geheel spiritueel zijn.
Maar al is het waar dat een vrouw die over dergelijke zaken durfde te
schrijven wegens hekserij zou zijn gearresteerd, het is ook waar dat de
ritus van Venus alleen werd geacht te 'werken' als beide partners
hetzelfde doel bereikten. Het idee was er een van tegendelen en gelijken
die samenwerken met het oog op hetzelfde doel en als partners
dezelfde verlichting ontvangen, net als het Chinese idee van het
geheel dat wordt gevormd door yin en yang.
Giordano
Bruno was niet iemand die zijn opvattingen voor zichzelf hield. In zijn
later gepubliceerde werken maakte hij nog uitdrukkelijker gebruik van
seksuele beelden - maar zelfs die zijn door historici terzijde
gelegd; zo zij al worden vermeld in standaardwerken, wordt er
gewoonlijk een allegorische uitleg aan gegeven. Niet alleen deze beelden
maar ook andere expliciete - en ermee samenhangende - verwijzingen in
zijn werken worden gewoonlijk verkeerd geïnterpreteerd. Toen Bruno de
anonieme vrouw voor wie hij zijn liefdespoëzie had geschreven een 'godin'
noemde, werd dit begrepen als een koosnaam. En toen hij later in een
toespraak waarin hij afscheid nam van Duitsland ronduit zei dat de godin
Minerva Sophia (wijsheid) was, werd ook dit allegorisch opgevat. Maar zijn
werkelijke woorden waren onloochenbaar die van een
‘godinnenvereerder’:
“Hier heb ik mijn vrouwe van jongs af liefgehad en
gezocht en naar haar verlangd en ben ik een minnaar van haar gedaante
geworden... en heb ik gebeden dat... zij tot mij zou worden gezonden om
bij mij te blijven en met mij te werken, opdat ik zou weten wat ik
miste...”
Fascinerender is echter dat hij in zijn opdracht van
de ‘Eroici furori’ deze liefdespoëzie vergelijkt met het
Hooglied. Opnieuw zien we onszelf geconfronteerd met de cultus van de
Zwarte Madonna en daarmee ook met die van Maria Magdalena. (Natuurlijk
wijdde de andere grote hermetische/Rozenkruiser-schrijver van die tijd,
William Shakespeare, zijn sonnetten aan een geheimzinnige ‘Donkere
Vrouwe’, wier identiteit generaties critici eindeloos stof voor discussie
heeft geleverd. Al kan het best mogelijk zijn dat zij een echte vrouw was
- of zelfs een man - het is ook waarschijnlijk dat zij de Zwarte Madonna,
de donkere godin, representeerde. Trouwens, de hermetici
symboliseerden een bepaalde staat van verandering - een specifiek soort
trance - als een vrouw met donkere huid.)
Bruno's
krachtige aanvallen op het christelijk geloof en de christelijke mores
bezorgden hem een afschuwelijke dood die diende als waarschuwing voor
andere toekomstige dappere zielen. Ook de wrede slachtingen waartoe de
heksenprocessen leidden, bevestigden, zoals we reeds zagen, hoe nodig het
voor 'ketters' was voorzichtigheid te betrachten (en laten we ons
herinneren dat, hoewel er al lang geen verbrandingen meer plaatsvonden, de
laatste maal dat er in het Verenigd Koninkrijk onder de Witchcraft
Act een vrouw werd vervolgd, nog in 1944 was). Transcendentale
geslachtelijke vereniging, als een specifiek geheim van de occulte
ondergrondse, bleef echter niet beperkt tot enkelingen en stierf
evenmin met hen uit.
Het levert
enige problemen op een rechtstreekse traditie van gewijde
seksualiteit in Europa te vinden vanwege de tegenstand van de Kerk
ertegen en de daaruit voortkomende noodzaak tot geheimhouding onder
de hoeders van deze kennis. In de zeventiende en achttiende eeuw lijkt
Duitsland evenwel het domein van deze traditie te zijn geworden,
hoewel hier tot voor kort weinig onderzoek naar is gedaan. Volgens
moderne Franse onderzoekers - zoals Denis Labouré - concentreerde de
praktijk van 'innerlijke alchemie' zich in Duitsland waar zij in diverse
occulte genootschappen werd beoefend. Ander recent onderzoek,
waaronder dat van dr. Stephen E. Flowers, heeft bevestigd dat het Duitse
occultisme van deze periode in wezen seksueel van karakter
was.
Een probleem voor onderzoekers op dit gebied is dat
aanwijzingen voor seksuele culten meestal van de Kerk afkomstig zijn
of althans van diegenen die in alles wat met seks te maken had, satanisme
zagen. Als dergelijke bewegingen onder vervolging lijden, worden hun
aantekeningen óf vernietigd óf gecensureerd en is alles wat rest de
versie van de gebeurtenissen zoals die wordt verteld door hun vijanden.
Dat overkwam de katharen en de tempeliers en bereikte natuurlijk een
verschrikkelijke climax in de heksenprocessen. Wij zien dit proces steeds
weer plaatsvinden wanneer ideeën over gewijde seksualiteit worden
geuit - zoals opnieuw gebeurde in Frankrijk in de negentiende eeuw.
In die tijd kwamen er diverse onderling verbonden bewegingen op die -
hoewel zij tot bloei kwamen binnen de katholieke kerk
in kringen van mensen die
zichzelf als goede katholieken beschouwden
(onder-streept door ons) - onder meer ideeën van gewijde seksualiteit en
van de verhevenheid van het vrouwelijke (gewoonlijk in de uiterlijke
vorm van de Maagd Maria) koesterden en waren verbonden met een schimmig
'johannitisch genootschap' - ditmaal specifiek geïnteresseerd in Johannes
de Doper.
-------------------------------------------------------------------------------------
Dan volgt nu hieronder een stuk wat zeer zeker een
inspiratiebron moet hebben gevormd voor Dan Brown, zeker als men in
aanmerking neemt dat wat er toen gebeurde aan de wieg zou staan voor vele
esoterische genootschappen waarvan er nog genoeg in deze tijd actief
zijn.
------------------------------------------
Het gaat
hier om een enorm complexe reeks gebeurtenissen die moeilijk valt te
ontrafelen, grotendeels omdat deze bewegingen, afgezien van hun
onorthodoxe religieuze ideeën en seksuele opvattingen die ertoe
leidden dat ze als immoreel werden gebrandmerkt, ook te maken hadden
met politieke zaken waar de autoriteiten vijandig tegenover stonden.
Daarom zijn bijna alle rapporten die wij over ze hebben afkomstig van hun
vijanden.
Hoewel de
politieke motieven van deze groepen buiten het bestek van dit
onderzoek vallen, waren deze voor de destijds betrokkenen uiterst
belangrijk. Laten we volstaan met te zeggen dat zij de aanspraken steunden
van een zekere Charles Guillaume Naundorff (1785-1845) die zich erop
beriep Lodewijk XVII te zijn (die werd geacht tijdens de Franse Revolutie
als kind samen met zijn vader te zijn vermoord).
Een van
deze groepen was de Kerk van Carmel, ook bekend als het ‘Oeuvre de la
Misericorde’ (Werk van Barmhartigheid), die in het begin van de jaren
veertig van de vorige eeuw werd gesticht door ene Eugène Vintras
(1807-1875). Als charismatisch en meeslepend prediker won Vintras de
crème de la crème van de hogere kringen voor zijn beweging, die
niettemin weldra het middelpunt werd van beschuldigingen van duivelse
praktijken. Zijn rituelen hadden zeker een bepaalde seksuele inhoud,
waarin (in de woorden van Ean Begg) 'de seksuele daad het belangrijkste
sacrament was'.
Om de
zaken voor de autoriteiten nog erger te maken steunden Vintras en Naundorf
elkaar. Dus raakte Vintras onontkoombaar verzeild in wat duidelijk een
showproces was. Beschuldigd van fraude - hoewel zelfs de beweerde
slachtoffers ontkenden dat er een misdrijf had plaatsgevonden - werd
hij in 1842 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Na
zijn vrijlating ging hij naar Londen en in die tijd schreef een van de
vroegere leden van zijn kerk - een priester met de naam Gozzoli - een
pamflet waarin hij werd beschuldigd van allerlei seksuele orgieën. Hoewel
dit grotendeels het product van een overspannen fantasie lijkt te
zijn geweest, is het mogelijk dat een deel ervan op feiten berustte.
Vervolgens werd de sekte in 1848 door de paus tot ketters verklaard en
werden al haar leden geëxcommuniceerd. Als gevolg daarvan werd zij
onafhankelijk en kon zij over zowel mannelijke als vrouwelijke priesters
beschikken - net als de katharen, al is het onduidelijk of de cultus van
Vintras hun hoge principes volgde.
Achter
Vintras en Naundorff stond een schimmige sekte die bekend was als de
'Redders van Lodewijk XVII' of als de Johannieten. Deze groepering kan
worden teruggevoerd tot de jaren zeventig van de achttiende eeuw en
schijnt iets te maken te hebben gehad met de burgerlijke onrust die
voorafging aan de Revolutie. Anders dan de 'maçonnieke' johannieten
waarover we al eerder spraken, kende zij geen twijfel over welke Johannes
zij vereerden - het was Johannes de Doper. Na de Revolutie gingen de
johannieten zich inzetten voor het herstel van de monarchie. Zij
waren grotendeels verantwoordelijk voor de promotie van Naundorff als
troonpretendent en stonden ook achter 'profetische' bewegingen als die van
Vintras. Ook een andere zogenaamde 'goeroe' van die tijd - Thomas
Martin die als een meteoor omhoog was geschoten van boer tot
raadgever van de koning - werd door de johannieten gesteund en
bovendien lijken zij op een of andere manier bepaalde visioenen van
de Heilige Maagd 'in scène gezet' te hebben - zoals dat van La Salette in
de uitlopers van de westelijke Alpen in 1846.

Het
is onmogelijk precies te zeggen wat er zich allemaal afspeelde maar
het is wel mogelijk de voornaamste draden te identificeren die bepaalde
kennelijk met elkaar samenhangende gebeurtenissen
verbonden.
Ten eerste was er de poging het katholicisme
van binnenuit te vernieuwen. Dit hield de vervanging in van het heersende
dogma - gebaseerd op het gezag van Petrus - door een mystiek en esoterisch
christendom, in het geloof dat er een tijdperk daagde waarin de Heilige
Geest overheersend zou zijn.
----------------------------
In principe dus een streven om terug te keren naar de
‘wortels’ van het christendom waar Petrus helemaal niet zo’n belangrijke
plaats zou hebben gehad als dat men hem later toe zou gaan kennen in de
tijd van de Romeinse keizer Constantijn.
--------------------------------------
Een kenmerk van dit tijdperk was de verheffing van
het vrouwelijke in de uiterlijke vorm van de Maagd Maria, maar dit zou
weldra een openlijker seksueel karakter krijgen en metterdaad vijandig
tegenover de Kerk komen te staan. Het visioen van La Salette - dat door de
Kerk werd veroordeeld - nam in dit plan een centrale plaats in. En op een
of andere manier speelde Johannes de Doper in deze ontwikkelingen een
cruciale rol.
-------------------------------
Wie meer wil weten over het belang van Johannes de Doper in
het Christusverhaal kan hierover lezen in de kroniek ‘Het
Jezus-testament’ en in de
toekomst in ‘Katharsis’
Wat betreft het visioen te le Salette kan men hier http://www.marypages.com/LaSaletteNL.htm daar meer over lezen

----------------------------------------------------------------------------------------
De beweging had ook te maken met de pogingen
Naundorff te laten erkennen als de rechtmatige koning van Frankrijk,
waarschijnlijk omdat hij, als deze pogingen zouden slagen, deze
nieuwe vorm van religie gunstig gezind zou zijn (hij had immers reeds zijn
steun verleend aan Vintras). Opmerkelijk is dat Melanie Calvet, het meisje
dat het visioen had in La Salette, zich openlijk had uitgesproken ten
gunste van Naundorff. En even opmerkelijk is dat de Kerk reageerde door
haar naar een klooster in Darlington, in het noordoosten van Engeland, te
sturen waar zij geen kwaad meer kon doen.
De gecombineerde krachten van Kerk en Staat
voorkwamen dat het grote plan van de beweging werd verwezenlijkt, en wat
er echt gebeurde ligt nu begraven onder een lawine van schandalen en
insinuaties. Maar het is ongetwijfeld veelzeggend dat de Kerk op deze
dreiging reageerde door in 1854 het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis
van Maria af te kondigen.
Het kwam goed uit dat dit
dogma door de Maagd Maria zelf werd bekrachtigd toen zij zo'n vier jaar
later (dan het visioen te la Salette) in Lourdes verscheen aan het
boerenmeisje Bernadette Soubirous,

hoewel deze haar visioen aanvankelijk
slechts beschreef als 'dat ding'.
Profeten als Martin en Vintras lijken eerder
door de johannieten te zijn 'gemanipuleerd' dan echt zelf tot de
sekte te behoren. Vintras' verbinding met de johannieten was zijn
mentor, een zekere Madame Bouche, die woonde op de Place St.-Sulpice in
Parijs, en door het leven ging onder de schitterend suggestieve naam
'Zuster Salome'. (Vintras' Kerk van Carmel opereerde nog in de jaren
veertig van onze eeuw in Parijs en het gerucht ging dat er in de
jaren zestig nog een groep in Londen bestond.)
Bij de Kerk van Carmel sloot zich een andere
groepering aan, die al sinds 1838 bestond. Dat waren de ‘Broeders van de
Christelijke Leer’, een beweging die was opgericht door de drie gebroeders
Baillard, alledrie priester. Zij stichtten twee gemeenschappen - ook zij
beschouwden zichzelf als katholieken (!!!) - in
kloosters die beide op een
berg waren gelegen: St.-Odile in de Elzas en Sion-Vaudémont in
Lotharingen. Beide kloosters waren belangrijk in hun gebied en het is een
mysterie hoe de gebroeders Baillard erin slaagden ze te verwerven.
Sion-Vaudémont was in de Oudheid een belangrijk heidens centrum dat was
gewijd aan de godin Rosamerta, en heeft - zoals aan de hand van de
naam ervan kan worden vermoed - een lange connectie met de Priorij van
Sion. In de veertiende eeuw werd er zelfs een historisch erkende
‘Ordre de Notre-Dame de Sion’ gesticht door Ferri de Vaudémont wiens
charter deze orde verbond met de abdij van de Berg Sion in Jeruzalem -
waaraan de Priorij beweert oorspronkelijk haar naam te hebben ontleend. De
zoon van Ferri trouwde met lolande de Bar, de grootmeester van de Priorij
tussen 1480 en 1483, die ook de dochter was van René d'Anjou, de vorige
grootmeester. lolande steunde Sion-Vaudémont als een belangrijk
pelgrimscentrum, vooral vanwege zijn Zwarte Madonna. Het beeld zelf werd
tijdens de Revolutie verwoest en vervangen door een middeleeuwse -niet
zwarte - Maagd, afkomstig uit de kerk van Vaudémont die is gewijd aan
Johannes de Doper.
Het lijkt dus veelbetekenend dat een van de
nieuwe kerken van de gebroeders Baillard in die plaats werd gevestigd. Zij
hadden ideeën die overeenkwamen met die van Vintras, met inbegrip van de
nadruk op het komende tijdperk van de Heilige Geest en op gewijde
seksualiteit, dus is het niet verrassend dat zij aan dezelfde bron
ontsproten. Hun beweging kreeg veel steun, waaronder die van het
Habsburgse huis. Maar ook zij werd in 1852 verboden. Na de dood van
Vintras in 1875 werd de beweging overgenomen door Abbé Joseph Boullan
(1824-1893) - een nog controversiëlere figuur. Eerder had hij in het
klooster te La Salette een jonge non verleid, Adèle Chevalier, en beiden
hadden in 1859 het ‘Genootschap voor het Herstel van Zielen’ opgericht.
Dit was absoluut gebaseerd op seksuele rituelen, met als alles omvattende
filosofie dat de mensheid verlossing zou vinden door seks mits deze
werd gebruikt als een sacrament. Hoewel dit op zichzelf beschouwd
zuiver en alchemistisch van karakter mag lijken, liet Boullan helaas ook
het dierenrijk delen in de vruchten van deze rite.
--------------------------------------------------
(Commentaar onzerzijds)
Wat dan nu volgt, en in de zin
hierboven al was begonnen, is
een duidelijke poging tot ‘zwartmaken’ die enkel maar zijn oorsprong kan
vinden bij de Rooms-Katholieke kerk die alles op alles zette om datgene
wat Abbé Joseph Boullan te verkondigen had af poogde te schilderen als
weerzinwekkend en zelfs ‘duivels’. Niets werd geschuwd om dit doel te
bereiken, in principe werden weer dezelfde middelen gehanteerd als die men
tijdens de heksenvervolgingen tegen onschuldige slachtoffers had
gebruikt.
---------------------------------------------------
Boullan en Adèle Chevalier zouden naar
verluidt in 1860 tijdens een zwarte mis hun jonge kind hebben geofferd.
Hoewel dit in heel de moderne literatuur als feit wordt gepresenteerd,
valt het onmogelijk terug te voeren op een betrouwbare bron. Als
bekend was dat Boullan een dergelijke misdaad had begaan, lijkt hij aan
vervolging te zijn ontkomen. Weliswaar werd hij in dat jaar van zijn
plichten als priester ontheven, maar dit werd na een paar maanden weer
teruggedraaid. In 1861 werden hij en Adèle gevangengezet wegens
fraude (misschien de gewone manier waarop de autoriteiten omgingen met
mensen die zij niet mochten maar niets in de schoenen konden schuiven). Na
zijn veroordeling werd Boullan opnieuw van zijn priesterlijke plichten
ontheven, maar ook ditmaal werd deze beslissing weer teruggedraaid.
Nadat hij uit de gevangenis was vrijgelaten, stelde hij zich vrijwillig
ter beschikking van het Heilig Officie (toen de officiële naam van de
inquisitie), dat niets op hem kon aanmerken en hem liet terugkeren naar
Parijs.
Terwijl Boullan in Rome verbleef, schreef
hij zijn leerstellingen op in een notitieboekje (bekend als het
‘cahier rose’, kennelijk naar de kleur van de kaft), dat na zijn
dood in 1893 werd gevonden door de schrijver J.K.
Huysmans.
De precieze bijzonderheden van de
inhoud zijn onbekend - hoewel het werd beschreven als een 'schokkend
document' - en het is nu opgeborgen in de bibliotheek van het Vaticaan.
Alle verzoeken om het te zien worden geweigerd. Er zit duidelijk meer
achter het verhaal van Boullan. Oppervlakkig bezien lijkt het weer een
verhaal te zijn over een club geperverteerden. Het heeft er echter alle
schijn van dat de Kerk Boullan tot op zekere hoogte beschermde. Zo
vaardigde zij een instructie uit dat hij niet mocht worden
aangevallen en zijn er aanwijzingen dat hij in het bezit was van een
of ander geheim dat hem beschermde. Het verhaal van Boullan past in
het klassieke patroon van de ‘agent provocateur’ die infiltreert in een
organisatie met de welbewuste bedoeling haar - uit naam van een heel
andere groep - in diskrediet te brengen. Dit zou een verklaring
bieden voor de opvallende discrepanties in zijn leven en in de officiële
houding jegens hem.
Na zijn terugkeer uit Rome sloot Boullan
zich aan bij de ‘Kerk van Carmel’ van Vintras en werd haar leider. Dit
leidde tot een scheuring: de leden van de cultus die hem aanvaardden,
vergezelden hem naar Lyon waar zij hun hoofdkwartier vestigden. Er volgden
‘woeste scènes van seksuele losbandigheid’ - die eens te meer opmerkelijk
in strijd lijken met de uitspraak van Boullan dat hij de reïncarnatie
van Johannes de Doper was.
Het is best mogelijk dat dit idee voor J.K.
Huysmans (een aanhanger van de Zwarte Madonna-cultus) de
inspiratiebron vormde voor althans de naam 'dr. Johannes', een figuur
waarvoor hij Boullan als voorbeeld gebruikte (deze naam was een van diens
pseudoniemen), in zijn roman over satanisme in Parijs, La-Bas (Daar
beneden Uit de Diepte) (1891). Het zou echter een vergissing zijn de voor
de hand liggende conclusie te trekken - dr. Johannes werd
afgeschilderd als een priester die magie beoefende om het satanisme tegen
te werken en die verkeerd werd beoordeeld door de Kerk, die
natuurlijk alle magie afwees als ‘van de duivel’.
Huysmans raakte bevriend met Boullan en
verbleef bij hem in Lyon terwijl hij onderzoek deed voor zijn roman.
Hoewel hij duidelijk heel veel afwist van magie, althans theoretisch,
bleef hij evenwel altijd een trouw zoon van de Kerk !
Là-Bas herinnert men zich
in deze tijd voornamelijk nog om de erin voorkomende
huiveringwekkende beschrijving van een zwarte mis, die aandoet als het verslag van een ooggetuige. De
echte schurken van het verhaal zijn echter de Rozenkruisers vanwege de
beruchte magische strijd tussen Boullan en leden van bepaalde
Rozenkruisersorden die in die tijd in Frankrijk floreerden. Misschien
lijkt het ongerijmd dat nota bene de Rozenkruisers zich zo vijandig
opstelden tegen Boullan en tegen alles waarvoor hij scheen te staan.
Natuurlijk kan het conflict louter een van die botsingen van karakters
zijn geweest die zo kenmerkend zijn voor dergelijke bewegingen - al is het
ook mogelijk dat bepaalde Rozenkruisers verontrust waren over
Boullans openhartigheid over hun geheimen.
--------------------------
(Commentaar onzerzijds)
Zoals tevens nu nog doorgaans
het geval is, wordt er binnen veel mysterietradities duidelijk de nadruk
gelegd op geheimhouding.
Vaak geschiedt dit om te
voorkomen dat leden van zo’n traditie schade zouden kunnen ondervinden in
hun persoonlijk leven als zekere rituele handelingen publieke bekendheid
zouden krijgen. Natuurlijk komt het echter evenwel voor dat men de nadruk
legt op geheimhouding enkel uit een soort van
‘interessantdoenerij’.
--------------------------
Frankrijk was het domein geworden van een
aantal occulte loges. Uit de melange van tempeliers-, vrijmetselaars-
en Rozenkruisersbewegingen die in het zuiden van Frankrijk was te
vinden, hadden zich diverse Rozenkruisersorden ontwikkeld. Hoewel het
hierbij strikt genomen niet om vrijmetselaarsorden ging, waren ze met
zekerheid verbonden met occulte vrijmetselaarssystemen als de ‘Herziene
Schotse Ritus’ en de ‘Egyptische Riten’.
Zowel de vrijmetselaars- als de
Rozenkruisersgroepen hingen de martinistische filosofie aan - de occulte
leringen van Louis Claude de Saint-Martin. In feite valt het belang
van het martinisme ook nu nog nauwelijks te onderschatten, want de
moderne vrijmetse-laars van de Herziene Schotse Ritus rekruteren hun leden
uitsluitend onder de martinisten.
De eerste van deze Rozenkruiserorganisaties
lijkt een afsplitsing te zijn geweest van een enigszins irreguliere
vrij metselaarsloge in Toulouse die bekend stond als La Sagesse
(Wijsheid of Sophia). Rond 1850 stichtte een van haar leden, de
Vicomte de Lapasse (1792-1867), een hooggeëerde doctor en alchemist, de
Ordre de la Rose-Croix, du Temple et du Graal (de Orde van het Rozenkruis, de
Tempel en de Graal). Een later hoofd van deze orde was Joséphin
Péladan (1859-1918), die ook uit Toulouse kwam en de, wat je zou kunnen
noemen, ‘peetvader’ werd van de Franse Rozenkruisersgenootschappen van die
tijd. Péladan was een belangrijk expert op occult gebied en was
geïnspireerd door de Franse schrijver Éliphas Lévi (werkelijke naam Alphonse Louis
Constant, 1810-1875). Hij ontwikkelde een magisch systeem dat wel is
beschreven als 'erotisch katholicisme plus magie' en zette de
populaire Salon de la Rose + Croix op. (Opmerkelijk is dat op een
poster waarop een van de bijeenkomsten van deze salon werd
aangekondigd Dante staat afgebeeld als Hugues de Payens, de eerste
grootmeester van de tempeliers, en Da Vinci als de bewaker van de graal.
Péladan geloofde dat de katholieke kerk een schatkamer was van kennis
die zijzelf was vergeten, en hij was vooral geïnteresseerd in het
Evangelie naar Johannes.
------------------------------------------------------
( Aanvulling onzerzijds)
Het evangelie volgens
Johannes, het vierde evangelie,
is het enige gnostische evangelie wat men in het Nieuwe Testament
zou plaatsen nadat men het concilie te Nicae (AD 325) had gehouden. De reden dat men dit
evangelie toch tot het credo besloot te gaan rekenen, ondanks de
gnostische inhoud, was omdat het erg veel details bevatte die waar
leken te maken wat het
beweerde te zijn, namelijk het verslag van een ooggetuige. Toch heeft men
inmiddels, dankzij gevonden brieven van eerdere kerkvaders (door oa Morton Smith, the lost gospel),
aan kunnen tonen dat het evangelie volgens Johannes wel zou worden aangepast en dat
men er zekere passages bewust uit zou laten. Voorts is er enige twijfel
terecht over het mogelijke auteurschap van Johannes. Want de schrijver
noemt zelf nergens zijn naam en beschrijft zich hooguit als degene die
Jezus lief had. Maar elders kan men tevens een naam vinden bij een persoon
die werd beschreven als degene die Jezus lief had en dat was niet Johannes
maar uitdrukkelijk Lazarus, de broer van Maria (de Magdaleense) en Martha.
Men besloot op later datum echter de schrijver van het
vierde evanglie als dezelfde te beschouwen als degene die tevens het boek
Openbaringen had geschreven. Mogelijk om lastige vragen over Jezus’ verhouding tot Lazarus (die hij
uit de dood herrees) en diens
zusters (waarvan Jezus er hoogstwaarschijnlijk met eentje was
getrouwd) te
voorkomen.
------------------------------------------------------
Ook was hij de moderne wetenschap voor omdat
hij de fidele d'amore zag als een esoterisch genootschap dat hij met name
in verband bracht met de zeventiende-eeuwse Rozenkruisers. Péladan ontmoette een andere
occultist, Stanislas de Guaïta (1861-1898), en in 1888 vormden beiden de
Ordre Kabbalistique de la Rose-Croix (Kabbalistische Orde van het
Rozenkruis).
Guaïta infiltreerde in Boullans Kerk van
Carmel en schreef samen met Oswald Wirth, een teleurgesteld lid van die
cultus, het boek ‘De tempel van Satan’, waarin de beweging aan de kaak
werd gesteld als duivels. Dit leidde tot de magische strijd waarin Boullan
en Guaïta elkaar ervan beschuldigden magische middelen te gebruiken
om de ander te vermoorden. Hoewel Boullan een natuurlijke dood lijkt te
zijn gestorven, leidde het conflict even onvermijdelijk tot twee
duels tussen mensen van vlees en bloed, het ene tussen Guaïta en Jules
Bois, een van Boullans volgelingen, en het andere tussen
laatstgenoemde en Gérard Encausse (beter bekend als Papus), een van
de Rozenkruisers. Beide duels eindigden onbeslist.
Deze episode is een geliefkoosd thema onder
schrijvers over het occulte, maar zij is nooit genoegzaam verklaard.
Waarom zouden Guaïta en de Parijse Rozen-kruisers een vendetta tegen
Boullan ondernemen? (Bedenk in deze context dat we alleen het woord van
Guaïta en Wirth hebben voor de corrupte daden die Boullan en zijn
volgelingen zouden hebben gepleegd.) Op het oog bestond er geen echte
connectie en waren er evenmin redenen tot twist tussen de occulte loges en
de in wezen religieuze orde van Boullan.
Een beetje meer graafwerk onthult echter de
ware reden: Guaïta en een tribunaal van Rozenkruisers hadden Boullan
aanvankelijk veroordeeld voor het 'ontheiligen' en onthullen van
'kabbalistische geheimen' - dat wil zeggen, de leringen die als het domein
van de Rozenkruisers werden beschouwd. (En die veroordeling vond plaats op
23 mei 1887, voordat Guaïta infiltreerde in Boullans groep.). Dit was de echte reden waarom
Boullan naar hun gevoel moest worden tegengehouden.
Andere commentators lijken de consequenties
hiervan niet te hebben opgemerkt, namelijk dat als de rituelen van
Boullan werden geacht te behoren tot de Rozenkruisers, ook dezen
seksuele rituelen moeten hebben uitgevoerd!
In
hun ogen maakte Boullan de fout deze rituelen openbaar te maken.
Het Parijs van de late negentiende eeuw was
het domein van vele vormen van wetenschappelijk occultisme en filosofie -
waarin zich misschien de ‘fin de siècle’-zoektocht weerspiegelde naar een
diepere zin van het leven. Het trok allerlei denkers en kunstenaars aan,
zoals Oscar Wilde, Debussy en W.B. Yeats. (Zoals altijd was de ware
Europese Unie eerder een soort van
occulte broederschap.) De salons waren vol beroemde
persoonlijkheden die even gretig magische formules oppakten als
roddelverhalen aanhoorden. Onder hen waren Marcel Proust, Maurice
Maeterlinck en de operazangeres Emma Calvé (1858-1942). De beroemde
schoonheid hield uiteindelijk haar eigen soirees voor iedereen die iets
interessants had mee te delen - bij voorkeur een belangrijk occult geheim.
Tot deze kringen behoor den onder anderen Joséphin Péladan, Papus en Jules
Bois (een van de vele minnaars van Emma Calvé).
Van degenen die in deze kringen een hoofdrol
speelden, waren velen afkomstig uit de Languedoc, onder wie Emma Calvé
zelf.
Zij was niet onbekend met mystiek: een
familielid van haar, Melanie Calvet, had het beroemde visioen in La
Salette gehad. En opmerkelijk genoeg was Adèle Chevalier, de non die door
Boullan was verleid en zijn partner werd, een van Melanies vriendinnen.
Emma Calvé zou ook een belangrijke rol
spelen in het verwarrende verhaal van Abbé Saunière, de pastoor van het
dorp Rennes-le-Chateau in de Languedoc, dat we later zullen
bespreken. (elders in de kronieken is hier meer over
te vinden)
Opmerkelijk is dat zij in 1894 het chateau
van Cabrières (Aveyron) kocht, vlak bij haar geboorteplaats Millau,
waarover werd gezegd dat daar in de zeventiende eeuw het lang gezochte
Boek van Abraham de Jood verborgen was, dat door Flamel was gebruikt om
het Grote Werk te volbrengen. In haar autobiografie vermeldt Calvé
dat het chateau 'het toevluchtsoord was van een bepaalde groep
tempelridders', maar jammer genoeg gaat zij daar niet verder op in.
---------------------------------------------------------------------------------------------
(Aanvulling
onzerzijds)

Daar dit niet verder in dit hoofdstuk ter
sprake komt lijkt het ons zinnig zelf dan één en ander aan te vullen over
deze uiterst belangrijke dame ten tijde van de welig tierende occulte
genootschapjes van de 19e
eeuw. Emma Calvé scheen zeer
te zijn geïnteresseerd in occulte zaken en maakte dan ook deel uit van
diverse séances waar zij veel van haar minnaars vandaan wist te halen. Zij
stond bekend als een vrouw
met opmerkelijke vrije opvattingen over zedelijk gedrag in die tijd
en nadat zij meerdere malen in het zuid Franse dorp Rennes-le-Chateau zou
zijn geweest, op bezoek bij die priester die plotseling zo vermogend
was deed dan ook al snel het
gerucht de ronde dat zij en de priester minnaars
waren.

Ons inziens is dit helemaal niet zo ondenkbaar,
daar we toch reeds vast hadden mogen stellen dat niet iedere Rooms-Katholieke
priester het celibaat met de persoonlijke religieuze overtuigingen kon
verenigen wat dan niet specifiek inhield dat zo’n persoon daarbij
specifiek afstand deed van de Rooms-Katholicisme als
geloofsrichting.
In ieder geval schetst één en ander wel een
redelijk goed beeld in hoeverre het Rooms-katholieke geloof verweven was
geraakt met zekere occulte stromingen aan het einde van de negentiende
eeuw in Frankrijk. Dit alles in een krampachtige poging zekere
godsdienstige hervormingen voor elkaar te krijgen waarin de gnosis en het
‘Vrouwelijk Principe’ weer de
plaats terug zouden krijgen die ze bij de eerste-eeuwse christenen ooit
moeten hebben gehad.
---------------------------------------------------------------------------------------------------
Vervolg
In de Languedoc waren bepaalde andere belangrijke occulte
groepen ontstaan en deze verbonden zich met de
Rozenkruisersgenootschappen. Deze werden beïnvloed door de vrijmetselarij
van de Strikte Tempeliersobservantie van baron von Hund, hoewel de
veelgesmade figuur graaf Cagliostro (1743-1795) de grootste invloed op hen
had.
Deze figuur, die een natuurlijke hang naar publiciteit had en
die in brede kring als een charlatan werd beschouwd, was een echte zoeker
naar occulte kennis. Geboren als Giuseppe Balsamo kreeg hij van zijn
peetmoeder de titel van graaf Alessandro Cagliostro. Hij maakte kennis met
het occulte toen hij op 23-jarige leeftijd een bezoek bracht aan Malta,
waar hij de grootmeester van de Maltezer ridders ontmoette - een alchemist
en Rozenkruiser. Cagliostro zelf raakte ge heel in de ban van het occulte
en werd alchemist en vrijmetselaar, waarbij hij sterk werd beïnvloed door
de Strikte Tempeliersobservantie van Von Hund. Zijn kennismaking met de
vrijmetselarij volgde in Gerrard Street in het Londense Soho, waar hij in
april 1777 werd ingewijd in een loge van de Strikte Tempe-liersobervantie.
Hij reisde heel Europa door, maar bracht het grootste deel van zijn tijd
door in Duitsland, waar hij vooral op zoek ging naar de verloren kennis
van de tempeliers. Ook maakte hij naam als
genezer.
Na van de paus in 1789 toestemming te hebben verkregen Rome
te bezoeken, werd hij bij aankomst aldaar prompt overgeleverd aan de
inquisitie op beschuldiging van ketterij en politieke samenzwering -
op bevel van de paus - en tot levenslang veroordeeld. In 1795 stierf
hij in de kerkers van de vesting San Leo. Cagliostro vestigde het systeem
van 'Egyptische' vrijmetselarij (de moederloge werd in 1782 in Lyon
opgericht) dat zowel mannelijke als vrouwelijke loges omvatte, waarvan de
laatste werden geleid door zijn vrouw Serafina. Eliphas Lévi omschreef dit
als een poging 'de mysterieuze verering van Isis weer tot leven te
wekken'.
De vrucht
van Cagliostro's onderzoek naar de occulte genootschappen van Europa
was een grote verzameling kennis die bekend is als het Arcana Arcanorum
(Geheim der Geheimen) ofwel AA. Hij ontleende deze term aan de
oorspronkelijke Rozenkruisersbeweging van de zeventiende eeuw, maar
zijn verzameling bestond uit beschrijvingen van magische praktijken waarin
de nadruk vooral viel op 'innerlijke alchemie'. Zoals we reeds zagen, gaat
het hierbij in wezen om seksuele technieken die verwant zijn aan het
tantrisme - hoewel Cagliostro ze in Duitsland onder Rozenkruisersgroepen
had geleerd!
Onder
Cagliostro's gezag werd in 1788 in Venetië de Ritus der Mitzraïm
(Hebreeuws voor 'Egyptenaren') gecreëerd. Rond 1810 brachten de drie
gebroeders Bédarride dit systeem naar Frankrijk, waar het werd opgenomen
in de Herziene Schotse Ritus van de vrijmetselarij.
De Ritus
der Mitzraïm was de directe voorloper van de Ritus van Memphis - die,
zoals we reeds zagen, werd gesticht door Jacques Étienne Marconis de Nègre
en waarmee de Priorij van Sion zichzelf heeft
verbonden.
Deze
Jacques Etienne Marconis De
Nègre was overigens weer familie van de laatste adel die te
Rennes-le-Chateau zou hebben gewoond, voordat abbé Saunière daar priester
zou worden. Saunière zou vooral veel interesse gaan tonen in het graf van
een vrouwelijk familielid van genoemde persoon.

(Beide systemen sloten zich in 1899
aaneen tot de Ritus van Memphis-Mitzraïm onder het grootmeesterschap
van Papus, die tot zijn dood in 1918 de leiding hield.) De Ritus van
Memphis was ook nauw verbonden met een geheim genootschap dat zich de
Philadelphiërs noemde en dat in 1780 was opgericht door de markies de
Chef-debien.
En hierin komt dan weer het
geval ‘Saunière’ ter sprake, want de broer van de
priester van Rennes-le-Chateau, Alfred die eveneens priester was, was een
eprsoonlijke secretaris binnen deze familie en zou er alter van
beschuldigd worden zekere geheimen te hebben verraden na inzage in
bepaalde geheime documenten. Deze Alfred Saunière was overigens ook de
contactpersoon van pater Louis de Coma.
Dit genootschap was eveneens een loot van de
Strikte Tempeliersobservantie van Von Hund, hoewel het vooral werd gevormd
om geheime kennis te vergaren- Marconis de Nègre benadrukte de nauwe
banden met de Philadelphiërs en noemde een van de graden van zijn
beweging 'de Philadelphen'. Geen van beide riten - noch die van Memphis
noch die der Mitzraïm - was op zichzelf bijzonder invloedrijk, maar samen,
als Memphis-Mitzraïm, vormden zij een macht om rekening mee te houden en
hun invloed verspreidde zich als een vloedgolf door de occulte
ondergrondse bewegingen van Europa. Onder hun leden bevonden zich
obscure beroemdheden als Aleister Crowley (!!) en
mystieke als Rudolf Steiner. En ook was er Karl Kellner, die later samen
met Theodor Reuss de ‘Orde van de Tempeliers van de Oriënt’ zou oprichten,
beter bekend als de OTO.
(Waarmee we ons langzamerhand
in kringen beginnen te begeven die later ook een zekere invloed uit zouden
oefenen in de beginjaren van
de Wicca.)
In deze organisatie ging het - en
gaat het - uitdrukkelijk om seksuele magie. En hoewel men algemeen meent
dat zij de verwesterlijking van het tantrisme vertegenwoordigt, was
zij ook in zeer grote mate het logische uitvloeisel van geheimen die
in de orde van Memphis-Mitzraïm werden geleerd - geheimen die zelf dan
weer waren ontleend aan de kennis die Cagliostro had verkregen bij de
alchemistische Rozenkruisersgroepen in Duitsland en bij de loges van de
Strikte Tempeliersobservantie.
Aleister Crowley verliet Memphis-Mitzraïm om
zich bij de OTO te voegen en werd vervolgens haar grootmeester, en
een tweede invloedrijke figuur die van eerstgenoemde organisatie
overstapte naar de OTO was Rudolf Steiner. Hij is vooral befaamd om
zijn 'zuivere' vorm van mystiek - de antroposofie - en bagatelliseerde
welbewust zijn banden met de OTO. Dat deed hij met zoveel succes dat velen
van zijn vurigste moderne volgelingen daar niets van weten. Toen hij
stierf werd hij evenwel begraven in zijn OTO-regalia.
Veelzeggend is dat Theodor Reuss schreef dat
de seksuele magie van de OTO 'de SLEUTEL tot alle maconnieke en
hermetische geheimen' was.79 Ook zei hij ronduit dat seksuele magie
het geheim van de tempelridders was. Een andere loot van de
Memphis/Mitzraïm-beweging kreeg tegen het einde van de negentiende eeuw
vorm in Engeland. Dat was de Hermetische Orde van de Gouden Dageraad. Zij
telde onder haar leden Bram Stoker, de theaterdirecteur die beroemd is
geworden als auteur van Dracula, Meister Crowley, de Ierse dichter,
patriot en mysticus W.B. Yeats, en de vriendelijke Constance Wilde, de
vrouw van de gedoemde Oscar. In 1888 opgericht door Macgregor Mathers en
W. Wynn Westcott was zij rechtstreeks terug te voeren op het Gouden en
Rozenkruis, de orde van de Strikte Tempeliersobservantie uit Duitsland
waarover we in het vorige hoofdstuk spraken, net als vele van haar
graadaanduidingen en rituelen. De Gouden Dageraad maakte ook gebruik van
aan Memphis/Mitz-raïm ontleende riten. Uiteindelijk heeft de orde haar
geboorterecht echter te danken aan baron von Hund, want zowel de Duitse
als de Franse invloed is terug te voeren op hem en zijn
tempeliersriten.
De Orde van de Gouden Dageraad is in de
Engelssprekende wereld veel beter bekend dan die andere, exotischer
Europese groepen. Zij heeft de naam uiterst integer te zijn en doet
op het eerste gezicht denken aan een gezelschap van esoterici die er dol
op waren zich uit te dossen in prachtige gewaden en bezweringsformules uit
te spreken, maar in feite weinig meer waren dan gelegenheidsoccultisten
met hoge idealen. Onder Franse occulte wetenschappers heeft de Gouden
Dageraad echter een slechtere reputatie; toen de orde in 1891 haar Parijse
afdeling opende, accepteerde zij velen van de dubieuze figuren over wie we
hiervoor spraken, onder wie ook de ogenschijnlijk alomtegenwoordige Jules
Bois.
In feite had zelfs de Engelse Orde van de
Gouden Dageraad een weinig bekend, dieper aspect. Zij bestond eigenlijk
uit twee afzonderlijke orden: enerzijds had zij een welbekend, respectabel
publiek gezicht, maar anderzijds bestond er nog een orde binnen de orde
die de Roos van Robijn en het Kruis van Goud heette en waarin men alleen
op uitnodiging werd ingewijd. Het lijkt erop dat de buitenorde fungeerde
als rekruteringsbron voor de binnenste, geheime kring die onder haar
praktijken ook seksuele riten telde.
In elk geval bewaakte de Orde van de Gouden
Dageraad haar innerlijke geheimen goed. Jarenlang konden zelfs
schrijvers als Katan Shu'al die zelf deel uitmaakten van de occulte
wereld, alleen maar speculeren over seksuele riten in die orde. Het lijkt
er echter wel op dat zij voorkwamen, hoewel het bewijs ervoor schaars is.
Waarschijnlijk waren er al vanaf de stichting van de orde seksuele
elementen aanwezig. De Orde van de Gouden Dageraad kwam namelijk voort uit
een ander genootschap, de Societas Rosicruciana in Anglia, tot welks
oprichters ene Hargrave Jennings (1817-1890) behoorde, en diens
geschriften waren even openhartig over het onderwerp van seksuele
magie als die van een Victoriaanse gentleman maar konden zijn. In
zijn omvangrijke werk The Rosicrudans: Their Rites and Mysteries (1870)
'gaf Jennings, in de woorden van schrijver Peter Tompkins, 'zo duidelijk
als maar kon aan dat deze riten en mysteriën een fundamenteel
seksueel karakter droegen'. . Zo voegt Jennings, na te hebben
gesproken over de seksuele symboliek van de onderling verbonden
driehoeken die het zegel van Salomo (of de ster van David) vormen,
daar nadrukkelijk aan toe:
... De piramide geeft het met het
vrouwelijke corresponderende vermogen tot opzwellen of oprijzen aan -
niet in onderworpenheid maar als reactie op een prikkel en
gesynchroniseerd in de anatomische clitoris... dat zonderlinge
nietige object dat alles betekent in de
Rozenkruisersanatomie.
Op 18 juli 1921 schreef Moina Mathers - een
van de oprichtsters van de Orde van de Gouden Dageraad (en zuster van de
filosoof Henri Bergsson) - aan Paul Foster Case, die mentor was van de New
Yorkse afdeling van de orde, na te hebben vernomen dat hij seksuele
rituelen onderwees:
Ik betreur het dat in dit stadium al iets
van het seksuele vraagstuk in de tempel wordt geïntroduceerd, want wij
zijn nog maar net begonnen de seksuele zaken rechtstreeks te behandelen,
en dan nog alleen in de hogere graden...
Toen vervolgens de occulte schrijfster en
het Gouden Dageraad-lid Dion Fortune (echte naam Violet Firth) artikelen
over seks begon te schrijven, wilde Moina haar laten royeren omdat zij de
geheimen van de orde had verraden. Maar uiteindelijk moest zij
erkennen dat Dion Fortune er onmogelijk van op de hoogte had kunnen zijn,
omdat zij de noodzakelijke graden nog niet had bereikt. .Commentators als
Mary K. Greer accepteren tegenwoordig dat er aanwijzingen zijn die
het idee ondersteunen dat de Orde van de Gouden Dageraad inderdaad
seksuele magie beoefende, die zij duidelijk beschouwde als te effectief en
te waardevol om te verspillen aan haar nieuwste leden en laagste
graden.
Aanwijzingen over de innerlijke geheimen van
de Gouden Dageraad zijn ook te vinden in de beschrijving van een
gezamenlijk visioen dat Florence Farr en Elaine Simpson, twee
aanhangsters van dat systeem, in de jaren negentig van de vorige eeuw
hadden. Eerstgenoemde, een beroemde Londense toneelspeelster, was ook
befaamd om haar affaires met een aantal mannen, onder wie George Bernard
Shaw en broeder-occultist W.B. Yeats. Florence en haar magische
collega Elaine ondernamen samen een astrale reis - een soort
tweelingavontuur op innerlijk niveau of een gedeelde hallucinatie. Dit
verschijnsel is een maar al te gebruikelijk onderdeel van de magische
training en maakt gewoonlijk deel uit van het kabbalistische 'pad werken',
een soort mentale projectie of associatie van beelden die in het klassieke
kader van de 'Levensboom' wordt geplaatst. Florence en Elaine namen zich
voor een bezoek te brengen aan de 'sfeer van Venus' in hun
gemeenschappelijk geestesoog. De climax van hun astrale reis had de vorm
van een ontmoeting met een opvallend vrouwelijk archetype dat
glimlachend zei:
Ik ben de machtige moeder Isis; het machtigst van
heel de wereld. Ik ben zij die niet vecht, maar altijd overwint. Ik ben de
Slapende Schoonheid die men altijd heeft gezocht. De wegen die naar
mijn kasteel leiden zijn vol gevaren en illusies. Zij die mij niet vinden,
slapen; of j agen misschien altijd achter het fata morgana aan dat allen
die die illusoire invloed ondergaan op een dwaalspoor brengt. Ik ben ten
hemel gevaren en trek rrlensen tot mij. Ik ben het verlangen van de
wereld, maar weinigen daar vinden mij. Wanneer mijn geheim wordt
verteld, is het het geheim van de heilige graal... Ik heb de wereld mijn
hart geschonken, dat is mijn kracht. Liefde is de moeder van de Mens-God
die het beste van haar leven geeft om de mensheid te redden van de
ondergang en de weg naar het eeuwige leven te tonen. Liefde is de
moeder van de Christus-Geest, en deze Christus is de hoogste liefde.
Christus is het hart van de liefde, het hart van de grote moeder Isis, de
Isis van de natuur. Hij is de uitdrukking van haar macht. Zij is de
heilige graal en Hij is het levensbloed van de Geest dat te vinden is in
de beker.
Deze
woorden gingen vergezeld van levendige beelden van een beker met
daarin een robijnkleurig vocht en van een kruis met drie armen. Op
het eerste gezicht lijkt dit misschien een nogal 'New Age'-achtig
allegaartje, waarin Jezus en de Egyptische godin Isis alleen maar worden
verbonden met het idee van de heilige graal omdat het zo geheimzinnig en
mystiek klinkt. Er vallen hier echter, zoals wijlen de expert op occult
gebied Francis X. King schreef, twee belangrijke punten op: 'Het eerste is
de vereenzelviging van de Heilige Maagd, "de moeder van de Mens-God", met
Venus, de godin van de liefde - dat wil zeggen, de seksuele liefde,
eros en niet agape. Het tweede is de vereenzelviging van de graal... met
Venus, het archetypische yoni of vrouwelijke
voortplantingsorgaan.'
Moderne
lezers zouden het visioen van deze vrouwen cynisch kunnen
interpreteren als een soort wensvervulling, een gemeenschappelijke
seksuele fantasie -vooral wanneer rekening wordt gehouden met Florence
Farrs kleurrijke reputatie als de Britse tegenhangster van Emma
Calvé. Men dacht echter dat het visioen een geheim onthulde dat in
overeenstemming was met de filosofie van de Gouden Dageraad, en zeker
Francis X. King gaf uitdrukking aan zijn onzekerheid over de vraag
waar de vrouwen deze beelden wel vandaan konden hebben, aangezien het
genootschap niet werd geacht enig soort seksueel ritueel te
praktiseren. Dit visioen wekt echter sterk de indruk dat het dat wel
deed, hoewel, opnieuw, de desbetreffende riten alleen bestemd leken
te zijn voor leden van de hoogste graden, de kring van
ingewijden.
Het is
veelzeggend dat het visioen Isis verbindt met de graal en met
seksualiteit, wat alchemisten, gnostici of troubadours niet vreemd zouden
hebben gevonden. Dat de graal - hier gezien als de traditionele beker
of kelk - een vrouwelijk symbool is, valt voor onze post-freudiaanse
wereld gemakkelijk te begrijpen, maar voor mensen van toen was het nog
altijd een openbaring. Hier is echter Isis de graal die het rode vocht,
het bloed bevat...
Interessant genoeg speelt het thema van de Slapende
Schoonheid, dat in de beschrijving van het visioen van de vrouwen
wordt genoemd, ook een grote rol in Ie serpent rouge, de sleuteltekst van
de Priorij van Sion. De zoektocht naar de Slapende Schoonheid is een
motief dat steeds weer terugkeert en dat verweven is met dat van de
zoektocht naar de koningin van een verdwenen koninkrijk. Zoals we
reeds zagen, blijkt uit dat document ook een intense interesse in Maria
Magdalena en Isis die erin kenmerkend genoeg tot één figuur zijn
gecombineerd.
Omdat de
zoektocht naar een koningin alchemistische beeldspraak is, moet het ons
niet verbazen dat we als object ervan genoemde belichamingen van
seksualiteit - Maria Magdalena en Isis - aantreffen. Hoewel vreemd
genoeg zelfs tegenwoordig de rol van de seksualiteit in ketterse en
occulte bewegingen nog nauwelijks wordt ingezien of erkend, valt het
belang van die rol nauwelijks te overschatten. Seks is nooit een
neventhema of louter een zaak van persoonlijke zwakheid geweest, maar
heeft altijd een hoofdrol gespeeld in de meeste invloedrijke
ondergrondse organisaties.
De
traditie die ons het meest interesseert en die achter dit onderzoek staat
kan zelfs niet bestaan zonder het idee van gewijde seksualiteit. Zoals we
reeds zagen, lijkt die traditie te worden gekenmerkt door twee
hoofdlijnen - die van eerbied voor Maria Magdalena en die van eerbied
voor Johannes de Doper. In dit stadium van ons onderzoek zagen we de
mogelijkheid onder ogen dat Maria
Magdalena gewoon een symbolische figuur was die het idee van
gewijde seksualiteit representeerde en dat het beeld dat men van haar
had in geen enkel verband stond met een werkelijke historische
figuur. In elk geval is de connectie tussen Maria Magdalena en seks niet
moeilijk te begrijpen en lijkt zij volkomen
natuurlijk.
Dit is
natuurlijk niet zo wanneer we naar de Johannes de Doper-lijn en het idee
van gewijde seksualiteit kijken. Het bijbelverhaal en de christelijke
traditie hebben een dwingend en blijvend beeld gecreëerd van een man
die een asceet tot in het extreme was - een soort John Knox-figuur - met
een onwrikbare moraal en resoluut celibatair. Hoe ter wereld kon
uitgerekend hij belangrijk zijn geweest voor een cultus gebaseerd op
seksuele praktijken? Oppervlakkig bezien leek er nooit een dergelijke
connectie te hebben bestaan - ofte hebben kunnen bestaan - maar toch wees
ons onderzoek steeds weer uit dat generatie na generatie occultisten
althans geloofde dat zij wel bestond. En, zoals we hebben gezien in het
geval van de Gouden Dageraad, eerste indrukken 'zelfs van occulte groepen'
kunnen bijzonder misleidend zijn. Hun ware bestaansreden kan verrassende
consequenties hebben.
Florence
Farr en haar collega's in de Gouden Dageraad behoorden tot een brede kring
van internationale occultisten waarvan ook Péladan en Emma Calvé deel
uitmaakten. De genootschappen waartoe zij behoorden waren uiterst
invloedrijk, en het was dat netwerk van genootschappen dat het kader
vormde voor een van Frankrijks beroemdste mysteries, een mysterie waarbij
de Prorij van Sion nauw is betrokken.
Het brandpunt van alle Dossiers secrets en van al het ermee
samenhangende materiaal dat afkomstig is van de Priorij van Sion is
het mysterie van Rennes-le-Chateau. Zo wordt in Ie serpent rouge
herhaaldelijk gezinspeeld op plaatsen in en rond dat dorp. Wij konden er
moeilijk aan ontkomen onze aandacht op Rennes-le-Chateau te richten en dus
bevonden we ons opnieuw in de Languedoc - de bakermat van
ketterij.
============================================================
Einde Hoofdstuk 7
van het Geheime boek
der Grootmeesters van Lynn Picknett en Clive
Prince.
We doen met onze bespreking van enkel dit ene hoofdstuk dit
bijzonder informatieve boek natuurlijk geen recht en kunnen de lezer
daarom enkel maar adviseren het zelf ook eens helemaal te gaan lezen. Want
er staat nog veel meer interessants in wat in bovengenoemd hoofdstuk
helemaal niet aan de orde is geweest maar wat toch gerust als eye-opener
mag worden beschouwd.
ISBN10: 9043907545 |
ISBN13: 9789043907545 ( Bol.com )
==============================================================
=============================================================
In ieder geval heeft men dan nu een idee uit welk
gedeelte van het Geheime Boek
der Grootmeesters Dan Brown voor het grootste deel de stof van zijn verhaal uit de Da
Vinci code vandaan zou halen.
Wat er in de Da Vinci code wordt omschreven blijkt
dus helemaal niet zo vergezocht te zijn als zekere critici het ons het
liefste zouden doen geloven. We hopen met de door ons bij elkaar gesprokkelde
informatie toch wat meer
inzicht in één en ander te hebben kunnen geven.
Vooral in het door ons geciteerde hoofdstuk hierboven
zijn vele occulte stromingen nader toegelicht en zoals men heeft kunnen
vaststellen zouden velen van deze stromingen in Frankrijk ontstaan en in
het bijzonder in het ‘ketterse’
zuiden, de Languedoc.
Deze stromingen
zouden de bron vormen van diverse mysterie-tradities die later zouden
ontstaan, waarvan de sinds de wisseling van het millennium bijzonder
populaire Wicca-traditie er
één zou zijn.
Het lijkt ons nu
aardig om hier eens wat nader op in te gaan om uit te vinden waar de bron
van deze traditie zich mogelijk bevindt.

Laten wij
hiervoor dan weer even terugkeren naar de in bovenstaand stuk reeds
genoemde occultist Aleister Crowley. Over wie eveneens iets terug is te
vinden in de kroniek ‘Het Juweel in de Lotus’
De in de
Languedoc sterk vertegenwoordigde vormen van occulte
Vrijmetselarij ( beïnvloed door de Rozenkruisers dus) zijn de eerder
hierboven genoemde loges die zich de 'Ritus van Memphis' en
de 'Ritus van Mizraïm' noemen, en deze twee loges
zouden zich uiteindelijk gaan verenigen.
Maar nadat de illustere magiër
Aleister Crowley deel uit ging maken van hun gelederen kregen zij steeds
meer bekendheid over de grens en zo kwamen hun ‘neo-paganistische’
overtuigingen met ‘judeo-christelijke’ invloeden uiteindelijk weer in
Engeland terecht.
In dat land had dat een hernieuwde opleving van
esoterische culten tot gevolg wat onder andere resulteerde in de oprichting van de Golden
Dawn.
Maar ook de stichter van Wicca zou er mee in
aanraking gaan komen.

Want Gerald Gardner had eveneens oorspronkelijk grote
interesse in een vorm van ‘esoterisch christendom’, en hij zou in het
Engelse Christchurch reeds in
aanraking zijn gekomen met een zekere groep van Engelse Rozenkruisers,
de Societas Rosicruciana in Anglia.
Doordat Gardner grote bewondering had voor de 'magus'
Crowley probeerde hij eerst als het ware in diens voetsporen te
treden, hij blies zelfs tijdelijk de Ordre Templis Orientis
(O.T.O.) weer nieuw leven in.
Natuurlijk met de toestemming van Crowley
hiervoor.
Crowley zelf was echter nooit zo'n fan geweest van
een prominente rol van vrouwen binnen het occultisme en had dan ook
eigenlijk maar weinig begrip voor Gardners verdere bezigheden en
interesses. Wat dat aangaand mag men concluderen dat bij Crowley eigenlijk reeds de
verloochening van het oorspronkelijke gedachtegoed der zuid Franse occulte
Vrijmetselaarsloges begon, waarin men de vrouwen juist een belangrijker
plaats had toegekend. Want anders dan gebruikelijk waren deze ‘Occitaanse’ Vrijmetselaarsloges
juist gemengd!!
Misschien was Crowley's houding aangaande
de rol van vrouwen tevens
wel één van de redenen waarom Gardner de O.T.O. periode snel achter
zich zou laten en zou besluiten een geheel nieuwe, eigen, religie te
scheppen waarin hij zijn ideeën gestalte kon geven. Dit is de
beweging die hij Wicca zou gaan
noemen.
Nadat
dit idee steeds meer een vaste gestalte had gekregen, en hij zich
op de uitwerking ervan was gaan richten, greep Gardner terug naar alle
bruikbare spreuken en handelingen die hij zoal om zich heen waar had
genomen binnen occulte stromingen.
Natuurlijk maakte hij gebruik van Aleister Crowley en diens O.T.O.
waaruit hij zekere rituele handelingen kon overnemen die hem wel wat
leken. En die dus eigenlijk
binnen de occulte Vrijmetselarij in Frankrijk waren ontstaan!
Zekere 'gedragsregels' die hun bron van
herkomst in Frankrijk hadden boeiden hem eveneens zeer. Al is het ons niet bekend of
hij daadwerkelijk af heeft geweten van geheime occulte vrijmetselaars
loges zoals de 'Ritus van Memphis-Mizraïm' en
dergelijke.
Wat daarentegen dan wel weer opvalt zijn die zinnen,
gedragsregels, die men
tegenwoordig kent als de ‘Wiccan Rede’.
Doe wat gij wilt….
`Doe wat je wilt, zolang het niemand
schaadt'.
Dat zou eigenlijk
wel de ethische
code genoemd kunnen worden waarnaar de meeste wicca's
behoren te
leven.
De vroegste variant
van die Rede is echter niet in Engeland terug te
vinden maar in het
Frankrijk van de zestiende eeuw. In 1535 schreef
namelijk een Franse priester
- die zowel Franciscaan als Benedictijn was
geweest - een
gedurfde analyse over het kloosterleven. Hij creëerde in
zijn roman
Gargantua een utopische abdij, Thelema, waarin mannen en
vrouwen de Hemel
uitdaagden door samen te leven onder het motto:
'Doe
zoals je
wilt'.
Daarmee had
Francois Rabelais (1494-1553) - want over deze
priester-schrijver
hebben we het nu - de aanzet gegeven voor een
lange traditie van
verzet tegen een opgelegde, georganiseerde,
religie, die in die
hoedanigheid eeuwenlang slachtoffers had gemaakt
in
West Europa.
Want wie niet tot
deze zelf uitgeroepen 'goeden' behoorde, moest wel
des duivels zijn.
Onder dit motto
hadden vertegenwoordigers van deze
denkwijze, ketters
en verraders van de goede zaak – let wel, hun
goede
zaak – meedogenloos
vervolgd.
François Rabelais
geloofde, misschien wat naïef, in de intrinsieke
goedheid van de
mens. De leuze van de abdij van Thelema kwam voor in
de
volgende passage van dat boek
Gargantua:
"Doe zoals gij wilt, want mensen die vrij zijn, van goede
afkomst,
goed opgevoed en in
ontwikkeld gezelschap verkeren, beschikken over
een natuurlijk
instinct dat hen aanspoort tot deugdzaamheid en
hen
behoedt voor de
ondeugd. Dit instinct noemen ze hun
eer."
Daarmee ligt
Rabelais min of meer aan de basis van de huidige
ethische code van
de Wicca,. Alhoewel hij niet
de directe
inspiratiebron van
Gerald Gardner , die oprichter van de Wicca,
was.
In Gardners laatste
boek Witchcraft Today uit 1959 vermeldt hij voor
het eerst iets wat
op die Wiccan Rede lijkt:
"Doe zoals je wil. zolang het niemand
schaadt."
Volgens Gardner
zelf was dat de leuze van de "goede koning Pausol", een
verwijzing naar de
roman van wederom een Franse schrijver Pierre Louys
(1870-1925): `les Aventures Du Roi
Pausole' uit 1901. In die roman is
er
sprake van de zogenaamde 'Code de Tryphéme' die stelt:
"Val
je
buren niet lastig"
en "als dit
duidelijk is, doe dan wat je leuk
vindt".
Het komt bij
moderne Wicca’s nogal eens voor dat zij denken dat de hele Wicca traditie
van
puur Engelse
makelij zou zijn met hooguit enkele Duitse invloeden.
In ieder geval is
er wel één specifieke Engelsman die grote invloed op de
’vader van Wicca’,
Gerald Gardner, zou hebben gehad. En dat is dan weer de zojuist genoemde
Aleister Crowley (1875-1947].
Gardner lijkt de
basis van die Wiccan Rede bij Aleister Crowley hebben
gehaald,
die in Liber AL vel
Legis (1904) schreef:
"Doe wat je wilt,
zal de
hele wet
behelzen."
Hoewel Gardner
Crowley en zijn werk kende, lijkt het velen toch
aannemelijker dat
hij zich in eerste instantie inspireerde op de hierboven genoemde Fransman
Louys.
Daarnaast is het
dan ook weer aardig om te weten dat Crowley
eveneens zeer door Franse
occulte groeperingen zou zijn beïnvloed (binnen de
Vrijmetselarij
daar), Crowley was zelfs degene die op een gegeven moment de
naam
‘Thelema' opnieuw doen
herleven!!
Afgezien van het
gegeven dat de hierboven beschreven Pierre Louys zelf mogelijk
geïnspireerd zou kunnen zijn
geweest door de reeds eerder hierboven genoemde priester Rabelais
is
het tevens
waarschijnlijk dat hij er hoogte van had gekregen dat deze spreuk
was
gaan herleven in de
vorm van:
"Aime et faites ce que tu veux" (
"Heb
lief en doe wat gij wilt")
Want
in de achttiende eeuw zou een
variant
hiervan namelijk het motto worden van een bibliothecaris uit het
zuid
Franse
Carcassonne, die net een neo-Kathaarse stroming had
opgericht
met
zeer gnostische kenmerken, ene Jules
Doinel.

Doinel
wist altijd enigszins op de achtergrond te blijven, deze archivaris
die eerst in Loiret zou werken, daarna in Orléans om uiteindelijk in het zuid Franse Carcassonne te
belanden waar hij vrijwel zeker abbé Boudet moet hebben getroffen, een
belangrijke collega van de priester van Rennes-le-Chateau die in de
‘zusterstad’ hiervan woonde, namelijk het enkele kilometers verderop
gelegen Rennes-les-Bains.
Vooral de gnostiek en de hermetische symboliek hadden
Doinels interesse en hij zou dan ook, na de Schotse Vrijmetselaars te
hebben verlaten, de oprichter worden van een neo-kathaarse, gnostische
sekte die, volgens zeggen (zekere critici), het midden hield tussen
spiritualiteit en puur ‘Satanisme’. Dit deed hij in het jaar 1889.
Deze sekte zou de naam Valentinus II hebben gedragen,
wat eerder een uiterst gnostische insteek doet vermoeden dan een
Satanische als men de woorden van de gnosticus met de naam Valentinus (I?)
in ogenschouw neemt.
Laten we hiervoor de Egyptenaar Valentinus
eens even aan het woord komen, wat hij de mensheid te zeggen had lijkt
goed aan te sluiten bij wat we verder naar boven reeds hebben
behandeld:
“Wie in de wereld is, maar niet van deze wereld,
moet een vrouw liefhebben om samen de eenwording te kunnen beleven; anders
handelt hij geestelijk niet juist en kan hij niet tot de Waarheid
komen.Maar een man van deze wereld ,die met een vrouw gemeenschap heeft,
zal op die manier de Waarheid niet ontdekken, omdat zijn geslachtsleven
uit louter begeerlijkheid bestaat.”
Maar dan nu terug naar de figuur die zijn
beweging naar deze
gnosticus zou vernoemen,
Jules Doinel. Er was namelijk
één zinnetje wat deze man uit
zou gaan spreken in die tijd wat later een echo zou gaan vinden in andere
mysterie-culten die zouden verschijnen, en dat is het eerder
genoemde:
”Aime et fais ce que tu veux.” (Heb lief en doe
wat ge wilt)
De overeenkomst met de latere Wiccan Rede moet dan
toch wel op gaan vallen.
De definitieve vorm waarin die Wiccan Rede echter verscheen werd geschreven
door Gardners hogepriesteres Doreen Valiente, die tijdens een speech
op 3 oktober 1964, op een
heksendiner georganiseerd door het tijdschrift Pentagram, de Wiccan Rede
uitsprak:
"Eight words the Wiccan Rede
fulfil, An' it harm none, do wbat ye
will."
Vertaald klinkt dat dan zo: "Met acht woorden is de
heksenraad gebaat, doe wat gij wilt, zolang het niemand
schaadt."
Pas in de loop van de jaren ''70 werd de Rede
langzaamaan geïntroduceerd in Wiccakringen, en in de jaren `80 verscheen
ze in verschillende publicaties over moderne hekserij.
Men zegt dat
die Wiccan Rede uitnodigt om zelf die verantwoordelijkheid voor de daden
die men verricht ten volle te dragen. Men is dus vrij om te doen wat men
wil, maar men moet er rekening mee houden niemand te schaden.
Critici
vinden die Rede vaag en te veralgemenend want wat is precies ‘schade
berokkenen’, en kun je zomaar je zin doen? Ethische codes hebben echter
meestal de neiging vaag te zijn en voor interpretatie vatbaar. Het 'Gij zult niet doden' uit de 10
Geboden, lijkt duidelijk, maar is eigenlijk ook wel vaag te noemen.
Als men de tien geboden, die Mozes op de ‘Berg van God’ van
Deze zou hebben ontvangen, goed doorneemt dan merkt men gelijk op dat deze
geboden tevens voor een deel cultureel bepaald
zijn.
Laten we eens hiernaar gaan
kijken.
1) Gij zult geen andere goden
voor mijn aangezicht hebben.
2) Gij
zult geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de
hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder
de aarde is.
3) Gij zult u voor die
niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig
God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het
derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, en die
barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn
geboden onderhouden.
4) Gij zult de naam van de Here,
uw God, niet ijdel gebruiken, want de Here zal niet onschuldig houden wie
zijn naam ijdel gebruikt.
5) Eer uw
vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de
Here, uw God, u geven zal.
6) Gij
zult niet doodslaan.
7) Gij zult
niet echtbreken.
8) Gij zult niet
stelen.
9) Gij zult geen valse
getuigenis spreken tegen uw naaste.
10) Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet
begeren uw naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd,
noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste
is.
Als men bovenstaande regels doorneemt dan valt
meteen op dat de eerste vier regels het instandhouden van de religie zelf
betreft, een vorm van protectionisme van de geloofsstroming dus die
eigenlijk helemaal niet bovenaan zouden behoren te
staan.
Maar zoals we aan het begin van deze kroniek met onze beschrijving van de
geschiedenis van Mozes al duidelijk maakten diende hij zich tevens zorgen te maken over het
leiderschap.
Om dan nu weer terug te komen op die ‘geboden’ van de
Wicca, namelijk de Wiccan Rede, die veronderstelt dus een voortdurend
soort van zelfonderzoek.
Oftewel een kritische houding die elke Wicca aan zou moeten nemen
ten opzichte van het pad dat hij of zij wil bewandelen.. Eigenlijk is
dit een zeer gnostische
insteek.
"Doe.wat je
wilt..."
Doen impliceert dat er risico's aan verbonden zijn
en dat het fout kan lopen…. maar dat er ten minste iets ondernomen wordt.
Doen wat zijn of haar Wil is. Het individu is vrij
zijn of haar eigen doelen actief na te streven, en niet die van anderen.
Maar, daar men nu eenmaal deel uitmaakt van een wereld waarin ook anderen
leven zit er wel een clausule aan vast.
"Zolang het niemand
schaadt".
Deze zinsnede is niets anders dan een variante op
de oeroude gulden regel, een universeel gebod dat in nagenoeg alle
religies voorkomt.
De Brahmaanse hindoes zeiden drieduizend jaar geleden
al dat je "niemand mag aandoen, wat - als het jou werd aangedaan - schade
zou berokkenen." (Mahahharata)
De gulden regel komt eveneens in het Nieuwe Testament
verschillende keren voor,
onder meer in Mattheus 7:12 waar hij zo klinkt:
"Alle dan. die gij wilt, dat
u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo."
Aldus
resumerend over de bronnen van de (wiccan) Rede kunnen we enkel maar
vaststellen dat niet iedere aanpassing/verandering per definitie een
verbetering behoeft te zijn. Want in dat ene zinnetje van die
bibliothecaris uit Carcassonne begon het `gebod' met:" Heb lief", oftewel
"Aime".
En als men liefheeft, dan heeft men het over het algemeen niet voor degene die men liefheeft
schade te berokkenen. Dus eigenlijk behoort iedere aanvulling dan
overbodig te zijn.
Het stemt dan toch eigenlijk wel weer tot nadenken waarom de
'uitvinders' van de `Wiccan Rede' een verandering en aanvulling van het
oorspronkelijke zinnetje als zinvol achtten. Dat zegt toch wel iets over
het onbegrip dat men dan heeft voor de draagkracht van dat ene
`gebod':
`Heb lief'.
Of is dat soms naïef van
ons?
(bronnen van de bovenstaande verhandeling:
‘Rennes-le-Chateau’ v Gérard de Sède; ‘Sacred
Feminine and the treasure of Rennes-le-Chateau’ v. Jean Markale;
‘Rennes-le-Chateau, la colline envoûtée’ v. J.Robin; ‘The Templar
revelations’ v. Picknett and Prince; ‘the Rosicrucian
Enlightenment’ v. Frances Yates; ‘Eko,Eko’ v. Jan de Zutter , ‘The Jezus
scroll’ v. Donovan Joyce,
‘Langs het pad van Mozes’ v. Graham Phillips, ‘Het Heilige Bloed en
de Heilige Graal’ v. Baigent, Leigh en Lincoln, ‘Het Spiegelbeeld van God’
v. J. Pamijer en natuurlijk de ‘Da Vinci code’ van Dan
Brown.
Fin
