17/
De dood in de tuin
‘ zijn
kruis dragende ging hij verder naar een plaats die de ‘schedelplaats’ heette, die in het Hebreeuws
Golgotha werd genoemd.’
(Matheus
27:33)
Verkeerd!!!!
Alle vier de evangeliën
stellen dat Jezus te Golgotha werd gekruisigd en zij interpreteren deze
Hebreeuwse naam als ‘plaats van de schedel’ of iets dergelijks. Zij doen het voorkomen alsof dit een plaats van openbare
executies zou zijn geweest, wat het niet was!
Door deze fout---of
misinterpretatie-----beelden de meeste Christenen zich een kale en
geteisterde rots in, bezaaid met beenderen van doden en een plaats die
door mensen, dieren en zelfs vogels werd vermeden. Haal u enkel maar een
grafische voorstelling van de kruisiging van welke artiest dan ook voor de
geest en Golgotha is altijd geportretteerd in de vorm van een schedel,
scherp afgetekend door zijn last van drie kruisen welks silhouetten zich
aftekenen tegen een sombere
hemel.
Wil men nu een echt
beeld van Golgotha krijgen, wat door iemand wordt beschreven die er die
dag bij was, lees dan Johannes 19:41-42 eens:
“En er
was ter plaatse, waar hij gekruisigd was, een nieuw hof en in dien hof een
nieuw graf waarin nog nooit iemand was bijgezet; daar dan legden zij Jezus
neder wegens de Voorbereiding der Joden, omdat het graf dichtbij
was..”
De openbare
executieplaats werd een hof genoemd? Dat Golgotha dan niet de plek
was waar publieke executies plaatsvonden is dan zo te laten zien, net als
het feit dat deze naam helemaal niets te maken had met ‘schedel’ wat in
het Hebreeuws
‘Gulgoleth’
is.
Daar het graf , of de
tombe, eigendom was van Jozef van Arimatea moet de tuin waarin dit stond
dat ook zijn geweest. En dit is dan één feit wat voor de absolute
zekerheid zorgt dat het geen plaats voor openbare executies kan hebben
betroffen….want die werden altijd op openbare plaatsen
gehouden. Als men
daarover een
tegenovergestelde mening op na wil houden dan maakt men onzin van wat rede
behoort te zijn. En daar komt nog bij, iemand die zich ook maar een
beetje bewust is van de Joodse afschuw voor dode lichamen zou er zelfs
geen seconde aan willen verspillen om de mogelijkheid in overweging te
nemen dat de tombe van Jozef zich in of nabij de publieke lanceerplaats
bevond voor al diegenen die naar de eeuwigheid werden afgevuurd. Zo’n plaats zou voor een Jood een
banvloek zijn, het is net zo waarschijnlijk dat hij zijn God zou
vervloeken als dat hij zijn toekomstige graf zou bouwen tussen de botten van die stumpers wiens lot het was geweest te
worden gekruisigd en hierdoor vervloekt waren in Gods
aangezicht.
( Traditioneel wordt tegenwoordig de plaats waar
de Heilig Grafkerk staat in Jeruzalem als de plaats beschouwd waar Jezus
zou zijn gekruisigd. Hoe deze traditie echter zou ontstaan is minder
bekend. Het geval wil namelijk dat de moeder van de keizer onder wie het
christendom legaal zou worden, Constantijn, altijd een Christin was
geweest. De van oorsprong Britse Helena zou, nadat het Christendom de
staatsreligie was geworden, een bezoek gaan brengen aan Jeruzalem op zoek
naar de plaats waar het Christusverhaal zich moest hebben afgespeeld.
Omdat zij er ook van uitging dat Golgotha zoveel als ’Schedelplaats’
betekende ging zij op zoek naar een plek die eruit zag als een schedel. Zo
zou zij uiteindelijk een plaats vinden die daaraan leek te voldoen, er was
iets van een graftombe en het leek wel wat op een schedel volgens haar. In
de overtuiging dat zij erin was geslaagd de plaats te hebben gevonden waar
jezus zou zijn gekruisigd en begraven liet zij daar de eerste Heilig
Grafkerk neerzetten. Intussen is toch al wel bij genoeg Christenen bekend
dat dit helemaal niet de plek
behoeft te zijn geweest waar de kruisiging plaatsvond maar de traditie is
wel zo gebleven. )
Toch was het deze plaats
waar Jezus volgens Pilatus terecht moest worden gesteld, in een privé hof
waar de eigenaar, op het juiste moment, het publiek vandaan kon sturen……en
misschien was het hun überhaupt niet toegestaan er te zijn en waren ze
gedwongen de gebeurtenis vanaf een afstand gade te slaan.
Dat deze tuin dezelfde
man toebehoorde die een geheime discipel van Jezus was, en die later aan
Pilatus om toestemming zou vragen het lichaam van Jezus naar beneden te
halen, kan niets van de achterdocht wegnemen dat hier iets heel
ongebruikelijks aan de gang was.
En toen Jozef
uiteindelijk zijn verzoek voor Jezus’ lichaam indiende omschreef hij dat
met het Griekse woord ‘soma’
wat eigenlijk een levend lichaam betekent
terwijl-----waarschijnlijk vanwege de wachtende en meeluisterende Romeinse
soldaten-----Pilatus juist het Griekse woord ‘ptoma’ gebruikte wat een ‘lijk’ betekent.
Dat mag dan misschien
slechts een klein detail zijn maar het doemt op als men het naast de
rest van al dat merkwaardige,
verdachte, bewijs neerlegt. Jozef van Arimatea was een invloedrijk
personage en hij kon duidelijk de aandacht van Pilatus opeisen.
Alhoewel het te ver gaat
om er zeker van te zijn dat hij de man achter het omkoopverhaal is zou dit
heel goed wel zo kunnen zijn geweest.. Tijdens al deze gebeurtenissen was
zijn relatie met de Romeinse stadhouder schijnbaar dusdanig dat het
relatief eenvoudig voor hem moet zijn geweest om voor te stellen dat een
verandering van executieplek
politiek verstandig
zou zijn in verband met de executie van een kandidaat voor de
Hasmoneese troon. Als zo’n
executie uitgevoerd zou worden op de plaats die daar doorgaans voor werd
gebruikt zouden er wel weer eens nieuwe rellen uit kunnen breken en met al
die Zeloten die nog in de stad waren, wat zou er dan wel niet allemaal
kunnen gebeuren?
Dat het zou lukken
overeenstemming te bereiken met Pilatus----op wat voor wijze dan
ook----wordt aangegeven door de plek die werd gekozen. Dat er nog twee andere
Zeloten op hetzelfde moment gekruisigd werden kan te maken hebben gehad
met dat de schijn moest worden opgehouden dat het om een publieke executie
ging, terwijl het eigenlijk een zeer besloten executie betrof. Want Tiberius Caesar had niet
enkel een lange arm maar zijn oor was ook extreem gevoelig voor
geluiden die van verre
kwamen.
Deze veronderstelling
moet toch wel heel erg dicht bij de waarheid komen, want het is anders
toch echt wel te toevallig dat er na het besluit van Pilatus om de
publieke executieplaats te verruilen voor een plaats op privé-bezit er
toevallig wordt gekozen voor een hofje dat in het bezit is van het enige
lid van het Sanhedrin waarvan men weet dat die in het geheim een discipel
van Jezus was. Men moet Jozef om toestemming hiervoor hebben verzocht, als
het al niet door hemzelf werd
aangeboden. De kans is groot dat Pilatus en hij hiervoor op zijn minst
elkaar moeten hebben ontmoet voordat de beslissing werd
genomen.
In Jezus’ tijd had het
woord ‘tuin’ (in het
Hebreeuws ‘gen’ ) een specifieke betekenis en
het diende aan zekere vastgestelde voorwaarden te voldoen voordat men het
die naam gaf, niet zomaar elk lapje grond met wat onkruid---of zelfs met
bloemetjes bezaaid-------kwam hiervoor in aanmerking. Voordat een plaats
met zekerheid een ‘tuin’ kon
worden genoemd moest het aan twee essentiële voorwaarden voldoen; het
moest omheind zijn door een soort van muur en het moest enige vorm van
irrigatie hebben----natuurlijk of kunstmatig-----die over het land
vloeide.
Het ‘Hof van Gethsemané’
moet een perfect voorbeeld hiervan zijn geweest als we ervan uitgaan dat
het een ommuring had, want het is wel zeker dat in die dagen de
beek de Kidron erlangs liep.
Het Gethsemané wat men tegenwoordig kan zien is
te ver de hellingen van de Olijfberg op om hier ooit voor in aanmerking te
zijn gekomen, en daarnaast is het slechts één van de twee
‘authentieke’ Hoven van Gethsemané
die een eeuw geleden bestonden.
Zo idioot als dat mag
klinken, in die dagen hielden de twee grote rivalen binnen het orthodoxe
Christendom-----De Rooms-katholieke en Grieks orthodoxe kerk----ieder hun
eigen afgescheiden ‘ware’ plaats en men kan zich voorstellen
hoe de overgrootvaders van de huidige sjacherende gidsen de toeristen de
plaatsen aanwezen met schrille plechtige verklaringen zoals: Moge God mij
dood laten neervallen als ik ook maar één leugen vertel….’
Het is echter
onwaarschijnlijk, wat God er dan ook eventueel aan heeft gedaan, dat zelfs maar één van die beide plaatsen
authentiek was.
Stel dat we nu eens wat
beter gaan kijken naar die tamelijk vreemde naam ‘Gethsemané’ Boeken die zulke dingen behandelen
zullen u vertellen dat dit een samengesteld Hebreeuws woord is wat ‘de
olijfoliepers’ betekent, door
de optelsom van ‘gth’, ‘gath’ of ‘geth’ wat ‘drukpers’
betekent----en dit klopt-----en
‘semané’ wat
‘olijfolie’ betekent.
En dit klopt niet! Want dit
laatste wordt op de juiste wijze weergegeven als ‘shemen zayith’
omdat de vrucht of bes die de olie produceert ‘zeth shemen’ heet oftewel ‘de olie olijf’
Terwijl dit in klank
dicht genoeg in de buurt komt van
‘gethsemané’ om verder vervolg van de zaak overbodig te
maken is dit toch veel te lichtvaardig opgevat vanwege het verschil tussen de twee woorden
‘shemen’ en
‘semané’, want de eerste verwijst specifiek naar olie die uit olijven wordt
verkregen. We zullen nu eens gaan ontdekken wat ‘semané’ betekent.
Olijven worden eerst tot
een smurrie vertrapt en gestampt
om er de beste eerste vloed aan olie aan te onttrekken, dan wordt
het ingepakt in geweven doeken die daarna in een vat werden gelegd en
onder grote druk werden gezet door middel van een grote hefboom die een
zware steen bediende. Op deze wijze werd de laatste druppel olie eraan
onttrokken.
Dit waren natuurlijk de
groene olijven, de zwarte zijn geen andere variëteit maar louter overrijpe groenen en
praktisch nutteloos voor de
olieproductie.
Nu was er echter nog een
ander soort olie die veelvuldig in Judea werd gebruikt-----de aromatische
olie van opvallende planten, heesters en bloemen----doe volgens geheel
andere methodes werden verkregen. Het ruwe materiaal werd tot een pulp
samengeperst door een
zware wielachtige steen of
schijf of ‘gol’ die naar voren en achteren werd bewogen in een stenen
goot. Als de massa dan voldoende was vermalen werd er gekookt water aan
toegevoegd zodat de olie naar boven kwam drijven. Dit werd er dan vanaf
geschept en in grote aardewerken kruiken of vaten gedaan.
Een van de geurtjes die
op deze wijze werd verkregen was het zoetgeurende Witte Jasmijn wat in het
Hebreeuws enkel zo wordt genoemd,
‘jessamine’. Er
is geen uitgebreide studie voor nodig om te zien dat dit laatste woord,
wanneer men het splitst in de lettergrepen ‘jes-same-in-e’, erg
dicht in de buurt komt van ‘geth-sem-an-e’ . Wat uiteindelijk door
op zijn minst één andere taal nog werd gefilterd voordat het in onze
spelling en uitspraak terecht zou komen. Om redenen die zo nader zullen
worden verklaard is het verschil van klinkers niet van belang. Het is
interessant om op te merken dat in het Arabisch---waarvan de overeenkomst
met het Hebreeuws reeds is
vermeld-----‘Gethsemané’
‘el jes-man-i-yeh’ wordt genoemd, wat afdoende bewijs levert dat
datgene wat wij de ‘de hof van Gethsemané’ noemen ooit bekend moet hebben gestaan
als de ‘Jasmijn tuin’. Omdat
de hof bestemd was om er ‘jasminum officinalis’, oftewel
Witte Jasmijn, te kweken en
er de geurende olie aan te onttrekken.
Dit alles mag dan voor
sommigen lijken op zich druk maken om niets, het tegenovergestelde is het
geval want het is in deze methode om jasmijnolie te verkrijgen dat we de
meer algemeen gebruikte naam van de tuin zullen ontdekken, die best wel
verbazingwekkend is.
Er werd eerder reeds
opgemerkt dat de naam van de
wielachtige stenen schijf die op en neer rolde om de planten te
verpulveren ‘gol’
was. Dit
zelfstandige naamwoord wordt
afgeleid van de veelgebruikte
Hebreeuwse wortel ‘gl’
die werd gebruikt voor alles wat van ringvormige aard was. Het
woord voor wiel,
‘galgal’, en de min of
meer cirkelvorm van het meer
en de landstreek van Galilea zijn daar typische voorbeelden van.
En ineens herinnert die
wielachtige steen ‘gol’ onsweer aan een andere wielachtige stenen
schijf die in Matheus 27:59-60
wordt genoemd:
“En
Jozef nam het lichaam en wikkelde het in zuiver linnen, en hij legde het
in zijn nieuwe graf, dat hij in de rots had laten uithouwen, en na een
grote steen voor den ingang van het graf te hebben afgewenteld, ging hij
heen.”
Er zijn diverse
voorbeelden van deze ‘grote stenen’ gevonden, sommige staan nog steeds in
de groeve waarin zij heen en weer werden gerold om de doorgang in het graf
of de tombe te openen of te sluiten.
Hier moeten we nog eens
eerder geplaatste opmerkingen
kracht bij zetten over het belang van de Hebreeuwse klinker. Het
geschreven Hebreeuws kende geen klinkers tot ongeveer zo’n duizend jaar
geleden, tot dat moment gaven zij zekere medeklinkers een dubbele taak.
Om een voorbeeld te
geven tot wat voor soort problemen een taal zonder klinkers kan leiden,
denk u eens in dat het Nederlands eenzelfde beletsel had en dat men
bijvoorbeeld ‘rood’ wilde schrijven: ‘rd’. Iedereen
die dan las wat daar was opgeschreven kon enkel maar de betekenis ervan
achterhalen door wat er voor had gestaan en wat er op volgde. Om te bepalen of het
‘rood, reed, raad, rede, Ruud, rodeo’ of wat dan ook zou
betekenen.
Met dit dan in gedachte
kunnen we tevens nog eens gaan kijken naar die mysterieuze naam
‘Golgotha’, waarvan de evangeliën beweren dat het ‘schedel’ of
‘schedelplaats’ betekende.
Zoals reeds was aangegeven is deze betekenis onmogelijk omdat ‘schedel’
‘gulgoleth’ was! Wat betekende het woord
dan?
Zonder medeklinkers werd
‘Golgotha’ als
‘Glgth’ gespeld. Wat toevallig de manier is
waarop de twee Hebreeuwse woorden ‘gol’, wat wielachtige stenen
schijf betekent zoals ze gebruikt werden in de Jasmijntuin, en
‘geth’, wat pers betekent, worden gespeld nadat ze zijn
samengevoegd ----- ‘Glgth’.
Zodoende heeft het er voor ons nu dus alle schijn van dat de in de
spreektaal gebruikte naam voor Jasmijntuin ‘Golgeth’ was------die
wielpers------en niet ‘Golgotha’, der plaats van de
schedel.
Nu verdwijnt gelijk dat
onmogelijke van Jozef van Arimatea die zijn eigen graf in de tuin bouwde
omdat we toch vast hebben mogen stellen dat dit zich bij een geurende
wielpers bevond en niet op een openbare executieplaats.
Als we het juist hebben
met de naam, en de ware locatie van Golgeth hebben kunnen identificeren,
betekent dit dat Jezus ergens in de vallei van de Kidron privé was geëxecuteerd en waarschijnlijk vlakbij de
uitbouwen van de Tempel.
Waarvan, zo’n dertig jaar later, zijn broer Jacobus omlaag zou zijn
geworpen en tot de dood was gestenigd.
En volgens de geschreven
traditie was begraven op die zelfde
plaats.
Het is vreemd om hiermee
dan in verband te kunnen brengen
dat onder de verschillende oude Joodse graven welke er tegenwoordig
nog staan ook die te vinden is waarvan beweerd wordt dat die toebehoorde
aan St. Jacobus, de ‘Broeder des Heeren’.
Daar hier later nog in
detail op wordt teruggekomen laten we het er nu enkel bij op te merken dat er een vrij realistische
mogelijkheid bestaat dat deze, minder uitgebreid dan tegenwoordig te zien
valt, oorspronkelijk de nieuwe tombe van Jozef van Arimatea had betroffen.
Waarin nog nooit iemand had gelegen en die gebruikt zou worden voor Jezus’
begrafenis.
We zijn echter niet de
enige die zo over dit hele onderwerp denken, al komt die van ons dan via
een heel andere, nieuwe,
route. De welbekende
wetenschapper, archeoloog en rollenexpert, John Allegro, neigt er ook naar de locatie
van Gethsemané te zien als de
plaats waar de kruisiging plaatsvond. In zijn boek, ‘The Dead See
Scrolls’, vertelt hij over een zekere Zadok die mogelijk de stichter zou
kunnen zijn geweest van de Essenen die zichzelf, onder andere, ‘Zonen van
Zadok’ noemden. Jezus noemde
een ‘Zadok op onder zijn voorouders doch of dit dezelfde was als die der
Essenen, die vervolgd werd---en mogelijk een martelaar werd-------als
‘Leraar der Rechtschapenheid’
is onmogelijk te zeggen.
( Maar hier is inmiddels al wel veel meer over
bekend. De naam ‘zadok’ betekende zoveel als ‘leraar der
Rechtschapenheid’ en de Griekse variant van deze naam is nog terug te
vinden in de naam die men aan de tempeljoden zou geven, namelijk
Sadduceeën. Jacobus werd wel de ‘Leraar der Rechtschapenheid’ genoemd in
de eerste eeuwen van onze jaartelling toen hij de eerste gemeente leidde.
In teksten van de Dode Zeerollen die men te Qum Ran terug zou vinden en
die in de jaren negentig onder veel protest vrij werden gegeven komt men vaak
de titel zadok tegen. Want het betrof een titel en geen eigennaam. Men
komt de titel meerdere malen tegen naast die van Messias en het heeft er
de schijn van dat beide titels in de dagen van Jezus’ missie werden
gebruikt door Jezus en zijn volgelingen.
Degenen die de Dode Zeerollen uiteindelijk zouden
verbergen in de grotten nabij Qum Ran waren niet per definitie Esseens,
alhoewel ze mogelijk wel genoeg kenmerken van deze sekte kunnen hebben
gehad en er misschien zelfs wel uit voort zijn gekomen. Het ging hen er
echter wel om de ‘kittim’, hun benaming voor de Romeinen, te
verdrijven in een strijd tussen de ‘zonen van het licht’ en die der
duisternis. De inwoners en beheerders van de rollen te Qum Ran waren dus
duidelijk Messiaans en militaristisch, een omschrijving die tevens
volledig van toepassing is op de Zeloten die daar ook zaten en die dus
enkel maar tot dezelfde bewoners kunnen hebben behoord. Als men daarbij
dan optelt dat de Zeloten overwegend Galilees waren dan mag men
constateren dat er sprake was
van een behoorlijk grote Galileese kolonie. Daar er door de inwoners van
Judea ondanks dit alles overwegend neerbuigend werd gedaan over de
Galileeërs, deze werden ook snel
heidens genoemd, kan
men vermoeden dat er toch sprake moet zijn geweest van een behoorlijk
verschil van religieuze overtuigingen tussen de Galileeërs en de Judeeërs.
Wat dan gelijk weer verklaart waarom de Sadduceeën niet meewerkten aan
Jezus’ revolte.
Het gegeven dat juist het gebied rond de Dode Zee
door deze Galileeërs als belangrijk werd beschouw stemt dan eveneens weer tot nadenken. Want dit gebied
grensde wel aan het oude
Idumea, wat volgens de Judeeërs ook bewoond werd door ‘heidenen’, en waar mogelijk ooit de tempel
Bethel had gestaan en waar zich tevens de ‘Berg van God’ moest bevinden waar Mozes
op en Aäron vlakbij zou worden begraven.
In ieder geval had dit gebied tevens een
bijzondere betekenis voor die Idumeese familie die ten tijde van het
Jezusverhaal nog een
hoofdrol zou spelen, namelijk die van Herodes. Herodes Antipater had niet
voor niets juist te Masada aan de Dode zee zijn praalpaleis laten bouwen?
Op de grens van zijn moederland en
niet al te ver bij het oude heiligdom der Israëlieten vandaan,
namelijk Bethel. Wat, door Graham Phillips in ‘Langs het pad van Mozes’ op
overtuigende wijze
beargumenteerd, zich enkel in het huidige Jordanië kan hebben
bevonden. )
John Allegro vermeldt
dat hij enkele jaren geleden….
( Bedenk wel dat dit boek oorspronkelijk eind
jaren zestig begin jaren zeventig van de twintigste eeuw werd
geschreven )….. in de Dode Zee regio een unieke koperen
rol zou vinden met op de zacht metalen oppervlakte ervan een heleboel waardevolle
informatie gegraveerd wat mogelijk wel eens de verloren schat van de
Tempel van Jeruzalem kon hebben betroffen, die kort voordat de stad door
de Romeinen in september AD 70 zou worden vernietigd door de priesters
daar was verstopt.
De lijst op deze rol
vermeldt schijnbaar zestig
verschillende bewaarplaatsen voor goud en zilver, wat bij elkaar opgeteld
zo’n tweehonderd ton moet betreffen en wat tegenwoordig------als het nog
gevonden zou kunnen worden------in de buurt van zo’n 160.000.000 Euro waard zou
zijn.
Maar nog veel
interessanter is de openbaring in deze rol dat precies hetzelfde gebied
als waar St. Jacobus’ vermeende tombe staat, de ‘Tuin van Zadok’ wordt genoemd en dat het dus
deze tuin was waar zich…….zijn
graf bevond!
( Zie opmerkingen verder hierboven over Jacobus
als ‘leraar der rechtschapenheid’. )
Dus hier hebben we nu
dan de mogelijke voorouder van Jezus die misschien de stichter---en
mogelijk de als martelaar gestorven leider----der Essenen was uit wie hun
midden Jezus’ neef, Johannes de Doper, naar voren zou treden en wie hun
tuin en tombe zich op of nabij de plek bevonden waar zowel de
‘Jasmijntuin’ als
‘Golgeth’, waar
Jezus was gekruisigd en waar
zich eveneens de tombe had bevonden waarin hij ‘begraven’ was. Hier kan dan nog aan worden
toegevoegd dat zijn broer, Jacobus in die zelfde tombe zou zijn begraven
en dan verkrijgt men een hoeveelheid omstandigheden die te toevallig zijn
om nog echt tot toeval te kunnen worden gerekend.
Voor meer hierover moet
men maar eens het boek van
John Allegro, ‘The Dead See
Scrolls’ (pelican 1964) erop naslaan:
“Als de tuin van de
Passie wordt verbonden, zoals die van Zadok, met de tombe van een rijke Jood, dan kunnen we
misschien Gethsemané met
Golgotha en het graf van Jozef van Arimatea geografisch gesproken dichter met
elkaar in verbinding brengen dan de traditionele , schriftelijk ongegronde
locaties tegenwoordig
toelaten.”
Minder voorzichtig dan hij zeggen wij daarentegen dat ze
identiek moeten zijn geweest!
Zie opmerkingen hierover verder omhoog. ‘Zadok’
was eerder een, al dan niet religieuze, titel dan een persoonsnaam. Het
kan evenwel goed dat de titel binnen een zekere familie, mogelijk van
Hasmoneese afkomst, werd
gehandhaafd en dat deze familie dan ook een eigen begraafplaats had op
privé-terrein waar de leden van die familie, of degenen die de titel
‘Zadok’ hadden geërfd, werden
bijgezet. In dat geval was het waarschijnlijk niet meer dan traditie dat
Jezus er zou worden begraven, en na hem zijn broer Jacobus die de
titel moest hebben geërfd
dan.
Zelf denken we dat ‘Zadok’
vooral een religieuze titel betrof, de Tempeljoden hadden niet voor niets
een overeenkomstige naam. Dit zou dan inhouden dat na Jezus’ terechtstelling die titel gelijk
naar Jacobus over zou gaan, Jezus bar Abbas kwam er om voor de hand
liggende redenen waarschijnlijk evenmin voor in aanmerking, en deze titel
zou Jacobus houden tot zijn dood.
Jezus kreeg de titel waarschijnlijk nooit terug omdat
hij officieel dood was. Maar mogelijk kreeg hij hem evenmin omdat zijn
titel toch omstreden was vanwege zijn afkomst als bastaardzoon van Maria.
Jacobus was daarentegen de eerste legaal geboren zoon van
Maria.
|