Kronieken · Genealogie · Orakel
Vrouwelijk principe  · Rhedae  · Vreemde ervaringen  · Bron v Da Vinci-code  · Het Jezus testament  · Juweel in de Lotus

 

             
                                                                                                                                                                                                                                                   

 

Het juweel in de lotus

 

                                                    

Onderstaand  onderzoek is gebaseerd op teksten en informatie uit het boek ‘Spiritualiteit en erotiek’ van  Georg Feuerstein  en ‘Eens was God als vrouw belichaamd’  van Merlin Stone. Daarnaast bevat het  informatie van diverse websites en  is het aangevuld door Cronos en Fauressa.

De conclusies zijn eveneens voor onze rekening.

======================================================================================

In onderstaande verhandeling zullen wij proberen te schetsen hoe de mens religieuze overtuigingen altijd heeft weten te binden aan seksualiteit. Het gegeven dat religie van  het werkwoord 'religare'  stamt wat 'wederom verbinden'  betekent  heeft daar zeker altijd mee te  maken gehad daar men ergens altijd heeft geweten dat de energieën die er vrijkomen bij seksuele handelingen de menselijke geest ,die nu eenmaal in een stoffelijk jasje huist,  terug weet te brengen naar een dimensie  die boven  de 'aardse beperkingen'   uitstijgt.
Het stuk gaat niet louter over seksualiteit maar ook over de, veelal gnostisch aandoende,  religieuze overtuigingen die erin verstopt blijken te zitten.
Het laat ook zien hoe er door zekere politieke verschuivingen een verandering van waarden op zou gaan treden wat vooral tot gevolg zou hebben dat de vrouw binnen de maatschappij een behoorlijke stap omlaag moest doen in waarde op de maatschappelijke ladder waarvan de restanten zelfs tot in deze tijd nog steeds duidelijk waarneembaar zijn.
De basis van onderstaand stuk hebben we schaamteloos gekopieerd  uit de boeken 'Spiritualiteit en Erotiek' van Georg Feuerstein en 'Eens was God als vrouw belichaamd' van Merlin Stone  en van  diverse sites op het internet die over dit onderwerp  gaan.  Daar  waar deze verhandelingen  van genoeg waarde waren om daar niet zonder reden iets aan te veranderen hebben wij dat niet gedaan maar wij achtten het  veelal wel zinvol er de nodige nieuwe historische informatie en persoonlijke kennis aan toe te voegen om het  zo nog duidelijker te maken. Alle draden zijn op ingenieuze wijze met elkaar verbonden in een web.
We menen dit ongestraft te kunnen doen omdat wij niet de wens hebben ook maar iets te verdienen aan het door ons geschrevene en enkel maar een helder overzicht wensten te creëren over zekere maatschappelijke culturele en religieuze ontwikkelingen die zich in de loop van de laatste duizenden jaren voor zouden doen.
Het verhaal begint met de beschrijving van een tantrisch ritueel. uit het boek van Feuerstein.
Het geeft enkel een schets van hoe in een zekere tijd tantrische rituelen konden verlopen maar het is wel van belang het vooral  niet als een standaard voorbeeld ervan te beschouwen.

 

De geheime kring:

Een omstreeks het jaar 1200 in India gesitueerde legende
(Georg Feuerstein)


“Het was bijna middernacht, maar de lucht was nog steeds drukkend heet en vochtig. De moesson, die het draaglijker zou maken, liet nog weken op zich wachten. De grote kamer werd vaag verlicht door olielampjes en zware gedrapeerde doeken hielden het licht van de nieuwe maan buiten en beschermden de geheime samenkomst tegen nieuwsgierige ogen.
Ze kwamen om de veertien dagen bijeen. Het huis was eigendom van een van de rijkste kooplieden van de stad. Wat de meeste mensen niet wisten was dat hij ook de goeroe was, van de kleine groep die bijeengekomen was voor een belangrijke viering; die dag zou een nieuw lid worden ingewijd in de tantrische kunst van de seksuele eenwording.
Ze waren twaalf in getal - zes mannen en zes vrouwen, allen tussen de twintig en de dertig en geheel naakt, Ze zaten in een kring op een dik tapijt. De goeroe (of voorganger), die veel ouder was, zat met zijn eigen partner, een jong meisje van buitengewone schoonheid en waardigheid maar nog nauwelijks van huwbare leeftijd, in het midden van de mandala.
De meester, een volleerd volgeling van tantra, had al meer dan een uur lang volstrekt stil gezeten. In het vage licht had men hem gemakkelijk voor een standbeeld kunnen houden. Zijn partner, gezeten aan zijn linkerhand, had zich eveneens lange tijd niet bewo­gen.
Dit was de derde en laatste dag van de poeja, de ceremonie.
Ieder moment kon de meester nu aan de deelnemers het teken geven aan het uiteindelijke ritueel te beginnen. Om zich op deze gebeurtenis voor te bereiden hadden ze vierentwintig uur gevast, de heilige klanken (mantra) duizenden keren gezongen, de goden en beschermgeesten aangeroepen en offergaven aangeboden, ze hadden de kamer gewijd, vele uren lang gemediteerd op het kerkhof om hun angst te overwinnen, ze hadden zich gebaad en elkaars lichamen gezalfd, ze hadden de verschuldigde eer bewezen aan de goeroe en, niet te vergeten, vele jaren lang hun vermogen om  langere tijd achtereen hun adem in te houden geoefend, zodat ze de bewegingen van hun geest konden beheersen.

Eerder die avond hadden ze samen op rituele wijze hennep gerookt en vervolgens deelgenomen aan de plechtige ceremonie van het eten van de vier verboden vormen van voedsel - wijn, vis, vlees en geroosterd graan, die alle geacht werden als afrodisiacum te werken. Zowel de mannen als de vrouwen ervoeren een verhoogde gevoelig­heid en waakzaamheid die zelfs door de zware geur van sandelhout, dat in kommen in de vier hoeken van de kamer brandde, niet werd vertroebeld. De kamer, die de tempel van de groep was, was geladen met een onbeschrijfelijke energie. De kamer was gevuld met een vibratie die een merkwaardige druk op het lichaam uitoefende en die voor niets vermoedende bezoekers ongetwijfeld beangstigend zou zijn. Het was haast alsof de lucht zoemde van elektriciteit.
Tenslotte bewoog de meester zich. Driemaal reciteerde hij de machtige aanroep 'om namah sjivaya, 'om' , gehoorzaamheid aan de Heer. Dat was het teken dat het laatste ritueel kon beginnen. Terwijl zij zorgvuldig vermeden storende geluiden te maken begon elke man zijn partner in te smeren met een roodachtige pasta terwijl hij heilige mantra's tot haar mompelde. Met grote eerbied smeerde hij de pasta op haar voorhoofd, keel, borsten, buik, handen, voeten en tenslotte de schaamheuvel. Vervolgens deed elke vrouw datzelfde bij haar partner. Alleen de goeroe werd niet op die manier gezalfd. Zijn jonge partner was degene die ingewijd zou worden. Op die wijze maakten de mannen en de vrouwen zich tot goden en godinnen terwille van het hoogtepunt van het ritueel - seksuele eenwording (maithoena).

Niet gewend aan de stijgende energie in de kamer maakte de partner van de goeroe onwillekeurig koerende geluidjes, en zelfs enkele van de meer geoefende celebranten kreunden licht. Weer riep de goeroe- die er nu volkomen getransformeerd uitzag - het Goddelijke aan. Toen greep hij zijn partner, een maagd, stevig vast en trok haar op zijn gekruiste benen. Meteen snelle beweging drong hij haar binnen. Ze voelde geen pijn, of als die er was werd ie opgeslokt door de golf van verrukking die ze door zich heen voelde deinen op hetzelfde moment dat haar bewustzijn uit haar lichaam werd opgetild naar gebieden van onuitsprekelijke helderheid. De ogen van het meisje rolden in extase naar boven en haar hoofd viel achterover, terwijl haar tong een stukje uit haar mond stak.
Zij was de grote Godin die haar goddelijke minnaar omhelsde. Gouden bundels van energie stroomden van haar minnaar in haar schoot en omhoog tot in haar hoofd en daarbuiten. Oneindig ver weg boog de energie zich om en keerde terug om het lichaam van haar minnaar weer binnen te gaan zodat de ene cirkel van verrukking na de andere gesloten werd. Zowel zij als de goeroe waren volstrekt bewegingloos, alsof zij bevroren waren in de tijd.

 

     

In navolging van het voorbeeld van hun meester trokken de mannelijke leerlingen nu ook hun partners tegen zich aan. Volkomen stil zette elke vrouw zich neer op de schoot van haar partner. Kussen of enige andere vorm van voorspel was niet nodig. De ceremonie zelf was voorbereiding genoeg geweest; zowel mannen als vrouwen waren emotioneel en lichamelijk klaar voor het ritueel van de eenwording. De mannen hielden hun erectie vast door middel van visualisatie en adembeheersing, de kostbare sappen van de vrouwen vloeiden rijke­lijk als gevolg van de penetratie.
Maar er was tussen hen geen wellust. De gedachte dat ze elkaar zouden bezitten of louter hun genitale behoeften bevredigen kwam niet bij hen op. Ze zagen elkaar niet als mannen en vrouwen maar als Sjiva en Sjakti - God en Godin.

 

                                                                        

Het genot dat zij voelden was duizend maal vergroot tot zuivere gelukzaligheid. AI snel voelden ze zich allen deel van een uitgestrekte ruimte, vibrerend van leven en bewustzijn - een enorme cirkel van energie, in het midden waarvan zich de verblindende straling van de goeroe bevond die het Goddelijke in zijn absolute transcendentie vertegenwoordigde. De meeste deelnemers waren zich maar ten dele bewust van hun omgeving en sommigen helemaal niet. De vredige rust in de kamer was ontzagwekkend, alsof de hemel naar de aarde was gebracht.

Plotseling werd dit patroon van harmonie verstoord. Een van de paren bewoog en maakte zich vervolgens snel los van elkaar. Er volgde een kort gefluister. De man kwam haastig overeind en terwijl hij met zijn handen zijn erectie bedekte haastte hij zich de kamer uit. De jonge vrouw wierp zich op gepaste wijze neer voor haar leraar en verliet toen eveneens snel de kring. De anderen sloegen op de opschudding geen acht.
Toen de jonge vrouw de zijkamer binnenkwam trof ze de man aan terwijl hij zich de haren uit het hoofd trok. Hij was wanhopig omdat hij tegenover zijn goeroe, zijn partner en het gehele gezelschap in gebreke gebleven was. Snel bedekte ze haar naaktheid. Hij bekende dar hij ten prooi was gevallen aan gevoelens van wellust voor haar en voor enkele van de andere vrouwen. Hij vervloekte zichzelf. Ze keek hem ongelovig en geschokt aan. Was hij niet het langst bij de leraar geweest? Iedereen had hem altijd beschouwd als de opvolger van de goeroe, tijdens hun eerdere eenwordingen had ze nooit vermoed dat er iets niet in orde was, noch een van de andere vrouwelijke deelnemers, dat wist ze zeker.
Hij schokte haar nog dieper door haar te vertellen dat hij verliefd op haar geworden was, Hoe was dat mogelijk, vroeg ze zich af. Buiten de kring kende ze hem nauwelijks en telkens wanneer ze werden uitgenodigd tot de kring wisselden ze van partner, juist om de valstrik van de genegenheid re vermijden.
Toen ze zag hoe oprecht ontdaan hij was zei ze hem dat ze het hem vergaf maar dat ze zijn liefde niet kon beantwoorden. Het gevoel dat: hij voor haar had was niet liefde maar hartstocht, hield ze hem voor, en hij moest leren die te overwinnen. Ze wikkelde haar sari om zich heen en ging weg naar de tempel. Daar kon ze bidden en de door haar partner verstoorde kalmte herkrijgen.
Tegen de tijd dat de leraar tevoorschijn kwam uit het heiligdom was de jongeman bijna suïcidaal, Alleen de lange jaren van spirituele discipline weerhielden hem ervan naar buiten te stormen en een nog grotere dwaasheid te begaan. De goeroe begreep onmiddellijk wat er was gebeurd. Hij gaf geen blijk van teleurstelling of woede over de onvergeeflijke onderbreking van de ceremonie. Hij nam zijn discipel apart en vertelde hem hoe zelfs de meest gevorderde beoefenaars van de kunst van tantra altijd op hun hoede moesten blijven, dat zelfs ingewijden soms vanuit de hoogte neerstortten, alleen als gevolg van onoplettendheid. Hij verklaarde dat verlangen deel uitmaakt van de menselijke gesteldheid; je raakt het nooit helemaal kwijt, maar je kunt het transformeren tot een dorst naar het Goddelijke. Toen vertrok zijn gezicht zich in een ondeugende glimlach en hij voegde eraan toe dat soms een leraar zijn leerling op de proef stelt door hem gedachten van verlangen te sturen. Hij beloofde zijn discipel dat hij niet meer geplaagd zou worden door seksuele verlan­gens. De jongeman boog en raakte met zijn voorhoofd de voeten van de goeroe aan. 'D'r uit!' schreeuwde de leraar gemaakt boos.”

 

                                                      ---------------------------------------------------------
                                                          ------------------------------------------------


Bovenstaand verhaal geeft weer hoe man en vrouw samen een vorm van heelheid kunnen bereiken die eigenlijk nergens mee te vergelijken valt.
Het geeft echter gelijk weer dat er al zekere leerstellingen en dogma's  waren ingeslopen en dat er sprake was van een zekere beheersing en controle.
De reden dat dit verhaal toch de intro vormt voor onderstaande is volgende.
Sinds duizenden jaren is de relatie man-vrouw er eentje geweest van bezit, het bezitten van elkaar als was die ander een voorwerp of een stuk vee. Dat gold niet enkel voor de man die zijn vrouw bezat maar had natuurlijk  hetzelfde tot gevolg voor de gedachtegang/gevoelens van die vrouw. Die wilde haar man ook het liefst voor zich.
Op zulks  een basis is ware éénheid en verlichting eigenlijk al niet meer haalbaar, er spelen dan al te veel andere factoren mee die een basis van gelijkheid en éénheid verstoren. En de seksualiteit wordt hiermee naar het volledig aardse getrokken, het wordt dan enkel nog maar beoordeeld op de direct waarneembare en zeer aardse-biologische  aspecten ervan:"Lichamelijk genot en voortplanting".
Vandaar dat men in zekere tantrische rituelen (zoals bovenstaand) dus bewust op een andere dan de eigen partner overstapte, in een poging die storende gevoelens zo min mogelijk kans te geven, ze zouden heelheid en verruiming van het bewustzijn namelijk in de weg staan en teveel aan het aardse blijven binden.

Nu is ons bekend dat er ook tantrische 'scholen'  bestonden waarin de paren die zich daar meldden op aanwijzing van de guru  in een cirkel gingen zitten en na het standaard 'openingsritueel'  van de vier M's  zich uiteindelijk fysiek met  elkaar verbonden.
Na dan zo geruime tijd met elkaar verbonden te zijn geweest om de eerste spanningen een beetje kwijt te raken in elkaars vertrouwde nabijheid kwam dan op een zeker  moment een soort van teken van de voorganger-leraar-guru , een gong een bel of een handenklap. 
Al de koppels wisten dan al dat dit het signaal was dat  er tegen de klok in op zou worden geschoven! Met andere woorden, de vrouw die meestal op man zat in een soort van 'lotushouding' maakte zich los van haar levenspartner
....

 

                                                  

...en stond op om naar de  eerstvolgende man te gaan  die 'een uur terug'  zat en waar de vrouw hetzelfde had gedaan.

 

                                                                     

Zo ging dat ritueel dan verder en telkens gebeurde na verloop van tijd weer hetzelfde, het signaal kwam waarna men opstond en een wijzer-uur terug schoof totdat men uiteindelijk weer terug kwam bij de eigen partner.
De gehele ruimte waarin het plaats vond werd op deze wijze geladen met de energie van alle daarin aanwezige mensen en werd in een bol van energie geplaatst die zich  buiten de tijd bevond.
Was men dan eenmaal terug bij de eigen partner  dan was men nu echt in de gelegenheid verkeren volledige  fysieke en nu ook  geestelijke éénheid te bereiken  en op deze wijze deelde men dan weer het ervarene met de eigen partner en bracht zo de opgedane energie terug op het 'thuishonk'.  Zo ging men dan in elkaar op tot aan het einde van het ritueel.
Dit ritueel symboliseerde de éénheid aller dingen , door middel van de meest intense intieme lichamelijke daad. op te gaan in een ander menselijk wezen, ongeacht wie! Want iets als partnerkeuze door middel van standaard 'aardse' criteria bestond er dan niet en men werd zo als het ware gedwongen boven aardse zaken als uiterlijkheden uit te stijgen en ieder ander enkel nog maar te benaderen als medemens waarmee men het aardse zijn deelt.

Het moge duidelijk zijn dat op zojuist beschreven wijze er  veel minder snel sprake zal zijn van situaties als die in het  verhaal van Feuerstein over die geheime kring in India wordt beschreven. Dat de kans op voortijdige orgasmen iets afneemt is ook waarschijnlijk. En men leert heen te stappen over aardse zaken en zal 'geladen' met de energieën van elke ander uit de kring bij de eigen partner terug keren die zelf ook geheel 'geladen' zal zijn.
Er van uitgaand dat  die eigen partner een reflectie is van het 'zelf' zal men dan met die partner een staat van éénheid  kunnen bereiken die het koppel volledig buiten het aardse uit zal doen stijgen.

 

“...en wanneer de echtgenoot sprak, sprak hij tegelijk als het ware uit de echtgenote, en wanneer de echtgenote sprak, sprak zij tegelijk als het ware uit de echtgenoot; zodanig immers was het één-zijn der gemoederen...”
(Emmanuël Swedenborg, Echtelijke liefde)

“Je bent een vrouw? Ergens is er een man die ernaar toewerkt jouw vrouwelijke krachten bij hem tot ontplooiing te brengen: als jullie elkaar ontmoeten zullen jullie jezelf herkennen...
Je bent een man? Je complementaire tegendeel is bezig te groeien in de richting van jouw mannelijkheid door in zichzelf de unieke kenmerken van jouw yang-krachten te ontwikkelen. Ze zullen zich in jouw weerspiegelen in de verrukking van herkenning als jullie elkaar uiteindelijk vinden...”

(Patricia Joudry en Maurie Pressman, Tweelingzielen.Vind je ware spirituele partner)

"De witte vrouw, verbonden in liefde met de rode echtgenoot in innige omarming, verenigd in echtelijke band: Ze lossen zich op, om het doel der voleinding snel te anderen, Zij die twee waren,worden als één lichaam."
(Jung:persoonlijkheid en overdracht)

"De liefde in zich beschouwd is niet anders dan het verlangen en daaruit de drang naar verbinding, en de echtelijke liefde naar de verbinding tot één; de manlijke mens immers en de vrouwelijke mens zijn aldus geschapen dat zij twee als één mens kunnen worden... En wanneer zij één worden, dan zijn zij tezamen genomen een Mens in zijn volheid; doch zonder die verbinding zijn zij twee, en is elk van beiden als het ware een gedeeld of gehalveerd mens" 
(Emmanuel Swedenborg:Echtelijke liefde)

“Ieder menselijk wezen heeft een tweelingziel. Toen de mens als een vonk     aan de boezem van zijn Schepper ontsprong was hij twee in één en de twee  delen vulden elkaar volmaakt aan, elk zijnde de tweelinghelft van de ander. De helften raakten gescheiden. Ze gingen verschillende richtingen uit en evolueerden ieder op zich. Als ze elkaar op welk punt dan ook gedurende hun ontwikkeling herkennen is dat omdat ze allebei het beeld van de ander in het diepst van hun wezen met zich meedragen. Dat beeld is misschien vaag, maar het is er. Daarom koestert iedereen op aarde de vage hoop dat hij ooit ergens een ziel zal ontmoeten die alles is wat hij nodig heeft, om met die ziel onbeschrijfelijke harmonie en volmaakte éénwording te bereiken.
Tweelingzielen zijn elkaars complement. Geen ander in de wereld kan die aanvulling zijn als die ene. Daarom heb je alle wezens verloren die je hebt ontmoet sinds de aanvang van je veelvuldige reïncarnaties: alle echtgenoten, mannen en vrouwen, minnaars en minnaressen, jullie allen zijn bij elkaar weggegaan omdat jullie niet voor elkaar waren voorbestemd... Maar twee zielen die God samen geschapen heeft zijn absoluut voor elkaar bedoeld en niets kan hen scheiden. Zij zijn ook niet bang gescheiden te worden. Als in een huwelijk één van beiden bang is dat de relatie zou kunnen stuklopen (en niets kan dat voorkomen), is dat omdat de partner niet zijn ware geliefde, zijn tweelingziel is... Tweelingzielen daarentegen herkennen elkaar met absolute zekerheid en kunnen nooit bij elkaar weggaan.”
(Omraam Mikhaël Aivanhov, Love and sexuality)

 

=====================================================================================

Bovenstaande om het belang van die 'tweelinghelft'   aan te geven in zulke rituelen.

Wat betreft de bezitsvorming die zich binnen de man-vrouw relatie zou gaan ontwikkelen door zekere patriarchaal georiënteerde zienswijzen weet de Christelijke gnosticus Epiphanes, de zoon van Carpocrates, het volgende te schrijven:

 

De rechtvaardigheid Gods betekent een gemeenschap in gelijkheid…God heeft de bewerkster van de dag en de moeder van het licht, de zon,gelijkelijk op aarde uitgestort voor allen die kunnen zien. En dat geldt voor een ieder, omdat er geen onderscheidt is tussen rijken en armen,heersers en onderdanen, simpelen en wijzen, mannen en vrouwen,vrijen en slaven…Voor allen gemeenschappelijk heeft hij toch de wijnstok die noch een mus, noch een dief weren, en ook het koren en de verdere vruchten. Maar het maken van wetten ( en loslaten van natuurrecht) van de gemeenschappelijkheid en gelijkheid heeft diefstal van voedingsmiddelen en vruchten teweeggebracht. Intussen heeft God, door alles voor de mens gemeenschappelijk te maken, en het vrouwelijk en het mannelijke  gemeenschappelijk bijeen te brengen, en ook alle dieren op gelijke wijze aaneen te hechten, de rechtvaardigheid doen kennen als gemeenschappelijkheid met gelijkheid. Evenwel hebben diegenen die zo ontstaan zijn hun oorsprong, de bijeenbrengende gemeenschappelijkheid, verloochend en heet het:
’ Wie met een vrouw trouwt heeft haar voor zich zelf',
terwijl toch een ieder met haar gemeenschap zou kunnen hebben,zoals het ook met de overige levende wezens het geval is.

 

 

=========================================================================================


Maar wat geeft het verhaal van die Geheime Kring in India die dat Tantrische ritueel heeft nu eigenlijk aan?
Dat het er binnen een Tantrisch ritueel vooral om gaat   het lichaam slechts als 'voertuig'  te beschouwen om in een hogere staat te geraken. Dat het dus zaak is het los te maken van de aardse functies die het in deze 'dimensie'  heeft.
En dat het zaak is ieder ander levend wezen in onze aardse dimensie als gelijkwaardig beschouwen, waarmee men verbonden is op een vlak dat boven alle standaard bepaalde culturele regeltjes uitstijgt. Dat de verscheidenheid niet zo groot is als men soms wel eens zal denken, al hoeft dit niet ten koste te gaan van de individualiteit.

Verder naar bovenstaande beschrijving  betreft  dus een weergave van een ritueel van   eenwording door middel van geslachtsverkeer, wat de kern vormt van wat het linkshandig tantrisme wordt genoemd.
Om deze ceremonie te begrijpen, die onderdeel uitmaakt van een gecompliceerde filosofie, en een zekere symboliek impliceert, moeten we allereerst de betekenis van het woord tantrisme begrijpen.

Het begrip tantrisme wordt gebruikt voor de esoterische ( is verborgen) traditie en culturele stroming die verband houden met de Indiaase tantra's, de boeken die de tantrische leer bevatten.
Het Sanskriet woord tantra zelf betekent 'web' of 'kosmisch weefsel' en wordt doorgaans verklaard als 'dat wat het begrijpen verwijdt' (tanyatè). Het tantrisme kan worden gedefinieerd als een stelsel van overtuigingen en praktijken die bedoeld zijn om de menselijke geest te verruimen, te ontdoen van materiële beperkingen, zodat de aanhangers ervan tot hogere kennis of gnosis worden gebracht.
Het betreft dan kennis die, volgens aanhangers van deze stroming, enkel maar kan worden verkregen in de tijdloze dimensie die aan onze bekende 'aardse'  grenst.
Dat is de plaats waar de kennis van duizenden jaren menselijke evolutie en cultuur en ervaringen  ligt opgeslagen,  door bv. Rudolph Steiner de 'Akasha-kronieken'   genoemd en in principe voor elk individu hier op aarde toegankelijk.

De naamkeuze  Tantra (=web)  maakt wel duidelijk hoe alles via een ingewikkeld stelsel van 'draden'  met elkaar verbonden is tot een zekere éénheid.

 

                                                      

Het tantrisme als  stroming  ontstond op het Indisch schiereiland en zou zich als een duide­lijk religieuze stroming of beweging halverwege het eerste millennium na Chr. weten te  onderscheiden. 
Veel van de denkbeelden en praktijken die de componenten ervan vormen zijn echter duidelijk veel ouder en stammen uit de Indus-beschaving en aanverwante culturen die zich in de omringende gebieden bevond.
De basis van van die rituelen kan zelfs in verband worden gebracht met neolithische overtui­gingen en rituelen met betrekking tot seks en vruchtbaarheid.

                                   

Deze neolithische vruchtbaarheidsrituelen werden echter in eerste instantie enkel maar voor het algemeen welzijn ge­vierd, terwijl het tantrisme van het begin af aan veel meer op de  persoonlijke spirituele groei  georiënteerd was. In dat opzicht wijkt het dan ook weer een beetje af van het Hieros Gamos-ritueel zoals het bij vele volken in die tijd bekend was. Maar natuurlijk zijn er toch ook wel weer voldoende overeenkomsten.

In ieder geval is het vermoeden toch wel gerechtvaardigd dat we de oorsprong van het tantrische gedachtengoed  in de Soemerische beschaving van het ten westen van India liggende land tussen de Eufraat en de Tigris zullen vinden  waar rituele handelingen van dien aard voor het eerst gestalte begonnen  te krijgen. Want van deze Soemerische beschaving is bekend dat men naast het genoemde Hieros-Gamosritueel ook persoonlijke 'verlichting' kon halen door middel van seks in een zogenoemd 'Tempelritueel'. En wel specifiek bij gewijde vrouwen-Tempelpriesteressen  die naar de naam 'Qadishtu'  luisterden (wat 'gewijde vrouwe' betekent.)

 

DE GEWIJDE SEKS-GEBRUIKEN

(met delen uit het boek van Merlin Stone  'Eens was God als vrouw belichaamd)

 

Om enig inzicht  te krijgen van de  gebruiken rond de menselijke sekualiteit en de religieuze overtuigingen die daarmee altijd gepaard schenen te gaan is het van bepalng nu even uit het monumentale werk van Merlin Stone te gaan citeren. Zo kan men een beeld  krijgen van de eerstbekende bron van het menselijke denken aangaande dit onderwerp.
Het is in deze van belang te begrijpen dat de menselijke cultuur die zich in het Midden-Oosten zou ontwikkelen alle omliggende landen zou weten te beïnvloeden doordat er veel contacten zouden bestaan tussen alle volken in deze streken door middel van intensieve handel in goederen die men zelf niet in de directe woonomgeving voor handen had.
We laten nu eerst even Merlin Stone aan het woord, daar waar we dat nodig achtten aangevuld met ons commentaar.

 

"De Kanaanieten staan door het Oude Testament heen bekend als het voornaamste element van de bevolking van Palestina, dat door Israël bij haar bezetting van het 'land overvloeiende van melk en honing' werd verdreven. Met grote verontwaardiging en vergaande generalisatie worden de 'gruwelen van de Kanaanieten' door de profeten en hervormers van de Hebreeën en samenstellers van het Oude Testament gedoodverfd. Zij veroordelen hun volk rondweg omdat zij ‘ontuchtig de Baälim nalopen' en de Ashteroth, de plaat­selijke manifestaties van de Godheden van de Kanaanitische vruchthaarheids-kultus. die zij belachelijk maken door naar één element erin te verwijzen: seksuele losbandigheid ."

Dit was het commentaar van Professor John Gray, in the Canaanites, geschreven in 1964. Deze 'seksuele losbandigheid' die onder de Kanaänieten beschreven wordt, heeft betrekking op de gewijde seks-gebruiken van de oude religie, gebruiken die ook in veel andere delen van het Nabije en Midden Oosten terug te vinden waren.
In bijbelse tijden was het. zoals gedurende duizenden jaren voordien in Soemerië-Babylonië, Kanaän en Kreta,   voor vrouwen vaak nog gebruikelijk voornamelijk binnen het tempel-complex te leven. De tempels,  die in de vroegste tijden het hart  van de gemeenschap vormden, bezaten, als het hart van de levende gemeenschap, veel van het beschikbare bouwland en de kudden tamme dieren.  Hier stelde men  te boek wat er op cultureel of economisch gebied te vermelden was, en het schijnt  in het algemeen als de centrale regelende instantie van de maatschap­pij te hebben gefunctioneerd.
Die vrouwen die woonden op wat men  het 'heilige gebied van de Goddelijke Voormoeder' noemde, ontvingen  mannen van de gemeenschap in de 'heilige Tempelruimte, aldus de liefde bedrijvend met degenen die naar de tempel kwamen om de Godin eer te bewijzen.
Onder al deze mensen werd de seks-daad als heilig beschouwd, zo heilig en kostbaar dat deze  werd bedreven binnen het huis van de Schepperes van hemel en aarde en van alle leven.

               

 

Als één van haar vele aspecten werd de Godin uiteindelijk ook als de beschermgodheid van  seksuele liefde vereerd.
Sommige archeologen  wensen aan te nemen, dat deze seksuele gewoonten binnen de  tempels, waarvan zo herhaaldelijk wordt getuigd in de religie  van het Nabije en Midden-Oosten door de vroege historische tijden heen., beschouwd moeten worden als een soort primi­tieve symbolische magie om vruchtbaarheid op te roepen, zowel in vee en gewas als in mensen. Mogelijk is het in de religieuze structuur geïntegreerd geraakt als een middel om voortplanting te verzekeren en bovendien, mogelijkerwijs, als een me­thode om zwangerschappen te reguleren en erop toe te zien dat de nawas zo gezond en sterk werd als maar mogelijk was. Daarvan zijn op wel meerdere plaatsen in Europa  voorbeelden van te vinden.
Alhoewel van culturen rondom de Dode Zee bekend is dat zij reeds over anti-conceptiemethoden beschikten (vrouwencondoom in de vorm van een geitenblaas) dus dat men de vrucht van seksuele rituelen niet altijd op prijs stelde.
Het begrip voortplanting werd in beeldvorm uitgelegd in een grijze stenen plaquette die in een Neolithische heiligdom van de Godin in Catal Hüyük werd ontdekt, daar een achtduizend jaar geleden ingegrift. Eén zijde van het reliëf beeldt de lichamen af van twee minnenden in een innige omhelzing, de andere een vrouw die een baby vasthoudt.

 

                                                                
Mensen van tegenwoordig, opgevoed en geprogrammeerd naar de ‘zedenleer’ van de huidige dominante mannelijk georiënteerde religies,  vinden de oude houdingen en gebruiken ten opzichte van seks vaak  storend en aanstootgevend.  Ja,  soms zelfs heiligschennend!
Toch moeten we in het oog houden dat zulke oordelen en reacties die in onze huidige maatschappij voorkomen, in de meeste gevallen het gevolg zijn van de leringen en conditionering van religieuze opvattingen  die gebaseerd zijn op de ideologieën van diegenen, die door de eeuwen heen  de seks-gebruiken van de Godin en de oude religie veroordeelden.
In de vroegere verering van die vrouwelijke godheid was seks haar  gave aan de mensheid. Het was gewijd en heilig. Zij was de Godin van seksuele liefde en van  voortplanting.
Maar in de huidige dominante religies vinden we een daaraan vrijwel totaal tegengestelde houding. Seks, en vooral buiten­echtelijke seks, wordt als enigszins onfatsoenlijk, vies en zelfs zondig beschouwd.
Men zou er wat dat betreft echter beter aan doen  de vroegste religies, die zo open en ontvankelijk stonden ten opzichte van alle menselijke seksualiteit, niet enkel maar af te doen onder de omschrijving ‘vruchtbaarheidsculten’ , maar juist  de huidige religies als vreemdsoortig te beschouwen in zoverre als zij schaamte en zelfs zonde associëren met het proces zelf van  de meest intense en intieme manier om in dit stoffelijke aardse met een ander medemens om te gaan en het ontvangen van  nieuw menselijk leven . Over enige  eeuwen zullen geleerden en historici de huidige religieuze zienswijzen misschien wel als  ‘steriliteitculten’ classificeren.

 

-----------------------------------------------------------------------------------


En dan mag men misschien denken dat er al het nodige is veranderd binnen de huidige maatschappij vanaf het moment dat het boek van Merlin Stone uit werd gegeven, niets is minder waar. Het wordt weliswaar getolereerd nu dat men naar clubs gaat waar men dan van partner kan wisselen en ongeremd seks kan beleven, het zit nu helemaal in de commerciële en meer vulgaire hoek waar het louter om het bevredigen van zinnelijke lusten draait. En doordat er rijkelijk aan wordt verdiend menen religies die het moreel veroordelen er enkel maar argumenten bij te hebben gekregen dit te doen, de overige burgers ergens toch met een gevoel van schaamte achterlatend.

 

“ Wie in de wereld geen vrouw heeft liefgehad en geen eenwording met haar heeft beleefd is ver van de waarheid en zal ook niet tot de waarheid kunnen komen.
  Maar wie van de wereld is en lichamelijke gemeenschap heeft zal ook niet tot de waarheid komen, omdat zijn geslachtsleven uit louter begeerlijkheid bestaat.”

(evangelie volgens Philippus)

 

---------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

Bewijsstukken uit Soemerië, Babylonië, Kanaän, Anatolië, Cyprus, India, Kreta, Griekenland en zelfs zekere teksten uit de Bijbel onthullen dan wel een volledig andere visie op één en ander. Want, al was het begrip  huwe­lijk in de vroegste geschreven geschriften al gewoon bekend, zowel getrouwde als alleenstaande vrouwen bleven tijden lang binnen het Tempelcomplex wonen en de oude seksuele gebruiken  van de Godin  volgen.
De Bijbel zelf weet te onthullen dat deze vrouwen vrij waren om naar believen te komen en te gaan. Zowel vrouwen van rijke en vorstelijke families als vrouwen van het gewone volk namen deel aan die gebruiken ter ere van de Godin.
Deze 'tempeldienaressen' waren vrij om ten allen tijde te trouwen, en Strabo vertelt ons. dat zij zelfs nog in de eerste eeuw v.Chr. als uitzonderlijk goede echtgenoten werden beschouwd.
In de vroegste historische tijden kwam de vraag of zulke gebruiken wel  eerbaar en fatsoenlijk waren nooit op, negatieve oordelen daaromtrent werden pas veel later als een nieuwe 'zedenleer' bedacht.

"De Religies van de Oude Wereld rond de Middellandse Zee waren het er alle over eens dat de processen van het voort­planten van leven als goddelijk, of tenminste als iets wat niet  vreemd of verfoeilijk voor de godheid was, te beschouwen waren.   Maar de vroege Christelijke propagandisten, die hierin volgens de lijnen van de Hebreeën werkten, versterkten de isolatie van God van de eenvoudige verschijnselen van geboorte, daarmee soms een antiseksueel vooroordeel veroorzakend en een ontbreken van overeenstemming voorbereidend tussen elk mogelijk biologisch gezichtspunt en de dogma's van de gangbare religie, en het moderne ethische denken heeft daar niet helemaal wel bij gevaren."

Aldus het commentaar van de historicus L. Farnell te Oxford in 1896. Hij was een van de weinige auteurs van die tijd, en van het grootste deel van die van na die tijd, die kans zag op een objectieve manier de oude religieuze opvattingen over seks te behandelen. Dit  in plaats van de zwarte letters op de bladzijde vuurrood te laten blozen van verlegenheid en er met rechtschapen verontwaardiging commentaar op te leveren. De tijd in aanmerking genomen mag dat dus als behoorlijk progressief  worden beschouwd.

 

----------------------------------------------------------------------------------------

Met de historische kennis waarover men inmiddels beschikt  weet men nu dat het nog iets gecompliceerder blijkt te liggen.  Die in het citaat hierboven genoemde eerste Hebreeën die vanuit het Arabisch schiereiland kwamen als nomadisch volk kenden weliswaar het mannelijke mogelijk  al een ietwat hogere plaats toe binnen de samenleving maar zij stonden nog niet echt zo negatief tegenover de menselijke seksualiteit als men later aan zou nemen  en zij zagen de Godheid boven hen eerder als Androgyn dan dat zij het 't mannelijke geslacht toe zouden kennen.
Zij kenden zelfs nog vrouwelijke priesters en leiders (Debora bv.,  uit het Oud Testamentische boek  'Richteren' en het apocriefe boek 'Jaser')
Deze houding zou pas veranderen gaan nadat de Hebreeuwse inwoners van Judea meerdere generaties lang als dwangarbeiders in Babyllonië  in ballingschap  hadden doorgebracht. Met een grote aversie tegenover hun Babylonische agressor en de in dat land nog actuele religie waarin een God en Godin naast elkaar in de tempel werden vereerd zouden zij uit ballingschap terug gaan keren en toen pas hun verhalen op gaan schrijven die zij voor die tijd enkel maar via mondelinge overlevering hadden weten te bewaren.
Dat zij die verhalen zouden gaan voorzien van nieuwe zienswijzen en informatie die zij tijdens hun ballingschap hadden opgedaan moge duidelijk zijn.

Wat betreft de eveneens in het citaat genoemde vroege Christenen ligt één en ander ook iets gecompliceerder, zoals de vondst van oude gnostische geschriften te Nag Hamadi en diverse brieven van vroege kerkvaders wel duidelijk weten te maken.
Zo is er een geschrift wat men 'The great questions of Mary'  noemt (veelal vertaald als 'wetenswaardigheden over Maria', waarmee Maria Magdalena wordt bedoeld)  In dit geschrift komt  ter sprake  dat Maria Magdalena door Jezus mee op een berg werd genomen waar zij op een zekere rituele wijze één zouden zijn geworden waarna Maria de 'gnosis'  ontving.
De tekst laat niets te wensen over de seksuele implicaties van dat 'ritueel'.
Men mag er ergens gerust vanuit gaan dat deze ervaring er toe zou  bijdragen dat Maria  later door Jezus als de Vrouw die het Al kent'   werd  beschouwd.

Dankzij de vondst van diverse, destijds tijdens het concilie van Niceae verboden,Christelijke gnostische evangeliën wordt des te duidelijker dat er  binnen de lessen van Jezus duidelijk sprake was van lessen aan hoger ingewijden en lager ingewijden.  Maar hierdoor  zou er wel een soort tweedeling gaan ontstaan die vooral na de kruisiging sterk waarneembaar zou worden.

 

(Evangelie volgens Maria Magdalena)

Petrus zei tegen Maria:
‘ zuster, we weten dat de Verlosser meer van jou gehouden heeft dan van andere vrouwen. Zeg ons de woorden  van de Verlosser zoals jij je die herinnert, die jij kent maar die wij niet kennen en die we ook nog niet hebben gehoord’.
Maria antwoordde en zei:
‘Wat voor jullie verborgen is zal ik jullie bekendmaken’.
En ze begon hun het volgende te vertellen:
‘Ik’, zei ze,’ ik zag de Heer in een visioen; en ik zei tegen hem:“Heer, ik zie u vandaag in een visioen”.
Hij antwoordde en sprak tot mij:“Gezegend ben je dat je niet wankelt bij mijn aanblik.Want waar het
bewustzijn is daar is de schat”. Ik vroeg aan hem:” Heer, ziet hij, die een visioen heeft, nu met de ziel
of met de geest?” De Verlosser antwoordde en sprak:“Hij ziet noch met de ziel noch met de geest maar met het bewustzijn, dat tussen die twee in ligt. Zo is het  dat hij een visoen waarneemt en het is(….)

 

Maar Andreas (broer van Simon-Petrus) nam het woord en zei tegen de broeders: 'Zeg eens,wat denken jullie over wat zij heeft gezegd? Ik voor mij geloof niet dat de verlosser dit heeft gezegd, want het is duidelijk dat het afwijkende ideeën  zijn'    Petrus nam het woord en sprak over deze zelfde dingen. Hij vroeg hen over de verlosser: 'Zou hij werkelijk buiten ons om en niet openlijk met een vrouw hebben gesproken? Moeten wij ons soms omkeren en naar haar luisteren? Heeft hij aan haar de voorkeur boven ons gegeven?'

 

(evangelie volgens Philippus)

Jezus hield op een andere wijze van Maria dan van de andere leerlingen, en hij kuste haar vaak.
De overige leerlingen zagen hoe hij van Maria hield en vroegen hem:
‘ Waarom houdt u meer van haar dan van ons allemaal?’
De Heer antwoordde hun met de woorden:’ Waarom houd ik niet van jullie als van haar?’ Wel, als een blinde en iemand die kan zien samen in het donker zijn, verschillen ze niet van elkaar. Maar als het licht wordt, zal de ziende het licht zien en de blinde in het donker blijven.

 

(evangelie volgens Maria Magdalena)

Petrus vroeg hem :
‘ Omdat u ons alles heeft uitgelegd, zeg ons nu nog dit: wat is de zonde van de wereld?’
De Verlosser zei:’ Zonde bestaat niet. Maar het zijn jullie die de zonde maken, namelijk wat jullie doen wat in wezen gelijk staat aan overspel, dat wat men de “zonde”noemt. Daarom is het goede in jullie midden gekomen,naar het wezen van iedere natuur, om deze weer in  zijn wortel te herstellen’.
Toen ging hij voort en zei:’ Daarom worden jullie ziek en sterven jullie, omdat jullie houden van wat  jullie misleidt. Wie het vatten kan, vatte het!’
De materie gaf geboorte aan begeerte die haar gelijke niet kent omdat zij uitgegaan is van iets tegennatuurlijks. Zo heerst er verwarring in het hele lichaam. Daarom heb ik jullie gezegd:”Heb goede moed”.
En als jullie moedeloos zijn, vat toch moed tegenover de verschillende vormen in de natuur. Wie oren heeft om te horen, die hore!’

“Maria, jij begenadigde die Ik in alle hemelse mysteriën heb ingewijd, spreek openlijk want jouw bewustzijn is meer dan dat van je broeders gericht op het koninkrijk der hemelen”.

 

(evangelie volgens Thomas)
Simon Petrus zei tegen hem:'Laat Maria bij ons weggaan ,want vrouwen zijn het leven niet waardig'. Jezus zei:'Zie, ik zal haar leiden zodat ik haar mannelijk maak opdat ook zij een levende geest zal worden gelijk jullie mannen. Want iedere vrouw die zichzelf zal vermannen zal ingaan tot het koninkrijk der Hemelen'.

 

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uit al deze  citaten blijkt toch wel dat de groep rond  de eerste 'paus' Petrus  niet tot degenen gerekend moeten worden die al Jezus' leringen hadden ontvangen.
En dat de grootste verbreider van dat nieuwe 'Christelijke' geloof, namelijk Paulus, ook niets af kon hebben geweten van de geheime leringen van Jezus  moge duidelijk zijn.
Al is het wel onterecht dat men de schuld van de Christelijke vrouwvijandigheid die z'n intrede zou doen bij deze apostel legt, want vrouwen behoorden tot Paulus' meest trouwe volgelinges.
Isidores, eveneens een zoon van een groot gnostisch leraar, Basilides, gaat in op de uitspraak van Paulus:

 

’Het is beter te trouwen dan van begeerte te branden.’
Als, stelt Isidores ,de ziel dag en nacht moet worstelen om haar ingetogenheid niet te verliezen, belemmert dit haar groei: ‘Hecht je aan een strijdbare vrouw', opdat je niet van de genade Gods wordt afgeleid. En als je het vuur door middel van de zaaduitstorting gedoofd hebt,bid dan met een gerust geweten. Want als je dankgebed een smeekbede wordt om vooral maar stand te houden en niet te wankelen, zonder dat het je geestelijk verder brengt, dan kun je beter trouwen.

 

Middels bovenstaande willen we dan even een beeld schetsen van hoe zelfs het oorspronkelijke Hebreeuwse geloof en de oorspronkelijke leerstellingen van Jezus van Nazareth niet zo’n negatieve houding tegenover vrouwen en seksualiteit hadden als latere volgelingen ervan wisten te maken door de eeuwen heen. Hoe zich dat scheen te ontwikkelen is namelijk goed te volgen.
Er zijn overigens in de  laatste jaren zelfs enkele sterke argumenten beschreven die de mogelijkheid aantonen dat Jezus het plan had opgevat  enkele, later door fundamentalistische Joden ingevoerde, hervormingen ( waaronder Joshua) ongedaan te maken en het evenwicht tussen de seksen weer te herstellen en enkele oude gebruiken weer in ere te herstellen.
Maar dan nu weer terug naar die oude gebruiken die met seksualiteit en religieuze overtuiging te maken hadden.


---------------------------------------------------------------------------------------
 

 

Sinds de vroegste komst der  Indo-europese nomadische stammen in Europa en het Midden-Oosten, en het stichten van hun rijken,   komen er wetten betreffende de heilige vrouwen van de tempels, die bij de  autochtone bevolking van deze gebieden altijd aanzien hadden genoten. 
Deze zogeheten  'qadishtu - wetten',  met betrekking tot erfenisrechten, eigendomsrechten, recht bij het zakendoen. en haar legale en economische verhouding tot haar kinderen - komen voortdurend in die nieuwe wetboeken voor.
Toch  schijnen de Indo-europeanen, voorzover we weten, niet openlijk tegen de seks gebruiken zelf stelling genomen te hebben. Niets van de literatuur, die tot nu toe ontdekt en vertaald is, geeft hier althans een aanwijzing voor.
Hoewel de steeds strenger wordende wetten betreffende de ontrouw van getrouwde vrouwen daar wel misschien op doelden. En men kan uit de latere literatuur wel duidelijk opmaken dat de waarde van vrouwen binnen de samenleving behoorlijk aan het veranderen was, de Ilias en de Odyssee van Homerus schetsen daar een tamelijk goed beeld van. Evenals dat men in die boeken duidelijk terug kan vinden dat men 'vrouwelijke vrijheid'  en vrouwelijk priesterschap eigenlijk wel als een gevaarlijk overblijfsel van de eerdere culturen zag die daar ooit grote macht hadden genoten voordat de Indo-europeeërs de scepter gingen zwaaien.
Ook bij  de  op een zeker moment door de  Levieten geleide Hebreeën in het Midden-Oosten kunnen we die veranderingen gaan opmerken.
De Levitische wetten van de Israëlieten eisten, volgens henzelf sinds de tijd van Mozes maar sowieso nadat de Babylonische ex-ballingen waren teruggekeerd, van alle vrouwen, maagdelijkheid tot aan het huwe­lijk onder bedreiging van dood door steniging of verbranding.  En, een­maal getrouwd, verlangde men van de kant der vrouwen altijd volstrekte trouw aan haar echtgenoot, eveneens onder bedreiging met de dood. 
Misschien toont de doodstraf voor een - getrouwde of verloofde vrouw die verkracht was, wel het duidelijkst hoezeer de Levieten er op stonden te weten wie de vader was.  Want daarom ging het vooral binnen deze cultuur van ex-nomaden, de man was binnen het gezinsleven het belangrijkst en verlangde dat alle kinderen nazaten van hem alleen waren en naar hem werden vernoemd.(patrineaal)
Deel­name aan de gewijde seks-gebruiken in de tempels zou natuurlijk volledig in strijd met deze nieuwe wetten zijn geweest.
We zien  de Levitische priesters en profeten dan ook her­haaldelijk  de seks-praktijken van de tempel veroordelen,
  Indien vrouwen als qadishtu, heilige vrouwen van de Godin, met  verscheidene mannen gemeenschap hadden  in plaats van één echtgenoot trouw te zijn, zou het de vraag zijn wie de vader was van de kinderen die deze vrouwen kregen en dat kwam dan in conflict met het geforceerd ingevoerde gebruik alle kinderen naar de vader-echtgenoot te noemen.
Soemerische en Babylonische documenten onthullen daarentegen dat deze  'tempeldienaressen' in de desbetreffende samenleving, door hun band met het tempel complex land en andere eigendommen bezaten en bij uitgebreide zakelijke activiteiten betrokken waren. Verscheidene berichten vermelden dat zij vaak tot rijke families hoorden en de algemene achting genoten
Volgens de oorspronkelijke oude verwantschaps-gebruiken van de eerdere Godinne-religie  zou­den kinderen van  deze qadishtu  juist de namen, titels  en eigen­dommen van hun moeders geërfd hebben en die  matrilineale afstamming zou zijn hlijven bestaan als de sociale structuur die de gemeenschap eigen was.  Dochters werden soms zelf qadishtu.
Dat deze gebruiken ondanks felle tegenstand toch nog lang zouden blijven bestaan wordt bewezen door een inscriptie uit Tralles in West-Anatolië, die daar in 200 n.Chr. (!!) werd  ingegrift door een vrouw genaamd Aurelia Aemilias.  Zij verkondigde trots dat zij in de tempel had gediend door aan de seks-gebruiken deel te nemen. net als haar moeder en al haar vrouwelijke voorouders voor haar.

De heilige seks-gebruiken van die meer op het vrouwelijke georiënteerde religie bieden ons zo de kennelijk bestaande banden tussen de verering van de Goddelijke Voormoeder zoals die bekend was in Soemerië. Babylonië, Anatolië, Kreta,  Griekenland. Carthago. Sicilië. Cyprus, India en zelfs in Kanaan. Vrouwen die in de tempels ritueel de liefde bedreven, werden in hun eigen taal  'heilige vrouwen' genoemd, 'de onbezoedelden'.  
Hun Akkadische naam 'qadishtu'  wordt letterlijk vertaald als 'gewijde vrouwen' of 'heilige vrouwen'.
In de meeste academische studies veel  later over deze gebruiken zou men doorgaans spreken over prostitutie of 'tempel-prostitutie'.  Het hiermee gelijk een zeker moreel stempel gevend wat geheel passend leek in de tijd, en met de culturele sociale religieuze zienswijzen van die tijd, waarin het werd geschreven.
Professor Albright. die de hoge idealen van de Israëlieten bewonder­de, schrijft:

Gewijde prostitutie was klaarblijkelijk een vrijwel onveranderlijk begeleidend verschijnsel hij de cultus van de Foenicische en Syrische godin, wat haar persoonlijke naam ook was, zoals we uit vele toespelingen in de klassieke li­teratuur, vooral van Herodotus. Strabo en Lucianus weten. Als gewijde prostituée werd de godin, vreemd genoeg van ons gezichtpunt uit gezien, 'de Heilige' genoemd... de praktijk was hecht geworteld onder de Kanaanitische in­heemse bevolking van Palestina en werd voortdurend weer ingevoerd vanuit de landen die Israël omringden als een 'heel heilige gewoonte', om de woorden van Lucianus aan te halen, als hij dezelfde praktijk in Hierapolis in Syrië, ongeveer duizend jaar na Asa. beschrijft.

Wat minder antagonistisch schrijft Professor James:

'Dit kwam voort uit de praktijk van rituele prostitutie in verband mei de Is­raëlitische heiligdommen in Shiloh, die Amos veroordeelde... Zoals Hosea overduidelijk maakt, gingen deze priesteressen voort hun functies met onverminderde ijver uit te oefenen in zijn dagen (750-735 v.Chr ), ondanks de pogingen van Amos en andere hervormers, als Asa, om ze uit te bannen.'

Maar behalve deze beschrijvingen van tijdgenoten over de seksgewoonten, hebhen archeologen ook berichten over de heilige vrouwen gevonden in de vroegste geschreven documenten uit Soemerië. De legende van Inanna en Enki noemde die heilige gebruiken  juist als een van de gaven die Inanna schonk om het volk van Erech de be­schaving te brengen. De Koningin van de Hemel werd met de grootste eerbied vereerd door de gewijde vrouwen, die op hun beurt dan Haar speciale bescherming genoten. In Erech heetten de vrouwen van de tempel 'nu-gig'. de zuiveren of vlekkelozen.

Een interessant Soemerisch fragment noemde ook nog de naam van Lilith, die beschreven wordt als een jong meisje, als de 'hand van Inanna'. Op dit oude tablet lezen we dat Lilith door Inanna werd uitgezonden om de mannen van de straat bijeen te brengen, om ze naar de tempel te brengen.

Dezelfde naam Lilith kwam later in de mythologie van net teruggekeerde joodse ex-ballingen voor als de eerste vrouw van Adam, die weigerde zich seksueel aan hem te onderwerpen; en later zelfs als de naam van de duivelin die rond waarde, wachtend tot ze vermorst sperma vond. waaruit ze haar eigen 'onwettige duivels-kinderen' maakte.

Deze beide verhalen kunnen zich best ontwikkeld hebhen als reactie op de oorspronkelijke Lilith. die zo nauw in ver­band gebracht werd met de oude seks-gebruiken van de verering van de Godin, en een poging hebben betroffen de bevolking duidelijk te maken hoe fout die vrouwelijke vrijheid in hun ogen was..

ln de achttiende eeuw v.Chr, begon in Babylonië de Akkadische naam Ishtar de  Soemerische naam Inanna te vervangen. Eén tablet noemde Erech, waar de verering van Ishtar tenslotte die van  Inanna verdrong, als de stad van ‘courtisanes en prostituees’(een uit onze tijd stammende vertaling van de woorden). Dit zelfde tablet maakte mel­ding van priesteressen die de liefde bedreven met vreemdelingen, be­werend dat zij incarnaties van de heilige geest waren De vrouwen  van Ishtar stonden dus met het Akkadische woord ‘qadishtu’ bekend, terwijl zij in de belangrijke tempel in Babylon ‘Ishtaritu’  heetten, wat eenvoudig ‘vrouwen van Ishtar’ betekent.
Dit alles ter onderscheiding tot de ‘Harimtu’   die wel gewoon prostituees waren die hun gunsten tegen betaling aanboden.
Overblijfselen van deze vroegere seks-gewoonten werden door Herodotus beschreven, die vermeldde dat in zijn tijd. omstreeks 450 v.Chr.. de Babylonische vrouwen slechts eenmaal in haar leven met een vreemdeling de liefde bedreven, als haar eerste seks-ervaring, en later trouwden en van die tijd af alleen met haar echtgenoten seks hadden.

Strabo, die kort voor Christus' geboorte in Anatolië geboren werd, berichtte dat de seksuele gebruiken bij de verering van de Godin in die tijd in veel streken van Anatolië werden gevolgd. Dit gebeurde in naam van hetzij Cybele of Anaitis. Hij beschreef dat deze gebruiken ook in Comana en Lydië een integraal aspect waren van de eredienst, hetgeen die eerder genoemde  inscriptie uit Tralles in Lydië beslist ondersteunt. Hij schreef dat hij er op zijn reizen getuige van was geweest, dat de kin­deren, die op die manier geboren werden, als wettig en achtenswaardig beschouwd werden en eenvoudig de naam en de sociale status van de moeder kregen. Hij voegde hieraan toe, dat de naam en titel daarna met trots in alle officiële inscripties werden gebruikt  en   gaf als commentaar, dat in Anatolië in zijn tijd  'de ongehuwde moeder vereerd schijnt te worden.'

Als men dan weet dat van de Italiaanse Etrusken ( de pré-Romeinse beschaving aldaar) beweerd zou worden dat deze hun beschaving te danken hadden aan Lydiërs  die zich op het Italiaanse schiereiland hadden gevestigd dan begrijpt men gelijk waarom de Etruskische vrouwen erom bekend hadden gestaan grote vrijheid te hebben, recht om bezit te hebben en te erven, en waarom Godinnen daar een belangrijke plaats in hun goden-pantheon bekleedden.
En men begrijpt dan ook waarom, volgens de verhalen van Homeros,de vrouwen van Troje met grotere eerbied werden behandeld dan die van de Myceense Grieken onder koning Agamemnon.

Toch dienden er nog gewijde vrouwen  in de tempel van Aphrodite in Corinthe tijdens de zogeheten Griekse klassieke periode, waaruit blijkt dat men toch als vanzelf oude gebruiken van de vroegere inwoners in deze regio over begon te nemen. Dat vooral de vrouwelijke helft van de bevolking daar een flink steentje aan bij heeft gedragen is iets wat men toch wel aan mag nemen.
Lucianus besprak later de ge­bruiken van zijn tijd, 150 n.Chr. Hij legde uit dat de vrouwen in die tijd enkel maar met vreemdelingen de liefde bedreven op de feestdag van Adonis.
En toen de verering van de Egyptische Isis naar Rome werd gebracht, volgden de gewijde vrouwen daar de oude seks-gewoonten, in de tempel van Isis. Waaruit blijkt dat het oude, mogelijk Etruskische, erfgoed nog leefde onder  vrouwen.

Er zijn geen berichten in deze tijd bekend die de indruk geven dat de vrouwen in het oude Egypte de seks-gebruiken volgden, maar in één passage van de hervormer-priester Ezechiël beschuldigde hij een groep vrouwen van de Joden  woedend van losbandigheid en ontucht, waarbij hij er nadrukkelijk op wees dat zij hun 'slechte' seks-manieren  van de Egyptenaren hadden geleerd.
In één passage waarschuwde hij: 'Ik zal een eind maken aan uw ontucht en hoererij, die gij uit het land Egypte hebt meegebracht.' En in zijn allegorisch verhaal van de twee jonge meisjes, die de twee verschillende Hebreeuwse naties , Juda en Israël, symboliseren, klaagde hij dat de meisjes nu slechte en gevallen vrouwen waren omdat zij seksueel zo vrij waren geweest in Egypte.

De verering van de Godin  onder namen als Ashtoreth (Astarte) was wijd verbreid over het Middellandse Zee gebied, Kanaanieten uit Tyrus en Sidon (Foeniciërs) stichtten de tempels van Ashtoreth te Carthago. Eryx op Sicilië en diverse plaatsen op Cyprus.  In elk van deze plaatsen volgde men de gewijde seks-gebruiken. Farnell verklaarde veel van de overeenkomstigheden in hei Middellandse zeegebied. terwijl Sozomenos de seks-gebruiken vermeldde in de tempel van Ashtoreth te Aphaca en Baalbec, in  de streek die nu Libanon heet.
In de religie van Ashtoreth bleven vrouwen, net als in de verering van de Godin elders in het Nabije en Midden-Oosten, de heilige seksgebruiken volgen, De Bijbel verhaalt, dat 'qadishtu' in Jerusalem sluiers en kleding weefden voor de asherim (beelden van de Godin Asherah) in wat pater Roland de Vaux als het 'huis van de heilige prostituees' aan­duidde. Ook deze pater, die nauw betrokken zou zijn bij de vertaling van de in 1948  gevonden Dode Zeerollen,  bevestigde dat de seksgebruiken heel typerend waren voor de Kanaanitische tempels en dat de vrouwen van Israël deze praktijk volgden, ondanks de scherpe veroordeling van de kant van de leiders der  Joden.

Om een volledig begrip te krijgen van het verzet van de orthodoze jood tegen deze gewoonte, is het van het grootste belang zich te realiseren. dat de heilige vrouwen schijnbaar gewoon voortgingen dus de vrouwelijke godheid op de oude seksuele manier te dienen - zelfs in het land Juda waaraan de Joden hun naam te danken hadden. De seksgebruiken waren als een aspect van de religieuze eredienst in de tempel van Jeruzalem gebleven, de tempel die voor Jahwe was opgeëist, dezelfde plaats  waar de vrouwen ooit geweeklaagd hadden om de god Tammuz.
Professor James schreef, evenals diverse andere geleerden, over de verering van Ashtoreth die zij aan zij met die van Jahwe in Jerusalem bestond. James beschrijft de seksgebruiken in Jeruzalem en in de tem­pel van de Joden te Shiloh.
In het Oud-Testamentische boek Hosea kan men lezen dat een vrouw die  Gomer heette (Hosea's vrouw) de vrijheid had om te trouwen, kin­deren groot te brengen maar desalniettemin ook nog  voort te gaan om met andere mannen in de tempel gemeenschap te hebben, hier schijnbaar zo naar uitkijken dat zij zich  met al haar opschik zorgvuldig  tooide! 
Dus zelfs in deze bijbelse berichten, kennelijk geschreven om haar daden juist neer te halen en te verlagen, onthulde de beschrijving dat zij deel nam aan de .seks-gebruiken uit eigen vrije wil en dat zij die niet als een verplichting of dwang zag, maar eerder als prettige voorvallen beschouwde waar zij naar uitkeek.
Deze .situatie was kennelijk niet aanvaardbaar voor de mannen die het patrilineale systeem van de joden aanhingen, zoals Hosea, maar het omhult gelijk dat dit voor degenen die tot andere religieuze systemen behoorden, heel typerend gedrag was.
Gedurende duizenden jaren waren deze seksgebruiken aanvaard geweest als iets natuurlijks onder de mensen in het Nabije en Midden Oosten. Zij hebben misschien matrilineale afstammings-patronen de kans gegeven en deze misschien aangemoedigd om te blijven bestaan, en een vrouwe-verwantschapssysteem de kans proberen te geven te laten voortleven.

Onlosmakelijk verbonden met de praktijk zelf van de seksgebruiken was het feit, dat men zich er niet om bekommerde wie de vader van de kinderen was - en slechts met een zeker kennen van vaderschap kan een patrilineaal systeem gehandhaafd blijven.
Ik (Merlin Stone) spreek de veronderstelling uit, dat in een poging om  de kennis van het vaderschap zeker te stellen, hetgeen dan patrilineale gewoon­ten mogelijk zou maken, deze oude seksgewoonten tenslotte voor slecht en verderfelijk werden uitgemaakt en dat hiertoe de Levitische priesters het begrip seksuele 'zedenleer' bedachten: voorechtelijke maagdelijkheid voor vrouwen, huwelijkstrouw vooral voor  vrouwen, met an­dere woorden volstrekte zekerheid over het vaderschap door volledige controle daaromtrent.
Iemands standpunt bepaalt klaarblijkelijk wat hij ziet. Vanuit het gezichtspunt van degenen die de religie van de Godin volgden, leefden zij eenvoudig volgens de van oudsher geldende gewoonten. Vanuit het standpunt van de binnenvallende stammen der joodse Hebreeën, moest de oudere godsdienst nu als een slechte, sensuele, beschamende, onteren­de, zondige en laag bij de grondse vruchtbaarheidscultus beschouwd worden.
Maar mogen we de verdenking koesteren dat onder dit morele standpunt een politieke manoeuvre verborgen lag? Eentje die uit was op macht over land en bezittingen, die voor hen alleen toegankelijk waren als het patrilineale systeem werd ingesteld, misschien een systeem dat zij allang kenden in de noordelijke landen waar de Indo-europese stammen vaste voet aan de grond hadden gekregen? Was het misschien om deze reden dat de Levitische wetten bepaalden, dat alle activiteiten van vrouwen op het gebied van seks, die niet binnen de grenzen van het huwelijksbed plaats vonden, als zondig, d.w.z. als in strijd met de bevelen van Jahweh beschouwd moesten worden? Vol­gens de Bijbel werden deze wetten voor het eerst ten tijde van Mozes ingesteld, kort voordat de stammen van de Hebreeen Kanaan binnen­vielen.
Onderzoek heeft inmiddels echter wel  aangetoond dat dit in werkelijkheid pas het geval zou zijn met de terugkomst in het ‘Heilige land’ van de Babylonische ex-ballingen.
De territoriale en sociale confrontaties vonden zij aan zij plaats. Het was een lange en onverkwikkelijke strijd, die begon bij de komst van de Hebreeën in Kanaän en tot ver in de Romeinse en vroeg Christelijke tijden doorging, terwijl  veel ervan  notabene in de Bijbel zelf werd ver­meld.

Om de draagwijdte van dit anti-seks standpunt van de Joden,  en de poging van de Levitische priesters om het seksuele gedrag en de opvattingen van de vrouwen van hun bevolking te veranderen, volledig te begrijpen zouden we moeten onderzoeken hoezeer de religie van de Godin van directe invloed was op het volk van de Hebreeën. Waren de gebruiken van de Godinne-religie een zelden voorkomende af­wijking, die men slechts nu en dan tegenkwam, of was de religie. ondanks de aanvallen van de Indo-europeanen en Joodse Levieten. nog een hoofdfaktor in het leven van vele mensen die in Kanaan woonden?
Hoewel zij diep onder het zand van wat eens Kanaän was begraven lagen, zijn beelden van de vrouwelijke godheid voortdurend in ar­cheologische opgravingen aan het licht gebracht. Deze beeltenissen van de Godin, sommige van wel 7000 v.Chr., leggen in stilte getuigenis af van de heel oude verering van de Koningin van de Hemel in het land dat men zich heden ten dage meestal als de geboorteplaats van zowel Jodendom als Christendom herinnert.

Yigael Yadin. Professor in de Archeologie aan de Hebreeuwse Uni­versiteit te Jeruzalem en Directeur van het instituut voor Archeologie aldaar, publiceerde ooit zijn verslag van de opgraving van de .stad Hazor in het bijbelse Kanaän. Enigszins ontwijkend beschrijft  hij wat op de verering van de Godin aldaar wijst als volgt:

Ofschoon de officiële religie van Noord-Israël die van Jahweh - de god van Israël - was, weten we zowel uit bijbelse verzen als uit archeologische ontdek­kingen, dat de cultus van Baal en Astarte de plaatselijke bevolking slerk beïn­vloedde in de vorm van volks- of populair geloof, als het ware als een dubbele verzekering. Wij ontdekten inderdaad heel »at klei-figuurtjes die Astarte, de vruchtbaarheidsgodin voorstelden, en van wat de heilige prostituées genoemd mogen worden, die met de Baal- en Astarte-kultus verbonden waren.

  

                             

De Late Bronstijd in Kanaan (ongeveer 1500-1300 v.Chr.) bespre­kend, vertelt Professor Albright ons:

Eén van de meest algemeen voorkomende klassen van religieuze voorwerpen die in de Late Bronslagen gevonden werden, bestaat uit de zogenaamde 'Astarte’plaketten. Dit zijn aardewerk plaketten, gewoonlijk ovaal van vorm. waar­op, (van een aardewerken of metalen mal) een figuur was ingedrukt van de naakte godin Asherah, en face met haar armen geheven, leliestengels of slangen in haar handen vasthoudend. Het hoofd van de godin is gesierd met twee lange spiraalvormige krullen, identiek aan de krullen van de Egyptische Hathor, Deze plaketten werden ontleend aan Mesopotamië, waar zij een lange prehistorie hebben in het Vroege Bronstijdperk (ongeveer 3200-2100 v.Chr.).

 

Kathleen Kenyon, voormalig Directrice van de British School of Archeology in Jeruzalem schrijft over:
. . . de Astarte plaketten die het  meest voorkomende cultus object vormen op alle plaatsen in die periode (Laat Bronstijdperk). Dat zulke plaketten. met hun associatie met de Phoenicische religie, worden gevonden, kan echter niet als een teken worden beschouwd dat een bepaalde plaats nog niet onder Israëlitische heerschappij gekomen was, want Tell Beit Mersim zelf geeft een duidelijke aanwijzing dat zulke plaketten of dergelijke figuurtjes helemaal tot aan de 7e eeuw v Chr. voorkwamen.
De aanklachten van de profeten tonen duidelijk genoeg aan, dat het Jahweïsme voortdurend te kampen had met de oude religie van het land.

 

             ------------------------------------------------------------------
Merlin Stone heeft het in haar stuk dan nog hoofdzakelijk over de Kanaänitische, en dus Phoenicische (twee namen in twee verschillende talen voor één en hetzelfde volk), religie, onderzoek onzerzijds heeft inmiddels ook reeds aan weten te tonen dat de kustbewoners van het land van Kanaän, de Filistijnen, mogelijk een behoorlijke invloed hadden op de religieuze overtuigingen en gebruiken van de inwoners van dit land. Als afstammelingen van de zeevolken ('peleset' in het oude Egyptisch) waren zij afkomstig van Kreta en hadden zij hun vaardigheden op zeevaartgebied alsmede hun religieuze overtuigingen en kennis overgedragen op de in het 'Heilige Land' wonende volken.
             -------------------------------------------------------------------

 

De invloed en het belang van de eredienst van de Godin onder­zoekend in Kanaan in bijbelse tijden, vinden we dat Zij als Ashtoreth. Asherah, Astarte. Attoret, Anath of eenvoudigweg Elat of Baalat (die beiden ‘Herin’, ‘Vrouwe’ of Godin betekenen) de voornaamste godheid was van de grotere Kanaanitische steden zoals Tyrus. Sidon, Ascalon, Beth Anath, Aphaca, Byblos en Ashtoreth Karnaim.
In 1894 vermoedde Robertson Smith dat Astarte tegen de bijbelse tijd al de minder belangrijke vrouw van Baäl geworden was, maar we lezen desondanks inscripties tot de Godin in Kanaan gericht als 'He­melse Heerseres', 'Meesteres van het Koningschap', 'Moeder van alle Godheden'.  Zij wordt zeker in verband gebracht met Baal, of een Baal, of vele Baalim, maar bij nauwkeurige waarneming bevinden we, dat het ritueel en de vorm van de religieuze praktijken die van de oude Godinne-religie zijn.
Volgens Professor Seton Lloyd hield het woord baal, dat gewoonlijk als 'heer' wordt vertaald, oorspronkelijk meer een tijdelijke positie of tijdelijk eigendomsrecht van bezit in. Het is misschien ongeveer net zoals het Indo-Europese woord pati gebruikt, dat ook als heer, eigenaar, meester en echtgenoot werd gebruikt, en het kan. zelfs verband houden met het Sanskrit woord 'bala', wat dus de culturele connectie met India nog eens onderstreept.

In de legenden uit Ugarith in Noord-Kanaan vroeg Baal van de Berg Saphon aan de Godin, daar Anath geheten, hem te helpen een tempel te bemachtigen toen hij er geen had.
In dezelfde legenden uit de veertiende eeuw v.Chr. doodde Anath met gemak de vijand die machtig genoeg was geweest om Baal eerst schrik aan te jagen en vervolgens te doden.
Hoewel de naam Baal misschien eeuwen  daarvoor als de Stormgod  van de Berg Saphon door de Hurrieten in Ugarit was ingevoerd, werd de naam ten tijde van het schrijven van deze legenden ook  geïden­tificeerd met de gemaal van de Godin; en in Ugarit speelde Baal de dubbele rol van stormgod van de berg Saphon en de stervende gemaal, net als Dumuzi, Tammuz, Attis, Osiris en Adonis, Bij zijn dood. zo wordt ons verteld, was Anaths smart om hem als die van een koe om haar kalf.
Er werd vermeld dat zelfs Thor-El, een oudere mannelijke godheid, die door sommige schrijvers als het hoofd van de godheden in Ugarit wordt beschreven, zich in het binnenste heiligdom van zijn acht ka­mers verborg, trillend van vrees, bij de nadering van de machtige Anath. In dezelfde teksten stond Anath bekend als 'Meesteres van het Koningschap. Meesteres van de Heerschappij. Meesteres van de Hoge Hemelen.' In het licht van deze tabletten uit Noord-Kanaan kan men nauwelijks verdedigen dat welke van deze mannelijke godheden ook als almachtig of allesbeheersend werd  afgeschilderd, tenzij men beslist wil aannemen dat alle mannelijke godheden dit altijd zijn. Hoewel deze conclusie door de meeste schrijvers niet wordt uitgesproken, komt de Godin Anath uit deze Kanaänitische legenden als de godheid met de grootste dapperheid en sterkte naar voren.

In zijn Dictionary of the Bible uit 1900 bevestigde J. Hastings dat Ashtoreth de hoogste was, en zei van Haar: 'Deze Godin was de op­pergodheid van de Semieten in hun primitieve matriarchale organisatie-stadium. Zij was analoog aan de menselijke matriarch. vrij in haar liefde, de vruchtbare moeder van de stam en de leider daarvan in vrede en oorlog.'
Op de bladzijden van het Oude Testament verschijnt Ashtoreth, de naam die het meest werd gebruikt in Zuid-Kanaan, zelden alleen.
Dit betreft dus de regio waar het grootste deel van het, eveneens van Semitische herkomst,  volk van de Hebreeën zich gevestigd had.  Ashtoreths naam werd vrijwel altijd samen met die van Baal genoemd, net als vele van de slange-demonen van de Indo-Europese legenden, die zonen of echtgenoten van de Godin waren. Soms wordt de religie zelfs als Baalisme betiteld.
En ergens zijn Baäl en de latere Jahweh  wel als één en dezelfde te beschouwen, beider namen betekent zoveel als 'grote baas' en ergens mag men aannemen dat beiden oorspronkelijk androgyn waren.

 

   =====================================================



Bovenstaand overzicht van religieuze en maatschappelijke ontwikkelingen  geeft ons dan een beetje een idee hoe er een herwaardering plaatsvond van de plaats der sekse's  binnen de samenlevingen van die tijd en in die regio. En tevens wat voor een invloed dit zou gaan hebben op de seksualiteit en de religieuze overtuigingen die altijd onlosmakelijk met elkaar verbonden waren geweest. Eerst in positieve en later in negatieve zin.
Is hierboven nog hoofdzakelijk Soemerië, het land tussen de Eufraat en de Tigris in het huidige Irak, beschreven en de ontwikkelingen wat meer westwaarts namelijk Israël, laten we nu eens gaan kijken naar wat voor invloed één en ander oostelijk van die landen zou hebben. Namelijk India, waar de Induscultuur ooit zijn hoogtijdagen zou hebben. Het  land wat een rol speelt in die levensbeschouwelijke overtuiging waar we dit verhaal mee begonnen waren.

                               
         ------------------------------------------------------------------

 

 

Sacrale seksualiteit in India

 

Het lijkt erop dat overal waar in de oudheid tempels en priesters waren, ook prostitutie voorkwam. We hoeven voor die associatie geen cynische motieven te zoeken want seksualiteit en religie waren, zoals we reeds hebben gezien, sinds mensenheugenis nauw aan elkaar verwant, lang voordat er tempels werden gebouwd en priesters aangewezen  als boodschappers van het Goddelijke.

Ook in India treffen we tempels aan die onderdak verlenen aan heilige prostituees. Hier droegen zij de kleurrijke Sanskriet benaming deva-dasi, dat zoveel  als 'slaaf van een god' betekent - een deva is overigens wel een bovennatuurlijk wezen.
'Prostitutie', om deze onvriendelijke term dan toch maar even te gebruiken bij gebrek aan een betere benaming,  in India gaat terug tot de periode van de Indus-beschaving. Een bekend bronzen beeldje, het 'Dansende Meisje', lijkt zo'n prostituee uit te beelden. Ze is naakt, haar vagina is duidelijk zicht­baar en ze staat er uitdagend bij.

                       

Het staat vrijwel vast dat deze prostituees banden hadden met de grote tempels in de steden van Mohenjo Daro en Harappa, waar de Godin werd vereerd.

 

     

 

De ondergang van de Indus-beschaving, waarschijnlijk als gevolg van aardbevingen, overstromingen, klimatologische veranderin­gen en vijandelijke invasies, luidde het einde in van de grote tempels in het noorden van India. Maar de vernietiging van monumenten en gebouwen betekende niet de ondergang van de religieuze traditie die verant­woordelijk was voor de bouw ervan. Zo is er een opmerkelijke continuï­teit russen de oude Indus-beschaving en de moderne hindoeïstische symboliek, overtuigingen en gebruiken. De inheemse Indische cul­turen bleken buitengewoon hardnekkig en wisten in de loop van de eeuwen zelfs de religie te hervormen van de Indo-europese, arische (vedische), volken die, naar men aanneemt, in het tweede millennium voor Chr, het schier­eiland binnenvielen.

Zo zien we dat halverwege het eerste millenni­um voor Chr. de brahmanen tempels bouwden en daarmee vermoe­delijk bijdroegen aan de wederopleving van het archaïsche gebruik van de tempelprostitutie.
De traditie van de deva-dasi's bloeide tot in de twintigste eeuw. In 1950 werd deze aloude gewoonte door de wetgevers van India pas afgeschaft. De regering nam de verantwoordelijkheid op zich voor de voortzetting van de klassieke erfenis van muziek en dans in Zuid-India, die tot dat moment puur het voorrecht van de tempelprostituees was geweest. Toen de instelling van de tempelprostitutie op die manier werd vernietigd zochten vele 'deva-dasi 's ' hun toevlucht echter in gewone bordelen. Prostitutie is in India nooit onwettig gemaakt.

Het volgende is een verzonnen verhaal over de ceremoniële dienst van een deva-dasi, in de bloeiperiode van de Hindoe-cultuur, gesitueerd in het zuiden van India in de zesde eeuw na Chr.. Vooral in het zuiden zouden namelijk de oude gebruiken van de Induscultuur nog lang vrijwel onvervormd stand weten te houden. En vrouwen zouden hier altijd een groter aanzien blijven houden dan meer naar het noorden van India, wat in de loop der eeuwen steeds meer overspoeld zou raken door horden nomadische patriarchaal georiënteerde stammen. Na de Indo-Europese Ariërs zouden uiteindelijk ook Arabieren deze gebieden onder controle gaan krijgen, en met hen de Islam.

In het zuiden waren er echter nog allerlei tekenen te vinden die wezen op het voorrecht vrouwelijk te zijn.

 

                   

 

Maar dan nu het verhaal van een deva-dasi ...

 

       ----------------------------------------------------------------------------------

 

             Het verhaal van Soenita

 

Soenita, telg uit een koopmansgeslacht, was al vroeg wees geworden. Tot haar twaalfde jaar had een vriendelijke oom voor haar gezorgd. Maar zoals zovelen had hij één grote ondeugd: het dobbelspel. Op een gegeven moment verspeelde hij zijn hele fortuin. Berooid en door iedereen gemeden kon hij niet langer voor zijn naaste familie zorgen, laat staan voor zijn jonge nichtje Soenita.
Hij voelde zich aan zijn gestorven broer verplicht Soenita niet aan haar lot en een leven op straat over te laten en bracht haar daarom naar de priester van de plaatselijke tempel. Soenita's leven zou worden gewijd aan de godin Oema, de hemelse gezellin van Sjiva. De opperpriester was een vriendelijke man en toen hij zag dat Soenita over spirituele talenten beschikte nam hij haar op en zette haar opvoeding voort. Ze was een intelligent kind, in staat tot diepe gelovigheid, en paste zich snel aan haar nieuwe omstandigheden aan. Zo bracht zij daar jaren door terwijl zij de tempelkunsten leerde en groeide intussen op tot een mooie jonge vrouw. Ze werd een toege­wijd volgeling van de Godin en de opperpriester was tevreden over haar.
Toen stierf de oude priester en al snel zag zijn opvolger niet alleen Soenita's natuurlijke schoonheid en charme maar ook haar econo­misch potentieel. Hij bracht het meisje naar de chaperonne van de deva-dasï's, en vanaf dat moment werd Soenita voorbereid op een bestaan als tempelprostituée. Ze kwam tot de overtuiging dat de Godin en haar tempel op die manier te dienen het meest nobele was dat een meisje kon doen. En al meteen was haar onderricht in de kunst van het minnen begonnen. Ze kende elke regel uit de Kama-Soetra van Meester Vatsyayana uit haar hoofd en was goed op de hoogte van de verschillende vormen van kussen en de houdingen van het vrijen. Ze had leren dansen en zingen en bespeelde verschillende muziekinstrumenten, maar kon ook mooi tekenen lezen en bezwerin­gen uitspreken. Toen zij 16 jaar was, maar nog wel maagd, wist Soenita al meer over het bedrijven van de liefde dan de meeste volwassen vrouwen.
Na enkele jaren brak toen de dag aan waarop Soenita haar eerste Oema-vereerder zou dienen. Op grond van haar uitzonderlijke schoonheid en haar voortreffelijke gedrag was zij uitgekozen om de plaatselijke heerser te zegenen met de gunst van de Godin. Hoewel zij de man nooit had gezien voelde ze geen angst voor hem noch enige verlegenheid over de dingen die komen gingen. De Godin was met haar. Ze voelde zich zelfs zeker dat, wanneer het moment daar was, de Godin zelf haar lichaam in een sierlijke beweging zou brengen, haar de juiste woorden in de mond zou leggen en haar bezoeker op alle manieren in verrukking zou kunnen brengen die zij had geleerd, Haar enige verlangen was de Godin te behagen door haar bezoeker te behagen - die immers Oema's gemaal in menselijke gedaante was,
Bij het vallen van de avond werd de rajah haar kleine kamer op het tempelterrein binnengebracht. Hij was een lange, knappe man. halverwege de dertig, en in fraaie kleren en sieraden gehuld. Hij kwam op een haast raadselachtige manier overeen met het beeld dat Soenita zich had gevormd van de god Sjiva, neergedaald op de aarde.
In stilte riep Soenita de godin aan en begon toen haar bekoorlijke dans van gebaren en woorden om een zinnelijke magi­sche betovering over de rajah te leggen.

Haar koninklijke bezoeker maakte het zich gemakkelijk op een groot kussen, en bleef haar zwijgend aanstaren. Soenita bediende hem alsof hij de vleesgeworden Sjiva was en serveerde hem zoetigheden en thee. Ze danste en speelde de sitar voor hem terwijl ze een traditioneel lied zong ter ere van de Godin, Ze hoopte dat hij ingenomen was met haar diensten, en een zweem van onge­rustheid beving haar hart, maar ze verborg haar gevoelens voor hem zorgvuldig. Weer riep ze stil de Godin aan om haar bij te staan.
De lucht in de ruimte was zwaar van wierook. Een rij kaarsen voor het kleine altaar wierp over alles een gouden schijnsel. Het geluid van Soemta's sitar hing nog m de lucht. Toen brak het moment van de heilige vereniging aan. Soenita nam de rajah zacht bij de hand en leidde hem naar de divan. Hij volgde haar bereidwillig en ademde haar geurig parfum in. Hij had nog steeds geen woord gezegd. Toen zij zich op ingenieuze wijze van haar kleren had ontdaan, op een ragdun kleed na dat meer onthulde dan verborg van haar jeugdige, bevallige figuur, begon zij hem voorzichtig uit te kleden terwijl hij instemmend knikte. Er brandde nu een vreemd vuur in zijn ogen. Kama, de god van de begeerte, was hem binnengegaan. Nu kon zij verdergaan met het liefdesspel van de Godin die ze zo sterk in al haar ledematen voelde. Ze voelde haar eigen bereidheid en koerende geluiden ontsnapten aan haar lippen.
Zodra ze zich bij hem had gelegd op de divan pakte de rajah haar liefdevol bij haar schouders en duwde haar zachtjes neer. Terwijl hij haar omarmde besteeg hij haar zonder enige plichtpleging. Ze voelde even een doordringende pijn toen hij zijn lid diep in haar stootte.

                 

.

-------------------------------------------------------------------

 

Ze schreeuwde het uit. Door een waas van tranen kon ze zien dat hij verontrust naar haar keek. Het was een bezorgde blik.
Ze was gewaarschuwd voor mannen die genot en pijn met elkaar verwarden en wier seksuele hartstocht geen enkele ruimte het voor het Goddelijke lieten, die verwrongen genoeg waren om te denken dat ze de Godin konden veroveren en bezitten. Ze was  de Grote Moeder dankbaar dat Zij haar niet op de proef had gesteld door haar een dergelijke man te sturen om haar te ontmaagden,
De rajah, die om zijn verfijnde manieren bekend stond, had dit meisje graag willen ontmoeten.
Zijn eigen vrouwen en courtisanes zouden hem nooit kunnen  geven wat deze Tempelmaagd hem te bieden had. Want zij was opgeleid om hem naar een transcendente werkelijkheid te voeren terwijl zijn eigen vrouwen hem altijd aan het aardse waren blijven herinneren, zelfs in de slaapkamer.
Soenita onderging zijn binnendringen in eerste instantie  gelaten maar naarmate ze langer met de rajah verbonden bleef gelukte het haar haar gedachten van onzekerheid van zich af te zetten en in een soort van trance te geraken. Haar ademhaling werd steeds trager en zij was zich op een gegeven moment niet eens meer bewust van waar zij zich nu eigenlijk bevond. Steeds dieper werd haar trance en zij was zich niet helemaal bewust meer wie zij was en met wie. Een gevoel van gelukzaligheid kreeg haar in de greep en zij had het gevoel te zweven.  Ze probeerde zich wat meer bewust te worden van wat ze nu eigenlijk voelde en onderging maar de gevoelens van gelukzaligheid bleven maar toenemen en leken geen toppunt te kunnen berijken. Toen viel ze flauw. Haar bewustzijn verwelkomde de koesterende leegte, die zij herkende als de boezem van de Grote Moeder.
Toen ze wakker werd boog de bezorgde chaperonne zich over haar heen. De rajah was vertrokken. Soenita's lichaam vertoonde een straaltje ge­ronnen bloed  op haar dijen. Maar haar ogen straalden. De Godin had haar gezegend met een schitterend visioen.
Soenita wist niet wie haar eerste bezoeker zou zijn. Hij was een volkomen vreemde, zoals alle mannen die ze in haar leven als eerbare tempelpriesteres zou ontmoeten. Deze anonimiteit was voor de sacrale prostitutie essentieel. Wat dat betreft was de sacrale prostitutie een afspiegeling van het archaïsche gebruik van het heilige huwelijk tussen God en Godin, tijdens de jaarlijkse viering van de vruchtbaar­heid

===============================

Tantrisme:de historische en culturele context

Het woord 'tantra' komt dus uit het Sanskriet, de heilige taal van het Hindoeïsme waarvan de wortels liggen in het stangebied der Indo-Europese stammen die hun reis ooit begonnen vanuit de zuid-Russische steppen.
Algemeen wordt echter aangenomen dat Tantra voortkomt uit voor-hindoeïstische natuurreligies in het nabije oosten, India en China (Taoïsme). Waar culturen huisden die  nog niet zo'n seksueel negatieve houding hadden en het vrouwelijke meer aanzien genoot.
Het woord Tantra is afgeleid van tan, wat zoveel betekent als ‘uitbreiden,vergroten, verspreiden, voortgaan, weven, naar voren brengen, uiten, laten zien’.
Tantra wordt wel vertaald als ‘kosmisch weefsel’, omdat het bestaat uit verschillende energieën. Het hele universum wordt voorgesteld als bestaande uit allerlei energieën en stadia van bewustzijn die altijd en in alles aanwezig zijn.
Wij maken, net als alle leven, elke materie en elk soort energie en net als onze voorouders, onlosmakelijk deel uit van deze kosmische energie.  De éénheid en  verbondenheid van al deze verscheidene energieën, want ondanks het verschil staat het toch ook weer doorlopend  met elkaar in verbinding,  geeft het recht om eigenlijk van universele liefde te gaan spreken.
We dragen allen hier in onze materiële werkelijkheid dus  die energie bij ons en kunnen deze bron van energie in onszelf  activeren door de 'machine' die deze energie op kan wekken daarvoor in werking te stellen.      Oftewel de  ‘aardse’ liefde met de juiste intenties te bedrijven.
Ergens betreft het hier weer een mystieke leer, ontwikkeld in de vorm van dialogen door een kosmisch paar, een god en godin die  Shiva en Shakti heten en het mannelijke en vrouwelijk vertegenwoordigen.
De schriftelijke vastlegging van deze meer dan tweeduizend jaar oude dialogen werd bekend als Tantra’s. Die Tantra’s bevatten duizenden jaren ervaringen, kennis, inzichten en technieken van vrouwelijke en mannelijke Tantrabeoefenaren.
Tantrisme mag men in feite dan ook als de voortzetting beschouwen van de oude sacrale seksgebruiken die duizenden jaren lang gangbaar waren geweest in het oostelijk Mediterrane gebied, het Midden en nabije oosten.
Zou de erfenis van deze overtuigingen elders met vuur en zwaard bestreden gaan worden, door een wonderlijke samenloop van omstandigheden en een ietwat andere levenshouding van de bewoners van het Indiaase subcontinent zou het hier ondanks tegenstand toch stand weten te houden tot in min of meer onze tijd.
En dankzij dit gegeven zijn wij nu in staat een beeld te schetsen van een religieuze overtuiging waarin seksualiteit een belangrijke rol speelt daar men het stoffelijke lichaam als niets anders dan het voertuig met de motor van de geest beschouwt om op deze wijze weer toegang te verkrijgen tot die andere bestaansniveaus/energieën  die men anders enkel maar voordat men geboren wordt, nadat men gestorven is, in dromen of door middel van een ,al dan niet gedrogeerde, toestand van trance kan bereiken.
Het voertuig voor zo'n reis dragen wij in feite altijd bij ons, wat men enkel maar benodigd is een 'reisgenoot'.
Het doel van 'tantra'  als levensbeschouwelijke overtuiging is individuele bevrijding (moekti). Dit wordt opgevat als de transcendentie van de ego-persoonlijkheid, oftewel het gewone 'aardse' bewustzijn doordat men 'aan den lijve'  gewaar wordt deel uit te maken en dus verbonden te zijn met iets wat oneindig veel groter is.
Deze gedachte wordt over het over het algemeen vaak verwoord als het bereiken van de onovertroffen 'gelukzalig­heid' (ananda) of verrukking.
Omstreeks het jaar 1000 van onze jaartelling was het tantrisme enorm populair gewor­den,  in zowel hindoeïstische als boeddhistische kringen. Waaruit dus blijkt dat, ondanks de invasies, men in  India in staat blijkt te zijn om de cultuur van de veroveraars te integreren in de oude bestaande cultuur. In tegenstelling tot wat gebeurt op veel andere plaatsen gaat de oude cultuur niet verloren, maar leeft verder in een aangepaste vorm.
De redenen voor dit grote succes zijn nog verre van duidelijk. Ongetwijfeld was een van de aantrekkelijkheden van het tantrisme of tantra dat het beweerde een  boodschap te zijn voor de duistere tijd (kali-yoega).
Traditioneel wordt aangenomen dat de duistere tijd, een periode van morele en spirituele achteruitgang, is begonnen met de dood van de god-mens Krisjna op 18 februari van het jaar 3102 voor Chr. en nog 354 908 jaar zal aanhouden terwijl de omstandigheden geleidelijk slechter worden.
Dat er echter meer recente politieke ontwikkelingen eveneens toe hadden bijgedragen dat men meende in duistere tijden te verkeren mag men gerust aannemen.
Zo werd India al enige tijd binnengevallen door allerlei oorlogszuchtige stammen en hadden zij moeite die het hoofd te bieden, al zou de heersende Chola-dynastie wel weer enige tijd enkele overwinningen weten te boeken, waaronder de verovering van ceylon en het terugdringen van vijandelijke legers die zich in midden India op het Deccan plateau bevonden.
Vooral de verovering van Ceylon kan een bijdrage hebben geleverd aan de wederopbloei van het oude religieuze denken in de vorm van tantra.  Want op dit eiland heerste zeker nog een matrilineale cultuur die ze elders enkel nog maar uit overlevering kenden.
Daarom vinden we in het hedendaags Hindoeïsme veel elementen terug die oorspronkelijk afkomstig zijn uit de matriarchale cultuur welks oorsprong toch echt in  de Indusvallei legt wat India betreft dan.
Zo zou er in India nog lang sprake zijn van heilige erotiek. Schilderingen en beeldhouwwerken op de tempels van Khajuraho zijn daar wel het bewijs van. Tempels zoals deze zijn niet alleen te vinden in Khajuraho, maar bevinden zich ook o.a. in de deelstaat Orissa. In deze tempels vonden zeker lange tijd nog tantristische rituelen plaats.

 

   

 

De zogeheten 'meesters'  van het tantrisme waren fantastische vernieuwers die een geheel nieuwe benadering en taal  wisten te ontwerpen voor het uitwisselen van spirituele waarheden.
Dat maakt  het tantrisme  als levensbeschouwing wel zo breed dat het moeilijk is nu de aard ervan even in het kort samen te vatten. Bijna elke uitspraak erover wordt bijna weer tegengesproken dan door een van de talloze stromingen die het kent. Het doet de naam 'spinneweb'  ook in dat  opzicht dus eer aan..

De meeste benade­ringen zijn echter onmiskenbaar ritualistisch, al benadrukken sommige stromingen wel weer de spontaniteit (sahaja) en ziet men  daartoe af van alle formu­les en voorschriften ten aanzien van de juiste levenswijze.

Waardoor het te weer te vergelijken valt met een andere stroming die nog verder naar het oosten zou ontstaan, en die later ook nog aan de orde zal komen, namelijk het Chinese TAO.
Het moge duidelijk zijn dat  deze zienswijze binnen het tantrische systeem wel weer ten voordele heeft dat het de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het 'zelf' en het spirituele  'zelfbewustzijn' waarin de transcendentie van het ego-bewustzijn verweven is,  helemaal in de handen en de vrije wil van het individu zelf legt.
En dat is altijd nog de manier waarop men het 't gemakkelijkst leert te begrijpen en ervan doordrongen raakt. En zo in staat is om te groeien.
Er is niet voor niets het aloude gezegde dat ervaring altijd nog de beste leermeester is, een weg die men als het ware helemaal zelf hebt moeten ontdekken is vaster in het geheugen gegrift als aanwijzingen die men van een ander krijgt over de te volgen weg.
Het idee dat het Goddelijke niet, zoals in monotheïstische religies, gescheiden is van de schepping door een onoverbrugbare afgrond maar waarvan de basis in het 'zelf' terug te vinden is hebben alle tantrische richtingen gemeen. Hierdoor mag men dan ook terecht vaststellen dat er een sterke overeenkomst bestaat met het gnostische gedachtegoed wat eveneens zijn oorsprong in het land tussen de twee rivieren zou hebben voordat het uit zou waaieren naar het oosten en het westen.
De hele wereld wordt binnen de tantra eerder opgevat als een aspect, of een van de manifestaties, van het Goddelijke.
En van deze overtuiging kan men dan ook weer veel terugvinden in zekere gnostische geschriften waarvan men beweert dat Jezus zelf degene zou zijn die de uitspraken deed die men erin terug kan vinden.
Als men dan weet dat één van die gnostische evangeliën op naam zou staan van de volgeling van Jezus die naar de naam Thomas luisterde, en dat deze door Jezus zelf naar India zou worden gezonden om daar de 'blijde boodschap'  (de vertaling van het woord 'evangelie') te verkondigen dan beseft men dat de gnosis veel met het tantrische gedachtegoed te maken heeft.

 

Zijn leerlingen zeiden tegen hem:
Op welke dag zal de rust
van de doden tot stand komen
en op welke dag
zal de nieuwe wereld komen?
Hij zei tegen hen:
Wat jullie verwachten is gekomen
maar jullie herkennen het niet.



Jezus zei:
Wie de wereld heeft leren kennen
heeft een dood lichaam gevonden;
en wie een dood lichaam heeft  gevonden,
hem is de wereld niet waardig.



Jezus zei:
Wie het Al denkt te kennen maar niet zichzelf
blijft volkomen in gebreke.



Jezus zei:
Ik ben het licht dat boven alles is.
Ik ben het Al.
Het Al is uit mij voortgekomen en
het Al is tot mij gekomen.
Kloof een stuk hout
en ik ben daar,
til een steen op
en jullie zullen mij daar vinden.



Jezus zei:
Hij die de wereld heeft gekend
is meester geworden
over zijn lichaam
en wie meester is over zijn het lichaam
is superieur aan de wereld.



Hij zei tegen hen:
Jullie onderzoeken
hoe hemel en aarde eruitzien,
en hem die voor jullie staat,
hebben jullie niet herkend!



Jezus zei:
Als jullie de twee tot één maken
zullen jullie zonen des mensen worden;
en als jullie zeggen:
berg verplaats je,
zal hij zich verplaatsen.

 

In India is men er vast van overtuigd dat Thomas hier tot zijn dood zou blijven. Er zijn er eveneens die beweren dat Jezus hier een deel van die jaren dat men niets van zijn leven weet door zou brengen.
Op zich zegt dat dan wel voldoende over het oorspronkelijke Christendom.

De wereld als 'manifestatie van het goddelijke', dit metafysische denkbeeld is zo belangrijk omdat het niet alleen een concept is waarmee theologen kunnen spelen, maar ook dient als de hoeksteen van een afzonderlijke spirituele discipline. Want, is het argument, als het Goddelijke aanwezig is in, en in de vorm van, de kosmos, dan is verwezenlijking van God of verlichting niet een ver verwijderd doel maar de waarachtige conditie van elk wezen op dit moment.
Dat revolutionaire inzicht wordt uitgedrukt in het Sanskrit 'samsara = nirwana' , dat wil zeggen dat de veranderlijke wereld identiek is met de eeuwige, onveranderlijke Werkelijkheid, of daar in ieder geval onlosmakelijk deel van uitmaakt .
Wij zijn als vissen die niet weten dat ze in het water zwemmen en voortdurend door dat water zwevende worden gehouden, of als vogels die niet weten dat de lucht hun vleugels en hun leven draagt. Dit gebrek aan inzicht is onze spirituele onwetendheid, en we zijn juist hier in deze realiteit om te leren dat fysiek gewaar te worden.Want de fysieke school is de meest intensieve en duidelijke manier hiertoe. Fysiek iets ondergaan is de beste wijze iets te leren. Er is niet voor niets dat gezegde:"Wie niet horen wil, moet maar voelen".
Het tantrisme viert de goddelijkheid in en van elk wezen en ding. Daarom schrokken de tantrische ingewijden er niet voor terug praktijken en methoden te introduceren die in de traditionele spiri­tuele context ongebruikelijk lijken, en zelfs binnen zekere overtuigingen als zondig en gedegenereerd worden beschouwd.
De beste omschrijving van de tantrische  benadering is dat alles is toegestaan zolang het leidt tot de verwezenlijking van de tegenwoordigheid van het Goddelijke hier en nu.
En in n die geest maken sommige stromingen van het tantrisme dan ook gebruik van ritualistische seks (maithoenaj).
Het is nu wel zaak zorgvuldig onderscheid maken tussen de twee funda­mentele vormen van tantrisme - het linkshandige pad (vama-marga] en het rechtshandige pad (daksjina-marga).
Op het linkshandige pad, dat in het Westen het meest de aandacht wist te trekken, wordt het centrale ritueel van de seksuele eenwording letterlijk genomen. Op het rechtshandige pad daarentegen wordt het in zuiver symbolische of allego­rische termen opgevat, zoals dat eveneens het geval zou zijn met zekere liefdesmystici van Europa en het Midden-Oosten.  Binnen deze overtuiging  is er  dan ook juist geen sprake van seksueel contact.
We zouden kunnen zeggen dat het maithoena, dan puur ritueel wordt gevierd in het eigen geest-lichaam dat zowel het mannelijke kosmi­sche principe bevat, dat sjiva wordt genoemd, als het vrouwelijke, dat sjakti wordt genoemd.
Beide paden komen voor in het hindoeïsme zowel als in het boeddhisme, want het tantrisme strekt zich uit tot deze beide grote spirituele disciplines. De tantrische tak van het boeddhisme wordt wel vajra-yana ('het diamanten voertuig') genoemd.

 

                                                               

 

De 'diamant' of 'bliksem­schicht', zoals het woord vajra wordt vertaald, kan zowel op de penis als op de gedisciplineerde geest betrekking hebben of, op het hoogste niveau van de interpretatie, op de transcendente Werkelijkheid als het zuivere Bewustzijn zelf. De eenwording van de vajra met de 'lotus' (padma) is de weg tot bevrijding.

 

                                                  

 

Ook hier is de lotus op één niveau de vagina; op een ander is hij de lotus van her hart, de zetel van de spirituele intuïtie; en op het uiteindelijke, symbolische niveau  is hij het vrouwelijke kosmische principe.

De overeenkomst met een ander 'voertuig' wat met bliksem wordt omgeven en een edelsteen zou bevatten, namelijk de Joodse 'Ark des  Verbonds',  is ons inziens niet bij toeval. De eerste Hebreeën die aanwijzingen tot het bouwen van deze Ark van hun God zouden krijgen waren zeker in aanraking gekomen met de van oorsprong  zienswijzen die in Soemerië en Egypte gangbaar waren, evenals het volk van de Indus-beschaving. In principe was die Ark des verbonds dan niets anders dan een materieel symbool voor het werkelijke voertuig waarmee men naar het 'Verbond' kon reizen, het menselijk lichaam zelf.
Het is eveneens van belang te begrijpen dat het tantrisme van het begin af aan een esoterische leer is geweest, en vanwege het verborgene daarvan werd die in eerste instantie mondeling overgedragen van leraar op leerling.
Gelukkig voor ons kwam er echter toch een tijd dat  deze geheime kennis  opgetekend werd in geschriften die in de verschillende religieuze scholen de Tantra's, Agama's en Samhita’s worden genoemd, hoewel de in deze geschriften opgenomen informatie natuurlijk maar een fractie betreft van het totale tantrische erfgoed.
Daarom zal men, wanneer men de tantrische praktijk in alle diepte willen leren kennen, toch mensen moeten zien te vinden die de weg van de Tantra reeds zijn gegaan en hopen dat hij of zij hen dan in zekere geheimen in willen wijden .
Dat is als men door omstandigheden niet in staat  blijkt te zijn de kennis zelf uit de 'kronieken' te halen.
Maar hierin dient men zeer voorzichtig te zijn. Want,

 

“Indien niet op de juiste wijze ondernomen, al dan niet met de hulp van reeds ingewijden,  zijn de gevaren heel reëel. Er wordt wel gezegd dat . . . . waanzin of dood het resultaat kunnen zijn”.

 

Het tantrisme dat door sommige New Age goeroe's wordt verkondigd vertoont in de meeste gevallen niet veel over­eenkomst meer met het werkelijke tantrisme.
Of de intussen overleden Bhagwan (Osjo) Rajneesj nog tot een werkelijke Tantra-guru mocht worden gerekend is ook omstreden.

Hoewel het tantrisme als duidelijk omschreven leer vorm begon te krijgen toen in Noord-Afrika de heilige Augustinus zijn Belijdenissen schreef, zijn de wortels ervan dus  veel ouder, zoals we reeds hebben laten zien.   We zien een opmerkelijke continuïteit tussen sommige van de we­zenlijke trekken van het tantrisme en de Indus-beschaving, die in het noorden van India een vreedzame bloeiperiode doormaakte tussen 2500 en 1800 voor Chr., al was die duidelijk beïnvloed door de ten westen van hen reeds lang een hoogtepunt kennende Soemerische beschaving.
De Indus-beschaving had van hun ‘buren’ reeds vroeg de sacrale prostitutie als ritueel overgenomen. Dit gebruik hield ontegenzeggelijk verband met de ver­ering van de Godin, die in deze oorspronkelijke beschaving de voornaamste schijnt te zijn geweest. Er zijn talloze terracotta beeldjes van naakte vrouwenfiguren gevonden, die men opvat als afbeeldingen van de Grote Godin.

                                                                  

                          (godin, gevonden te Mohenjo-daro)                       (godin, gevonden te Mohenjo-daro)     

 

Sommige figuurtjes hebben duidelijk zichtbare geslachtskenmerken en soms een ingewikkelde hoofdtooi. Uit de  vormgeving, die soms maar weinig gedetailleerd was,  kunnen we misschien concluderen dat ze werden gebruikt als cultus-objecten op huisaltaren.
Van de duizenden spekstenen zegelstenen die zijn gevonden bij opgravingen in de twee voornaamste steden Mohenjo Daro en Harappa bevat één zegel een treffend ondersteboven gekeerde afbeel­ding van een vrouw die een plant baart - duidelijk het soort vruchtbaarheidsmotief dar wordt geassocieerd met de Moedergodin van de neolithische tijd.

Een ander zegel laat een langharige vrouwenfiguur zien die tussen twee stengels van een gestileerde plant staat terwijl er een andere figuur voor haar neerknielt. Beide figuurtjes hebben hoorns, hetgeen wijst op goddelijkheid of sacraliteit. En hierin zijn wederom de invloeden  te zien van beschavingen verder naar het westen, want zowel de bevolking tussen de Eufraat en de Tigris (de Soemeriërs) als de Kretenzische Minoïers (met hun minotaurus), als de van het Arabisch schiereiland stammende Hebreeën kenden godheden die van hoorns waren voorzien.

                                    

De Devi-Mahatmya (‘Glorie van de Godin’), die behoort tot het vierde eeuwse geschrift Markandeya-Purana (92.43-44), bevat een vers waarin de Godin zegt dar zij de hele wereld ondersteunt met levensvoedende planten die uit haar eigen lichaam omhoog groeien.

De over een groot gebied vereerde hindoeïstische godin Annapurna ('Voedsel-Volheid') is wellicht rechtstreeks afgeleid van de Moeder-godin van de Indusvallei.
De opgravingen in Harappa hebben eveneens veel kegelvormige objecten opgeleverd, die als voorstellingen van de fallus (linga) worden geïnterpreteerd.

Aansluitend daarop neemt men aan dat ringvormige stenen het vrouwelijk orgaan (yoni) voorstellen. Als dat juist is zou het een aanwijzing zijn voor de opmerkelijke continuïteit van het linga/yoni-motief in India en de daarbij behorende symboliek van vruchtbaarheid en seksualiteit. Er is ook een groot aantal verbindingslijnen met het later ontwikkelde hindoe­ïsme en de stamcultuur van de Indo-Europese invallers uit de Russische steppen die hun eigen rijke traditie meebrachten, vervat in de oudste geschriften van het Sanskrit - de vier Veda's. 

                          

Zekere ontwikkelingen zouden op een gegeven moment tot gevolg gaan hebben dat er een zekere  hoofdstroom binnen  het hindoeïsme zijn ontstaan, waarschijnlijk op  gang gekomen door Arische-Vedische binnenvallers die pogingen ondernamen de heersende religies te ondermijnen, en dit zou tot een soort van puritanisme en levensontkennend ascetisme  gaan leiden waarin men de tantrische visie  niet meer  zo omarmde (In die periode probeerde men in de Indus-vallei de bibliotheken met de daar aanwezige manuscripten te vernietigen).
Toch was, ondanks dit soort excessen, de eigenlijke cul­tuur van de vedische stammen uit de periode van ca, 1500 tot 1000 voor Chr.  duidelijk levensbevestigend en hierdoor helemaal niet zo negatief ten aanzien van seksualiteit. Zeg maar net als men bij sommige Indo-europese volken in West-Europa heeft mogen constateren, de Kelten vormen hier wel een goed voorbeeld van.

Al benaderden zij het wel ten allen tijde meer vanuit het mannelijke standpunt dan de bijvoorbeeld Indus-beschaving die het vrouwelijke altijd minstens als gelijkwaardig had beschouwd.
Het merendeel van de Arische, Indo-europese,  invallers hielden van muziek, dansen en gokken, waren niet afkerig van dronkenschap en baden om een honderdjarig leven op aarde, veel kinderen en veel vee. Een vedische hymne roept op:

 

'O mannen! Verheft, verheft de penis, de schenker van voldoening! Roert hem, graaft diep ter verkrijging van rijkdom [in de vorm van nageslacht]!

 

Sommige gebeden hebben een symbolische inhoud maar andere moeten heel letterlijk worden opgevat.
Mede dit zou tot gevolg gaan krijgen dat vele tantrische ingewijden  altijd zouden blijven beweren dat hun nieuwe leer in werkelijkheid slechts een herformulering was van de oude Vedische religie.
Nader onderzoek toont echter onomstotelijk aan dat deze Vedische Indo-europese nomadenstammen het meeste toch  wel hebben overgenomen van de ten zuiden van hen wonende Soemerische beschaving waar zij veel handelscontacten mee hadden onderhouden.
Net als dat men toch wel aan heeft weten te tonen dat de Indo-europese invallers in Europa veel van de daar aanwezige cultuur over zouden gaan nemen, zij het af en toe tegen wil en dank.
De zojuist genoemde kelten zijn daar een voorbeeld van, zowel  in Brittannie, waar zij erg veel van de autochtone Picten zouden overnemen, als in Frankrijk mengden zij zich met de daar aanwezige cultuur.
Maar ook de Romeinen, het volk van Latium, zou het meeste van hun culturele verworvenheden en gebruiken overnemen van de daar reeds woonachtige Etrusken. Om dan nog maar te zwijgen over de eerste Indo-europeeërs die het avondland zouden betreden, namelijk de Grieken, die het meeste van hun religie en gebruiken te danken hebben aan de Kretenzische Minoïers die overal hun handelsposten en kolonies hadden gesticht in het oostelijk mediterrane bekken.
Toch viel de bewering dat de tantrische rituelen en levensovertuiging  veel te danken had aan de Arische veda's  niet altijd in even goede aarde bij de brahmanen, de beheerders van het Vedische erfgoed. Maar een gedegen onderzoek van de oude Veda's brengt echter toch  tantra-achtige elementen aan het licht. In feite bevatten de Veda’s een vrij uitvoerige seksuele symbo­liek.
Een van de belangrijkste Vedische rituelen is het oude paardenoffer (ashva-medha). Op het hoogtepunt van dit vruchtbaarheidsritueel legt de koningin zich terneer met het paard (symbool van de zon) en verenigen zij zich symbolisch met elkaar, terwijl de celebrerende priesters een obscene dialoog voeren.

 

               

 

Deze merkwaardige rite heeft kosmogonische betekenis, omdat het paard niet alleen wordt geassocieerd met de zon maar ook met de oerwateren, de materie waaruit het universum is ontstaan. Pas toen die betekenis in vergetelheid was geraakt werd de rite door de priesterlijke autoriteiten veroordeeld.

Het paarde-offer lijkt de opvoering te zijn van een oude Vedische mythe waarin de kosmische wateren, opgevat als vrouwelijk, seksuele gemeenschap hebben met de zon, die 'vader' wordt genoemd. Men dacht dat er een vergelijkbare goddelijke maar incestueuze verhou­ding bestond tussen Agni, de god van het Vuur, en zijn zuster Oesha, de godin van de Dageraad.

Sadashiv Anibadas Dange, een bekende onderzoeker van de Veda's, vat zijn uitvoerig onderzoek naar de vedische seksuele symboliek als volgt samen: Voor de Vedische mens was de kosmos gevuld met twee hoofdele­menten -het mannelijke en het vrouwelijke (...) Hij zag de ordening van het hele universum als een heilige seksuele paring

  

                                        

                        (Hier de Egyptische Geb en Nut die iets soortgelijks  voor moesten stellen)

 

Om de kosmische seksualiteit te activeren wanneer de mensen in nood verkeerden, of om zich ervan te verzekeren dat de kosmische paren hen niet in de steek zouden laten, ontwierpen zij rituelen waarin seks daadwerkelijk of in de vorm van een gesproken formule werd nagebootst.
Omdat men, mede dankzij hun eigen scheppingsverhalen, ervan overtuigd was dat enkel door de tweedeling op te heffen alles in evenwicht kon blijven.

 

                                                         

 

"in den beginne waren alle dingen Zelf  en toen verscheen de gedaante Purusha op aarde.  Na niets dan Zichzelf te hebben gezien zei ie :’Aham’ (wat ‘Ik ben’ betekent). Maar hij begon zich eenzaam en ongelukkig te voelen wenste  Zich een metgezel.  Daarop werd ie twee keer zo groot waarna ie  Zich in tweeën splitste. En daar waren dan ineens een man en een vrouw."

 

Dange ziet de kosmische erotiek terecht als een bron van de sacrale seksualiteit. De eenwording van de goddelijke Vader en Moeder werd mithoena genoemd, de oorspronkelijke vorm van het latere woord maithoena. Beide woorden zijn geconstrueerd op basis van de werkwoordsstam mith, die de dubbele betekenis 'verbinden met' en, dat is veelzeggend, 'in conflict zijn met' heeft. Zowel mithoena als maithoena betekenen 'paren' of 'koppelen' in het alge­meen en 'seksuele vereniging' in het bijzonder.
Dange slaagde erin aan te tonen dat sacrale seksualiteit al in het oude vedische ritualisme een belangrijke rol speelde. Bovendien moest voor de vrome brahmaan elk seksueel contact met zijn vrouw de vorm aannemen van een heilige rite. Een fascinerend verslag van deze vroege seksuele ceremonie is bewaard gebleven in een metafysisch geschrift dat dateert uit de negende of achtste eeuw voor Chr.   De tekst is te moeilijk om hier in zijn geheel te worden opgenomen, maar een parafrasering van de essentiële inhoud lijkt op zijn plaats:



De essentie van de man (poeroesja] is het zaad. Om de man een goede basis te geven maakte de Schepper Prajapati de vrouw. Toen hij haar had geschapen vereerde hij haar ‘van onderen’. De vagina is een offeraltaar; het schaamhaar is het offergras waarmee het vuur wordt ontstoken; de lippen zijn het offervuur. Hij die dit geheim kent heeft deel aan de grote wereld van de Schepper. Maar hij die seksuele gemeenschap heeft zonder dit te weten verliest zijn zaad en zijn verdienste voor de vrouw, Wanneer zelfs maar een geringe hoeveelheid zaad wordt verspild moet hij het terugvorderen en daarmee zijn kracht en zijn gloed. Hij zou het moeten oppakken met zijn ringvinger en zijn duim, en het uitsmeren over zijn borst en zijn voorhoofd terwijl hij reciteert: ‘Er zij in mij jeugdige kracht, macht, schoonheid, rijkdom en verdienste!
De man moet de vrouw benaderen na haar menstruatie. Als zij zijn toenadering afwijst zou hij haar eerst moeten omkopen en, wanneer dat geen resultaat heelt, haar met zijn handen of met een stok slaan. Daarna moet hij haar eenvoudig overmeesteren terwijl hij de magi­sche bezwering zingt: ‘Met macht en glorie ontneem ik je jouw macht en glorie!’ Maar wanneer zij aan hem toegeeft zou hij de mantra moeten uitspreken; ‘Met macht en glorie geef ik jou macht en glorie! Op die manier worden beiden van glorie vervuld. Nadat hij haar is binnengedrongen en ‘mond met mond heeft verbonden’ ...

 

 

                         

 

... moet hij een vers reciteren opdat de vrouw volledig door hem in beslag genomen wordt en door niets anders. Wanneer het niet de bedoeling is dat de vrouw zwanger raakt moet hij mompelen: 'Met macht, met zaad vorder ik dit zaad van je terug! Maar wanneer het de bedoeling is dat zij wel zwanger wordt moet hij zeggen: 'Met macht, met zaad leg ik zaad in jou!' In dat geval moet hij haar benen spreiden terwijl hij zegt: 'Wijk uiteen, hemel en aarde!

 

De anonieme auteur van deze passage verschaft ons gedetailleerde magische voorschriften om de baarmoeder vruchtbaar te maken door verschillende godheden aan te roepen. Bovenstaand ritueel illustreert de archaïsche parallellie tussen individuele en kosmische factoren. We moeten echter wel even opmerken dat zij ook overduidelijk getuigt van een actief patriar­chaal

principe wat de Vedische Indo-Europese nomaden en hun cultuur  eigen was: want ook al is de man bereid zijn glorie (yashas) met zijn vrouw te delen, haar seksuele desinteresse wordt beschouwd als een vorm van ongehoorzaamheid die bestraft moet worden met lichame­lijke agressie. En dit is toch wel weer afwijkend van wat men ten tijde van de Indus-beschaving had gepraktiseerd en waarvan men nog wel wat sporen verder naar het zuiden van India bij de Dravidische volken terug kan vinden.

 

                                                

 

Zo zien we dus zowel groot inzicht als onwetendheid, zij aan zij. Er was een maatschappelijke evolutie van meer dan duizend jaar nodig voordat, in het authentieke tantrisme, de vrouw wederom de rol kreeg van een vrijwillige deelnemer aan het heilige maithoena-ritueel. Dit werd in de loop der tijd  mogelijk gemaakt door de tantrische theologie, die aan het vrouwe­lijke uiteindelijk haar oorspronkelijke gelijke plaats naast het mannelijke toekende.
De vrouw werd toen al snel weer gezien als een incarnatie van het ultieme vrouwelijke principe, de Godin, die veel gemakkelijker te benaderen was dan God, het mannelijke principe. Zoals het voor de komst der Arische nomadische volken al was geweest.

 

Maithoena: het liefdesspel van God en Godin

 

Het aspect van het tantrisme dat het meest m het oog springt is natuurlijk de verering van de Godin. Men stelt zich het Goddelijke voor als gepolariseerd in vrouwelijk en mannelijk, respectievelijk sjakti en sjiva genoemd (in de  hindoeïstische; variant van her tantrisme).

                                           

                      Sjakti is het dynamische aspect,     

 

                                                                                                     

                                                     Sjiva het statische van dezelfde alomvatten­de werkelijkheid,        

 

Sjakti vertegenwoordigt de schepping, de materie, de natuur en verandering, Sjiva vertegenwoordigt daarentegen het bewustzijn. Samen vormen ze een transcendent /immanent continuüm dat intrinsiek bovenbewust en gelukzalig is.
Vóór de opkomst van het tantrisme als beschreven volledig uitgewerkte spiri­tuele benadering waren de officiële religieuze overtuigingen van India inmiddels die van de Sanskriet sprekende brahmanen geworden. Hun theologie draaide om het abstracte concept van brahman, het Absolute, zonder ken­merken. Onder brahman bevonden zich de hemelse rijken die wer­den bevolkt door de godheden, voornamelijk van het mannelijk geslacht.

                                                         

                                          (Kali, die eigenlijk één van de    verschijningsvormen van Shakti was)

 

De godinnen uit de periode van de eerdere  Indus-beschaving en  uit de vroeg-vedische tijd waren toen allang onttroond door de steeds mannelijker geworden goden zoals Sjiva, Visjnoe en Krisjna. Maar  toen het  officiële tantrisme steeds meer voet aan de grond begon te krijgen werd de Godin, in de vorm van verschillende vrouwelijke godheden die de ongeschoolde massa altijd waren blijven vereren, weer respectabel.In zekere zin mag men  het tantrisme dus de triomf noemen van India's oudste overtuigingen die terugreiken tot in de neolithische tijd. Het tantrisme opende de deur voor antropomorfe godheden zoals Kali, Doerga, Candi, Parvati, Radha, Bhavani, Sarasvati en Laksjmi. Ze kregen zelfs de voornaamste plaats in verering, rite en iconografische uitbeelding. Voor de vereerder vertegenwoordigen deze vrouwelijke godheden allemaal de grote Godin zelf, de ultieme vertegenwoordigster van het Vrouwelijk principe.

De toegewijde beoefenaars van het tantrisme ervaren de Godin als beter te benaderen dan het meer afstandelijke mannelijke principe, Sjiva. Voor hen is zij meer dan iets anders de weldadige Moeder van het universum, wier hulp kan worden ingeroepen en die hen kan bijstaan in hun spirituele strijd.
Maar in de gedaante van Kali of Doerga is zij ook de veranderende kracht, vooral die van de spirituele transformatie en de vernietiging van het ego.

 

                  

 

De liefde van de universele Moeder is een niet mis te verstane macht die niet klakkeloos moet worden ingeroepen.
Sjiva en Sjakti, de uiteindelijke principes, worden ook Kamesjvara en Kamesjvari genoemd, samenstellingen van de woorden kama ('begeerte') en isjvara ('heer’) respectievelijk isjvari (‘meesteres’) . Met andere woorden, zij zijn de principes die de begeerte beheersen, de universele drang tot manifestatie en verandering, die de kosmos voortbrengt maar ook verantwoordelijk is voor de uiteindelijke ontbinding ervan.
Op het ultieme niveau van het bestaan, dat men vaak het 'Goddelijke' noemt, zijn Sjiva en Sjakti onlosmakelijk met elkaar verbonden.

De eenwor­ding tussen het mannelijke en het vrouwelijke principe schenkt verlangen en verrukking of is dat zelfs, zoals de tantrische geschriften bevestigen. Gezien op het niveau van de manifestatie is het verlangen, wanneer het verwezenlijkt wordt op het niveau van het absoluut Zijnde is het gelukzaligheid en ultieme heelheid.
Vanuit een ontologisch perspectief is de figuur van Ardhanarisjvara een treffende voorstelling van de verzoening van de tegengestelden, van Yin en Yang,

 

                                    

een symbool uit de zodirect nader te bespreken TAO die door de mystici van alle tijden is en wordt nagestreefd.
Het is het symbool van het volmaakte evenwicht dat bestaat op het ultieme niveau, voorafgaand aan vorm en tijdruimte. Vanuit een psycholo­gisch gezichtspunt belichaamt Ardhanarisivara de androgyne realiteit van de psyche zelf.

Het is deze biseksualiteit van de psyche, opgevat als een gelaagd stelsel van energieën, dat ten grondslag ligt aan de tantrische weg (sadhana). Zonder deze psychische polariteit zou de benadering van de yoga van de kracht van de slang, die in de volgende paragraaf besproken zal worden, onmogelijk zijn, want deze vorm van yoga vat het proces, dat tot de extatische eenwording van Sjiva en Sjakti leidt, in zuiver psychologische termen op.
Globaal gesproken is het doel van het tantrisme de transcendente versmelting van Sjiva en Sjakti te doen herleven m het eigen individu. Het eindige bestaan - dat, in concrete termen, zoveel wil zeggen als het menselijk, stoffelijke leven in deze aardse dimensie- wordt gekenmerkt door splitsing-tweedeling, die bewerkstelligt wordt doordat het stoffelijke jasje slechts één van de principes kan benadrukken.
De beoefenaar van het tantrisme streeft ernaar een toestand van lichamelijke en geestelijke harmonie te bereiken die een afspiegeling gaat worden en hem of haar dus afstemt op het transcendente evenwicht (samarasa) of de oorspronkelijke heelheid die dan als gelukzaligheid wordt ervaren.
Een heelheid die volgend de beoefenaars van het 'Linkshandig Pad'  enkel te bereiken zou zijn als men het latente deel van de andere sekse in de psyche materieel vertegenwoordigd ziet in een ander individu en met dit individu dan een rituele éénwording beleeft.

Dat de weg van het bereiken van dit psychische evenwicht gelijk weer een twist­punt tussen de verschillende stromingen van het tantrisme moge duidelijk zijn want  leraren van de Sahajiya-richting, dat is die stroming die het ideaal van spontaniteit aanhangt, verwerpen wel gelijk weer alle kunstgrepen en beweren daarentegen dat we de gewoonte om de werkelijkheid waar te nemen bij stukken en beetjes, door de lens van de ego-persoonlijkheid, moeten afleren door slechts te bevestigen dat het Goddelijke hier en nu aanwezig is.
De meeste andere stromingen zoeken het meer in het materiële en direct waarneembare en zij benadrukken wel meer dat zij juist het stoffelijke jasje als het voertuig beschouwen wat in deze dimensie betrokken moet blijven in alle rituele handelingen daar het anders een soort van ontkenning van onze materiële aanwezigheid  hier zou gaan betreffen. En dat zou dan weer tot gevolg gaan hebben dat er dan  eerder weer sprake zou gaan zijn van een vorm van ascetisme wat men binnen diverse, vaak monotheïstische religies maar al te vaak terug kan vinden. Een soort van verachting van het menselijk lichaam wat dan niet van  echte realiteitszin getuigt.
Die stromingen die het stoffelijke  dus wel betrekken in de rituele handelingen  bevelen  dan ook  een of andere techniek aan om het transcendente evenwicht of de gelukzaligheid te verwezenlijken - van het reciteren van machtswoorden (mamra's} tot gecompliceerde vereringsrituelen, visualisatie en meditatie.

Een van de belangrijkste transformerende technieken is seksuele eenwording zoals die wordt geleerd in wat men dus  het 'linkshandige pad' van het tantrisme noemt.
Linkshandig naar de plaats van het hart, terwijl rechtshandig vaak als de weg van het rationele denken wordt beschouwd. (daar de meeste mensen rechtshandig zijn)
Op het 'linkshandig pad'  fungeert die fysieke eenwording als het vijfde en laatste aspect van een uitvoerige ceremonie.



In het tantrische spraakgebruik wordt maithoena de 'vijfde M' genoemd (panca-makara), omdat dit Sanskriet woord voor seksuele gemeenschap begint met de letter m, evenals de woorden voor de vier andere samenstellende delen -



1) madya (wijn),
2) mamsa (vlees),
3) matsya (vis) 
4) moedra (geroosterd graan)
5) maithoena (geslachtelijke vereniging)



- de eerste vier worden geacht als afrodisiacum te werken.

De seksuele rite van maithoena is de daadwerkelijke opvoering van de versmelting die op het transcendente niveau plaatsvindt tussen Sjiva en Sjakti, De man vertegenwoordigt God, de vrouw de Godin.
Het doel van hun eenwording is het verwezenlijken van de inherente gelukzaligheid van het Goddelijke en op deze wijze de ultieme heelheid weer te kunnen ervaren die weliswaar in elk individu reeds aanwezig is maar doordat slechts de helft ervan vertegenwoordigd wordt door de biologische  materiële verpakking wordt het andere deel voortdurend als het ware wordt ontkend. Totdat men die weerspiegeld ziet in een tijdloze 'omhelzing'.

 

                  

 

In sommige tantrische stromingen, die duidelijk weer zijn beïnvloed door het meer patriarchale denken wat later zijn intrede zou doen bij de binnenkomst van de Arisch-Vedische nomadenstammen in de Indus-vallei, gaat men ervan uit dat seksuele vereniging de specifiek esoterische functie heeft het stromen van de rajas te stimuleren. In die context is rajas echter de kleurloze afscheiding van de vrouw die wordt geproduceerd wanneer zij seksueel opgewonden raakt en die correspondeert met het mannelijke zaad. Tijdens het ritueel wordt rajas verzameld op een blad en vervolgens bij een kom water gevoegd. Dat wordt gedronken door de man, nadat het op passende wijze is aangeboden aan de godheid die het ritueel leidt.
Van de mannelijke deelnemers van het ritueel wordt verwacht dat zij hun zaad dan juist vasthouden. Verlies van zaad wordt in die overtuiging opgevat als verlies van leven. Daarom wordt, als een zaadlozing niet vermeden kan worden, het zaad onmiddellijk op het voorhoofd gesmeerd, waar het derde oog wordt gelokaliseerd, het esoterische orgaan dat wordt geassoci­eerd met hogere intuïtie en helderziendheid. Men gaat ervan uit dat door dit merkwaardige gebruik in elk geval een deel van de in het zaad besloten kracht wordt behouden.
De gewoonte om de productie van rajaste enkel maar te stimuleren ten behoeve van de man kan worden beschouwd als een verwerpelijke vorm van uitbuiting -of vampirisme -van de vrouw. In de oorspronkelijke en meest pure vorm van tantrisme is het juist zaak de rajas  van man en vrouw zicht te laten vermengen tot één, als symbool van die éénheid.
En zoiets is zelfs mogelijk zonder een specifiek mannelijk orgasme  daar er altijd sprake zal zijn tijdens de vereniging van een gedoceerd afgeven van sperma. (ook wel eens voorvocht genoemd)
Overigens werd alleen tijdens tantrische rituelen van zwarte magie  sperma werkelijk gedronken en is er ook een vorm van juist vrouwelijk 'vampirisme'  bekend waarin het er de vrouw omgaat enkel maar zaad en levenskracht van de man te ontvangen zonder er iets tegenover te stellen..

Hoewel de tantrische partners onder ideale omstandigheden min of meer onbeweeglijk blijven gedurende de gemeenschap maakt de vrouwelijke (en mannelijke) secretie van rajas duidelijk dat dit ritueel een duidelijk lichamelijke dimensie heeft. Zo boven, zo beneden.
Maar ook hier is er weer een duidelijk onderscheid in die tantrische stromingen die wel erg letterlijk te werk wensen te gaan en  aan dergelijke lichamelijke verschijnselen een belangrijker plaats toekennen dan aan het erbij behorende spirituele aspect. Dit komt vooral in deze tijd nogal eens voor.
Het authentieke tantrisme is vooral een weg van morele en spirituele loutering en groei; de fysiologische processen en psychische manipulaties zijn niet  belangrijker. Wanneer beoefenaars van het tantrisme zich al te zeer gaan bezighouden met louter de opwekking van lichamelijke effecten lopen ze het risico een in wezen spirituele discipline te vulgariseren.

Het ritueel van de seksuele eenwording wordt ook wel de discipline van de kruiper (lata-sadhamil genoemd, omdat het woord lata ('kruiper') ook wordt gebruikt voor 'vrouw' of 'kleverige vagina'.
In haar boek The Art of Sexual Ecstasy vertelt Margo Anand het verhaal van haar eigen spiritueel ontwaken terwijl zij in Parijs, de stad van de romantiek, lag te vrijen met haar Amerikaanse vriend, die kunstenaar was. Haar ontwaken was in feite een spontane ontdekking van het geheim van lata-sadhana. De meest ideale wijze om het te voor het eerst te ervaren natuurlijk.
Anand was in die tijd achttien jaar en zij bestudeerde sinds korte tijd yoga. Haar partner was een hartstochtelijke minnaar en ze beschrijft het seksuele contact tussen hen als 'rauw, een oerbeleving, wild'. Op een bepaald niveau was het voor haar bevredigend, maar op een ander niveau begon ze zich af te vragen hoe al die opwinding verband hield met de sereniteit die zij ervoer in het beoefenen van yoga. In haar eigen woorden:


Ik sprak op een avond over mijn gevoelens, terwijl we aan het vrijen wa­ren. We hadden gemeenschap op de gebruikelijke energieke manier toen ik zei: 'Robert, wees iets langzamer, alsjeblieft; laten we eens iets anders proberen.' We hielden op en ontspanden ons alleen maar terwijl we met elkaar verbonden bleven, Robert nog steeds in mij. Ik lag bovenop. Ik voelde me opgewonden omdat ik het initiatief had genomen tot iets nieuws en aan hem de verantwoordelijkheid had ontnomen dat er iet.s moest gebeuren. Er was een subtiele rol verwisseling en ik voelde dat hij overschakelde op een meer vrouwelijk en ontvangend karakter. We ble­ven minutenlang zo liggen, ontspannen maar tegelijkertijd geprikkeld door de seksuele opwinding in ons lichaam. Al snel voelde ik een soort warme, gloeiende energie die zich door mijn hele bekkenstreek begon te verspreiden.
We wilden onze seksuele prikkeling vasthouden, dus toen de opwin­ding begon af te nemen gingen we weer over tot onze actieve manier van vrijen, toen hielden we, vlak voor de piek van het orgasme, op, omspanden ons weer en werden opnieuw stil. Wc herhaalden dat patroon een aantal malen en toen gebeurde er iets volkomen onverwachts. Plotseling leken we allebei te zweven in een onbegrensde ruimte die gevuld was met warmte en licht. De grenzen waardoor onze lichamen van elkaar waren ge.scheiden vervaagden en tegelijk daarmee her onderscheid tussen man en vrouw. We waren één. De ervaring werd tijdloos en we leken voor eeuwig zo te blijven. Een orgasme was niet nodig. Het was zelfs niet no­dig 'de liefde te bedrijven'. Er viel niets te doen, niets te presteren. ‘We waren in extase'.

 

Noch Anand noch haar partner had in die tijd enig idee van het tantrisme. Zij ontdekten uit zichzelf het verborgen geheim van de seksuele stimulatie zonder orgastische ontlading.



                           -----------------------------------------



Overigens zou onze (Maya en Cronos) eerste ervaring op het tantrische vlak op een zelfde wijze verlopen. Toen we uren verder waren en volledig het begrip van tijd verloren hadden  besloten we het 'af te maken' en zouden toen ontdekken dat er niets meer af te maken viel. Het hele ritueel was één toestand van voortdurend orgasme geweest wat al die tijd had weten aan te houden en waar op het eind niets meer te geven viel.

 

                       ------------------------------------------



Later had  Margo Anand een vergelijkbare ervaring met een Franse psychotherapeut, een zekere Rampal, die zichzelf met behulp van tantrische oefeningen had genezen van de verwoestende gevolgen van een in de oorlog opgelopen verwonding aan zijn onderrug. Ditmaal behoefde er echter geen seksueel contact aan te pas te komen. Anand bereikte een hoog-energetische ervaring door middel van ontspanning, beheerst ademen en visualisatie. Ze schrijft:


De energie was subtiel, maar zo vibrerend dat zij bijna tastbaar was, alsof ik werd opgenomen in een lichtend ei dat onopgemerkt in mijn lichaam had bestaan en dat groter werd en ons omgaf terwijl we ademden en el kaar in de ogen keken (...) Omringd door het ei van licht leek Rampal nu ook op te lichten. Op een bepaald niveau van de realiteit was deze man niet langer Rampal en ik niet langer Margo. We waren een heerlijke dans geworden tassen adem, energie en licht.


Beide ervaringen kwamen neer op een tijdelijke transcendentie van wat het christendom benoemt als wellust. Men zou in dit verband Augustinus overpeinzingen over de wellust kunnen noemen, opgetekend in zijn monumentale werk De Civitate Dei ('De stad van God' ), waarin hij concludeert dat van de verschillende soorten lust die iemand kunnen overmeesteren de seksuele wellust de meest zondige is en vergezeld gaat van een natuurlijk gevoel van schaamte. Hij merkt op:


Deze lust eist het hele lichaam voor zich op, niet alleen uiterlijk, maar ook innerlijk, en brengt de hele mens in beweging doordat ook de hartstocht van de ziel zich verbindt en vermengt met de begeerte van het vlees om dat genot teweeg te brengen dat door geen ander lichamelijk genot wordt overtroffen; dat genot is van dien aard dat op het ogenblik zelf waarop zijn hoogtepunt ervan wordt bereikt de helderheid en om zo re zeggen het waken van het denken bijna geheel worden bedolven.


Augustinus heeft natuurlijk ergens wel een beetje gelijk wanneer hij wellust beschrijft als een hunkering die bijna de vorm van een psychische stoornis  aan kan nemen. De veronderstelde 'zondigheid' ervan wortelt echter enkel maar in het feit dat wellust exploiterend kan zijn: want die wellust en de wens tot bevrediging ervan  leidt natuurlijk niet tot werkelijke spirituele en emotionele eenwording maar versterkt eerder iemands gevoel van de gescheidenheid en afzonderlijkheid van het zelf. Opgezweept door de wellust kan het orgasme het enige doel gaan worden, dat met een ongewone gedrevenheid wordt nagejaagd. Maar zo wordt de erotische kracht van het lichaam eigenlijk verzwakt.

Maar het is echter ook zaak dan om de figuur Augustinus eens nader te bestuderen. Zelf was Augustinus pas op zijn tweeëndertigste tot christen gedoopt en in het begin zou hij nog zeggen:



“ Heer maak mij kuis, maar niet meteen” 


In zijn hierboven genoemde Civitate Dei zou hij echter een heel andere toon aan gaan nemen.



”Niets haalt de mannelijke geest zo van zijn hoogten naar beneden dan het liefkozen van een vrouw”


”Wij waren namelijk allen in die ene mens, toen wij allen die ene waren, die in zonde is gevallen door toedoen van een vrouw, die voor de zonde uit hem
was gemaakt” (Civitate Dei 13.14)


”Christus is zonder vleselijke lust verwekt en ontvangen; daarom is Hij ook gevrijwaard van elke bevlekking der erfzonde” (Enchiridion ad Laurentium 13,41)

 

Inmiddels is Margo Anand een autoriteit geworden op het gebied van Tantra en geeft zij vele workshops/lezingen over dit onderwerp.
Op het internet zouden wij onderstaand artikel vinden..............

                                -------------------------------------

Dan nu een interview van Caroline Huls met Margo Anand naar aanleiding van het verschijnen van haar tweede boek


'DE MAGIE VAN TANTRA.’



“Seksualiteit is de grootste kracht in ons leven. Niet een kracht om je voor te schamen of om je schuldig over te voelen, maar een kracht die ons naar de bron van onze creativiteit voert en die aangewend kan worden om jezelf en de wereld mee te transformeren door middel van liefde, verrukking en harmonie.”



Dat zegt Margo Anand, schrijfster van het boek ‘De magie van tantra’ (een vervolg op haar bestseller ‘Tantra, een weg naar intimiteit en extase’).



“In onze cultuur zijn we vergeten dat seksuele energie een fysieke expressie is van onze spirituele kracht. Als we deze hogere dimensie buiten seksualiteit houden, is het niets meer dan een puur instinctieve drift die niet verbonden is met hart en geest. Het resultaat daarvan is dat het vaak onderdrukt wordt, waarmee we onszelf verwonden.”



In haar nieuwe boek vertelt Margo hoe je de spirituele dimensie in je seksleven kan (terug)brengen en hoe je deze kunt aanwenden voor seksuele magie en zo het leven kunt creëren dat je wilt.
Tantra is kreeg een vastomlijnde vorm  in de vedische traditie van India. Het is net als yoga of zenmeditatie een weg van innerlijke groei. Maar, in tegenstelling tot vele andere spirituele wegen, wordt in de tantrische traditie seksualiteit erkent als weg naar verlichting. Margo Anand ontwikkelde, na jaren kennis te hebben opgedaan van spirituele leermeesters, ‘Skydancing Tantra’, waarin ze oosterse wijsheden heeft gecombineerd met westerse denkbeelden en inzichten.

 

“Ik voelde mij altijd op een of andere manier met tantra verbonden, zonder er ooit iets over te hebben gelezen,” vertelt Margo. “Na een ervaring te hebben gehad die me terug voerde naar een vorig leven, waarin ik ver ontwikkeld was in de tantrische kunst, wist ik dat dit voor mij de weg was. Het was echt een openbaring. Daarna volgde het een uit het ander en ben ik, via kennissen en vrienden, in contact gekomen met verschillende leermeesters over de hele wereld, waaronder Osho.(Bhagwan) “

 

Margo geeft inmiddels al twintig jaar haar kennis door via workshops, trainingen en boeken. Wereldwijd hebben al meer dan 15.000 mensen deelgenomen aan de seminars over de weg naar intimiteit en extase en aan de magie van tantra.
Seksuele magie Volgens Margo is elk persoon in feite al een magiër en de eerste stap om hiermee aan het werk te gaan, is dan ook erkenning van dit feit. Seksuele magie behelst verder heling van de wonden die in de loop der tijd zijn aangebracht door de diverse denkbeelden van opvoeders en culturen over seksualiteit. Als we vrij kunnen genieten van ons lichaam kunnen we de magische kracht die vrijkomt met een orgasme aanwenden om ons leven te veranderen. Maar dit is voor de meeste mensen niet zo makkelijk.

“De ergste vijand van onze seksualiteit zijn onze gedachten,” legt ze uit. “De persoon zoals we onszelf voordoen, is in feite niets anders dan een illusie, gemaakt door denkbeelden van de maatschappij. Met tantra leer je hoe je deze denkbeelden kunt loslaten en hoe je terecht kunt komen bij je essentiële zelf. Ik noem dit de leemte tussen de gedachten.”

Deze leemte is volgens haar de plaats van de magiër.

“Hier kan je creëren wat je wilt. Hier ben je niet langer het slachtoffer van je gewoontes en problemen. Hier durf je verantwoordelijkheid te nemen voor het feit dat je een magiër bent en dat je dingen ten alle tijden kunt veranderen.”



Nog steeds roept de term magie bij veel mensen weerstand op en wordt seksuele magie vaak in verband gebracht met zwarte magie. Margo legt uit dat er binnen de tantrische stroming geen sprake is van zwarte of witte magie.

“Er is slechts sprake van een helder bewustzijn,” zegt ze. “Je essentiële zelf weet wat goed is. Zwarte magie zal zich uiteindelijk tegen je keren en dat wil je niet wensen. Velen denken bij seksuele magie aan de macht om anderen met je wil te manipuleren. Daar zijn voorbeelden van in de persoon van Aleister Crowley (Een standpunt waar wij, Cronos en Maya, het niet zomaar zonder meer mee eens kunnen zijn  overigens. ) en Pascal Randolph. Dit zijn de mensen die een start maakten seksuele magie in het westen te verbreiden. Zij zijn verslaafd geraakt aan de manipulatieve kracht. Uiteindelijk hebben ze zelfmoord gepleegd. Zij hebben magie een slechte naam bezorgd. Als ik het over magie heb, heb ik het over de energie die aangewend kan worden voor heling en die je kan verbinden met je hoogste zelf. “ Dan vervolgt ze: “Als je een seksuele magiër wilt zijn, moet je ten eerste een duidelijke visie hebben van hetgeen je wilt manifesteren en dit omzetten in een magisch symbool. Als je vervolgens je liefdesspel begint stuur je dit symbool door al je chakra’s naar boven om het tenslotte, met de energie die vrijkomt tijdens het orgasme, via je kruinchakra de kosmos in te sturen. (dit proces beschrijft ze stap voor stap in haar boek. redactie.) Hiermee heb je iets in werking gezet en als je het blijft cultiveren zul je merken dat het uiteindelijk waarheid wordt.” Lachend voegt ze eraan toe: “Ik heb Ravi in mijn leven gecreëerd.”
(Ravi is haar (liefdes)partner, met wie ze op dit ogenblik door Europa trekt om haar nieuwe boek te promoten en workshops geeft).
Relaties Om tantra te beoefenen heb je niet noodzakelijkerwijs een partner nodig die met je mee doet.

“ Volgens de tantrische leer begint een goede relatie in jezelf,” zegt Margo. “Door je innerlijke man en je innerlijke vrouw te verenigen. Als je dat kan, kun je beginnen aan een goede relatie buiten jezelf. En zelfs als je partner niets van tantra weet, kun je met simpele trucjes geweldige ervaringen krijgen, waar je partner op zijn of haar beurt ook weer van mee geniet. Het enige dat aanwezig dient te zijn, is een connectie tussen de harten van beide personen. De liefde moet met het hart verbonden zijn.”
Margo geeft zowel in haar eerste als in haar tweede boek beschrijvingen van rituelen die bedoelt zijn om beide partners voordat het liefdesspel begint op elkaar af te stemmen en om in een andere werkelijkheid te komen.
“Dit is om constant de spirituele dimensie bij het liefdesspel te betrekken,” zegt ze. Betekent dit nu voor haarzelf dat ze elke keer voordat ze gaat vrijen deze rituelen uitvoert? Margo lacht: “Oh nee, ik doe het op alle manieren en in alle stijlen. Soms hebben we gewoon zin in een wilde vrijpartij. Dan doen we dat, ik ben heel flexibel. Maar het mooie van tantra is dat je, door middel van hele kleine dingen, een totaal andere ervaring kunt krijgen, zelfs tijdens een wilde, door lust gedreven vrijpartij. En als je die vaardigheden onder de knie hebt, zul je ze gebruiken.”
Ze heeft verschillende partners gehad en is zelfs getrouwd geweest. Haar geloof in de ‘de ware jacob’, oftewel een partner voor het leven, reikt dan ook tot op zekere hoogte. Margo: “Ik geloof in de enige ware op dit ene specifieke moment. Een moment waarop ik die partner eeuwig bij me zou willen houden. Maar als dat moment voorbij is, blijft de liefde wel bestaan. Mijn ex-partners betekenen nog steeds heel veel voor mij en ik zal altijd voor ze klaar staan. Voor mij bestaat er geen ‘moeten’, zolang de liefde maar met het hart verbonden is.”

 

                            ------------------------------------------------

In de discipline van de verder hierboven reeds genoemde kruiper (lata-sadhamil)  is eros in zekere zin  aan banden gelegd orn de moeilijke taak te kunnen vervullen het bewust­zijn omhoog te laten schieten naar het niveau van de uiteindelijke Werke­lijkheid. Wanneer de erotische energie van het lichaam in de juiste banen wordt geleid neemt de snelheid van de vibratie van het lichaam toe totdat we lichamelijk zijn afgestemd op de vibratie (spanda) van de hogere bestaansniveaus. Gedurende die momenten van afstem­ming kan zich een werkelijke spirituele doorbraak voordoen.
De trillingsharmonisatie manifesteert zich in het geest-lichaam als een bijzonder energetische evenwichtstoestand. Deze onderscheidt zich van de meer conventionele balanstoestanden zoals ontspanning of slaap. Het gaat bovendien vergezeld van een bewustzijn dat kan worden gekenschetst als relationeel of ecologisch. Deze harmonisatie is niet een zuiver subjectieve omstandigheid, maar een interpersoon­lijke gebeurtenis waarin beide tantrische partners betrokken zijn en, op het hoogtepunt, ook de rest van de kosmos in de ervaring van unio mystica.

 

                                         

 

De kracht van de slang en de metamorfose van de seksuele energie

 

In vrijwel alle stromingen van het tantrisme staat een merkwaardig psychologisch proces centraal dat ‘het ontwaken van de macht van de slang’ wordt genoemd (koendalini-sjakti).

  

                                                      

 

De kundalini is een bijzondere manifestatie van de grote Godin of Sjakti. De slang is door de millennia heen altijd al geassocieerd met het  vrouwelijk principe, zoals zelfs het Genesis-verhaal in het Oude Testament over Adam en Eva aan weet te tonen.

 

                                                

 

Eigenlijk mag men die Kundalini wel als de hoogste macht beschouwen, die optreedt in verband met het eindige geest-lichaam, de verborgen bron die het geest-lichaam bezielt. Men zegt dat in de gewone mens de Godin slaapt of sluimert, en dat zij het lichaam in stand houdt met niet meer dan een fijn straaltje van haar totale energie.

Ons medische symbool, de esculaap, is afgeleid van het oorspronkelijke symbool voor Kundalini-energie, dat staat voor het zelfhelend mechanisme. De twee slangen symboliseren de twee wegen waarlangs de energie opstijgt langs onze ruggengraat, de vleugels voor de staat van verlichting, die we bereiken wanneer Kundalini onze hersenen bereikt:
De beoefenaars van het tantrisme probeerden de kracht van de koendalini uit haar sluimerende toestand tot volledige activiteit te wekken en daardoor elke cel van het lichaam bewust te maken. Om deze inspanning te vergemakkelijken ontwikkelden de experts van het tantrisme een visionair model van het lichaam als een samenstel van elkaar wederzijds beïnvloedende energievelden. Volgens dit model zijn er zeven niveaus van functioneren, die zijn gecorreleerd aan bepaalde bewustzijnstoestanden. Deze worden de zeven wielen (chakra's) of lotussen (padma's) genoemd.

Deze centra zijn de brandpunten van psychosomatische energie en bevinden zich langs de as van het lichaam. Het laagste centrum is dat aan de onderkant van de wervelkolom; het hoogste dat in de kruin van het hoofd. De koendalini wordt fantasierijk weergegeven als een slapende slang die opgerold ligt in het laagste centrum. Wanneer hij met behulp van verschillende yoga-technieken is gewekt, met name door een combinatie van concentratie en adembeheersing, richt de slang zich op en schiet omhoog naar de duizendbladige lotus op de kruin van het hoofd, Dit hoogste centrum is, naar men zegt, de zetel van Sjiva, het mannelijke principe van her Goddelijke dat beweging­loos bewustzijn is.

 

                                                 

 

Het lichaam wordt dus voorgesteld als gepolariseerd. Sjiva wordt traditioneel beschouwd als statisch, Sjakti als dynamisch. Moderne interpretatoren stellen het kruincentrum gelijk met de negatieve of minpool en het laagste, sacrale centrum met de positieve of pluspool. De spanning tussen de twee polen vormt het psychische en lichame­lijke leven zoals wij dat kennen.
Wanneer de koendalini, die Sjakti of het vrouwelijke principe vertegenwoordigt, het kruincentrum bereikt wordt zij herenigd met haar eeuwige Geliefde. Deze hereniging manifesteert zich als een egotranscenderende extase of samadhi, vergelijkbare met een krach­tige implosie.

Afgezien van het feit dat het individuele bewustzijn opgaat in licht - vandaar 'verlichting' - schenkt deze omstandigheid ook een veel-begeerde mystieke substantie. Dit nevenproduct van de liefdesomhelzing van Sjiva en Sjakti wordt de nectar van onsterfelijkheid genoemd (amrita), die vanuit het kruincentrum neer druppelt in het lichaam en een geleidelijke metamorfose teweeg brengt.

Dit opnieuw vormen van het lichaam impliceert een opmerkelijk proces van wat men superlimatie zou kunnen noemen - eigenlijk min of meer het tegenovergestelde van sublimatie. Het gaat daarbij om het onttrekken van seksuele energie aan de lagere psycho­somatische centra en het inzetten ervan voor hogere spirituele doelen.

De zuid-Franse troubadours en andere liefdesmystici van het middeleeuwse Europa begrepen iets van het principe van uitgestelde bevrediging, dat wil zeggen hoe liefdesverlangen kan worden aangewakkerd door (tijdelijke) ontzegging van lichamelijke bevrediging. Het is zeer waarschijnlijk te noemen dat zij  op de hoogte waren van het kundalini-proces en het daarmee vergezeld gaande proces van seksuele superlimatie. Uiteindelijk had de slang en de  mens die de weg van de slang liep al ten tijde van de eerste Kelten een zekere bekendheid genoten en wat terug te vinden is in vele plaatsnamen in Zuid-Frankrijk en schilderijen van de Franse schilder Nicolas Poussin....

 

 

             

...die erop duiden dat  het menselijk lichaam op zich ook weer niets anders dan een afspiegeling is van processen die er op de aarde zelf ook plaatsvinden, dan bestaat de Koendalini uit aardse 'kracht'lijnen ('Ley lines’) die zekere heilige plaatsen met elkaar verbinden.

Zijn ze vooral bekend geraakt om  de romantische liefde die door de troubadours verwoord werd en de 'Christelijke'  liefde die door de katharen onder de mensen werd gebracht , de kennis die vele inwoners in de zuid-Franse Languedoc hadden over de slang die verbond ( Koendalini)  verklaart gelijk hun handelingen die men haast 'seksuele dorst' zou kunnen noemen en waarvan door de verslagen van de inquisitie  een en ander bewaard is gebleven. .
En dit dan terwijl de overige  liefdes­mystici in andere delen van Europa dikwijls een emotionele onevenwichtigheid aan de dag leg­den, of mystieke en paranormale toestanden die neigden tot het hysterische.

De tantrische ingewijden daarentegen, die meesters waren in de kundalini-yoga, slaagden erin zich een gedetailleerd inzicht eigen te maken in de verborgen fysiologie van de seksuele beheersing en superlimatie. Door uitvoerig te experimenteren m het laboratorium van hun eigen geest-lichaam ontdekten ze de werkingsprincipes van het verbluffende kundalini-fenomeen. Zo waren zij in staat bewust samen te werken met wat een natuurlijk, zij het ondergronds proces lijkt, dat de basis vormt van ons mentale en spirituele leven.
Een van de opmerkelijkste ontdekkingen van de ingewijden betreft het nauwe verband tussen de koendalini en seksualiteit. Hun vondsten zijn verhelderend omdat zij blijk geven van begrip voor de lange, histo­rische associatie tussen seksualiteit en spiritualiteit, en bovendien  zijn ze cruciaal voor onze huidige poging vorm te geven aan een spiritualiteit die positief staat tegenover lichaam en seksualiteit.
Gopi Krisjna, een pandit uit Kasjmir die een spontane opwekking van de koendalini onderging, verkreeg rechtstreekse kennis van het proces van superlimatie. Hij verklaart:

 

Met  het ontwaken van Koendalini vangt een verbazende activiteit aan in het gehele zenuwstelsel, van de kruin van het hoofd toe in de tenen (..,) In de Chinese documenten wordt dit verschijnsel beschreven als de 'circu­latie van het licht', in Indische handboeken als het 'oprijzen van Sjakti (le­vensenergie)'. In alle delen van het lichaam worden de zenuwen, waarvan het bestaan door het normale bewustzijn nooit wordt gevoeld, nu door een of andere onzichtbare macht gedwongen tot een nieuw soort activi­teit (...) Door al hun ontelbare uiteinden beginnen zij een nectar-achtige essence te onttrekken aan de weefsels in hun omgeving, die in twee on­derscheiden vormen - de één als straling, de ander als een subtiele essen­ce - de wervelkolom instroomt. Een deel van de essence vloeit in de voortplantingsorganen die eveneens abnormaal actief worden, ah wilden zij gelijke tred houden met de activiteit van het gehele zenuwstelsel. De straling, die verschijnt als een lichtgevende wolk in het hoofd, stroomt de hersenen in en doorkruist tegelijkertijd de zenuwen, stimuleert alle vitale organen, met name die van de spijsvertering, om hun functioneren aan te passen aan het nieuwe leven dat in het stelsel is geïntroduceerd.

 

Zoals de bekende Duitse wetenschapper-filosoof Karl Friedrich von Weizsacker opmerkt in zijn inleiding op het hierboven geciteerde boek van Gopi Krisjna, is deze yogische transformatie van het sperma oppervlakkig bezien te vergelijken met Sigmund Freuds idee van sublimatie. Maar, gaat von Weizsacker verder, waar het model van Freud reducerend en abstract is, is de beschrijving van Gopi Krisjna beschrijvend en realistisch. Bovendien zette de pandit Freud op zijn kop door te suggereren dat de seksuele substantie de hogere centra voedt.
Von Weizsacker benadrukte enkele moeilijkheden die inherent zijn aan het model van Gopi Krisjna, maar biedt geen oplossing. Volgens Gopi Krisjna verklaart zijn model alleen maar zijn eigen ervaring van het ontwaken van de koendalini en de subtiele waarne­mingen van zijn eigen innerlijke omgeving, die hij gedurende vele jaren in staat was te doen.
De subtiele zenuwenergie, waarover Gopi Krisjna schrijft, wordt in de Sanskriet geschriften over yoga en tantrisme, maar ook in de hindoeïstische natuurgeneeswijzen, ojas genoemd. Dit woord is afgeleid van de werkwoordsstam vaj, dat 'sterk zijn' betekent.  'Ojas' is dus kracht of vitaliteit  In de hindoeïstische natuurgeneeswijzen is het, naar men zegt, het meest wezenlijke van de samenstellende elementen van het lichaam.
Sommige moderne interpretatoren vat­ten het op als alburnine of glycogeen, maar voor de beoefenaars van het tantrisme is het veel minder substantieel en eigenlijk  veel subtieler.  Het laat zich het beste interpreteren als  het aspect van de universele levenskracht die de lichamelijke, stoffelijke,  structuren in stand houdt, in het Sanskriet  dhatoe genoemd. Zoals de intra- en extracellulaire vloeistof, bloed, of bot-, spier- en zenuwweefsel.
Men gelooft overigens dat sperma en vrouwelijk glijvocht een bijzonder hoge concentratie ojas bevat.

Het behouden van het zaad was voor zekere  hindoeïsten even dwingend als een religieus gebod, en voortijdige zaadlozingen werden lange tijd omgeven door gevoelens van angst en schuld. Dergelijke negatieve gevoelens zijn natuurlijk nadelig voor onze psychische gezondheid, maar het hindoeïstische voorschrift het mannelijke orgasme langer uit te stellen  heeft ook weer zijn verstandige kanten, zoals elke ervaren meditator die bedre­ven is in introspectie kan bevestigen. Dit omdat het afscheiden van sperma  door een explosief orgasme over het algemeen het energieniveau van het lichaam verlaagt, hetgeen van invloed is op het mediteren.
Zoals het tot stilstand brengen van alle gedachten tijdens het mediteren een toestand van terugtrekking uit de buitenwereld mo­gelijk maakt, zo brengt het afwijzen van de zaadlozing door middel van een gebruikelijk orgasme een ogenschijnlijke omkering van het sperma teweeg. De mysterieuze energie die anders verloren gegaan zou zijn omdat ie enkel uitwaarts is gericht wordt nu behouden en bovendien versterkt omdat er ook een meer ontvangende houding wordt bewerkstelligd, zodat ze ter beschikking komt van de spirituele metamor­fose van de betrokkene.
Omdat aan vrouwen terecht een pendant van het sperma wordt toegeschreven, de afscheiding aan de binnenzijde en bij de ingang van de vagina, kunnen we gerust aannemen dat dit occulte proces van omkering ook bij vrouwen het geval kan zijn, we denken zelfs dat dit bij vrouwen eerder al een natuurlijke gang van zaken is in tegenstelling tot bij de man.. We beschikken echter niet over een beschrijving van de hand van een vrouw die equivalent is aan de uitvoerige observaties van Gopi Krisjna. De tantrische geschriften zwijgen hierover, omdat zij helaas door en voornamelijk voor mannelijke ingewijden zijn geschreven.

De technische term van het Sanskriet voor het naar de hersenen opwellen van getransformeerde seksuele vitaliteit is oerdhva-retas, dat 'opwaarts zaad' betekent. In de hindoeïstische geschriften wordt het alom geprezen als het product van langdurige kuisheid. De medische wetenschap waarschuwt er natuurlijk wel voor het mannelijk sperma niet te krampachtig en absoluut  tegen te proberen te houden daar dit anders kwalijke gevolgen zou kunnen hebben voor de fysieke gesteldheid. Maar tijdens een op de juiste wijze uitgevoerd ritueel zal er sprake zijn van een gedoceerde afgifte van sperma, het beste te vergelijken met de processen die er tijdens de gemeenschap bij de vrouw plaatsvinden.
We mogen er echter rustig van uitgaan dat het kundalini-proces, hoe duister het ook moge lijken, niet een fantasie uit de esoterische legenden is. Het correspondeert met een reeks van werkelijke verschijnselen die door mensen met de meest uiteenlopende culturele achtergronden worden ervaren, onder wie mensen die nier het geringste besef hadden van het bestaan ervan,
Samenvattend kunnen we zeggen dat kundalini-yoga geïnternaliseerde sacrale geslachtsgemeenschap is. Alles dat zich in het linkshandige tantrisme tussen mannelijk en vrouwelijk voordoet, gebeurt hier in de subjectieve ruimte van het bewustzijn. Men gelooft dat dit mogelijk is doordat de goddelijke mannelijke en vrouwelijke princi­pes niet alleen op het niveau van de macrokosmos maar ook op dat van de microkosmos een realiteit zijn. In moderne psychoanalytische bewoordingen: ons lichaam is, als een reflectie van onze geest, eigenlijk ook androgyn. Al wijzen de fysieke kenmerken dat niet direct aan.

 

 

 

Tantrische erotiek en freudiaanse sublimatie

 

Het authentieke tantrisme biedt ons een wijd vergezicht van mogelijkheden waarvoor onze huidige, wereldse maatschappij geen equi­valent kent. Het tantrisme, of tantra, laat zien dat de seksuele drift niet alleen kan worden ingezet ten behoeve van het orgasme of gesublimeerd tot filosofie en kunst, maar ook kan worden getransformeerd tot een punt waarop het gehele geest-hchaam tegelijkertijd geërotiseerd en getranscendeerd is,

Laten we daarbij in gedachten houden dat het begrip sublimatie, voor  het eerst gebruikt door Freud, betekent 'subliem maken'.  Het woord 'subliem' is waarschijnlijk afgeleid van het Latijnse voorzetsel sub ('onder', 'tot’) en limen ('drempel') en betekent dus 'tot de drem­pel' — dat wil zeggen 'tot de uiterste grens'. In de freudiaanse psycho­logie is sublimatie de afbuiging van de libido (seksuele energie) ten opzichte van wat als het normale biologische  doel ervan wordt beschouwd, namelijk seksuele bevrediging met mogelijke voortplanting als resultaat. Het wordt afgebogen naar banen die cultureel meer aanvaardbaar zijn, zoals kunstzinnigheid, creativiteit, een romantisch ideaal, een onzelfzuchtige levenswijze en zelfs de mystieke ervaring, die allemaal geacht worden subliemer te zijn dan alleen maar seksuele vervulling. Vergeet echter niet dat vanuit het gezichtspunt van Freud  filosofie, religie en de mystieke ervaring  natuurlijk, hoe verheven ook, in de uiteindelijke analyse slechts vormen van misleiding zijn, ook al  zijn ze vaak nuttig.

Gezien de algemeen aanvaarde Freudiaanse betekenis van het woord sublimatie doen we er dus goed aan een ander woord te kiezen voor de hoofdtaak die in het tantrisme en in andere, vergelijkbare religies wordt volbracht. We  hebben daarom het woord superlimatie gebruikt, 'over de dorpel (van de freudiaanse wereldvisie) heen gaan' - dat wil zeggen, alle beperkingen en grenzen transcenderen. De hoogste vervulling van het tantrisme is immers het transcenderen van de geest en daarmee van de menselijke cultuur. De uiteindelijke verwezenlij­king van het Zijn, dat intrinsiek gelukzalig is, wijst de seksuele drift daarom niet af, ontkent haar evenmin en buigt haar zelfs niet om.

Zoals de mysterieuze vrouwelijke leraar van B. Bhattacharya opmerkte:

 

 

'Om de tijger te temmen moeten we in de buurt van de tijger blijven.' 

 

Vanuit tantrisch gezichtspunt is de freudiaanse libido niet meer dan een specifieke manifestatie van de universele levenskracht. Seksuele begeerte is niet meer dan één afzonderlijk voorbeeld van de kosmische eros, de immer aanwezige gelukzaligheid, de universele paringsdans.



 

Onder invloed van het negentiende-eeuwse wetenschappelijk den­ken zette Freud de traditionele religieuze opvatting van seksualiteit op haar kop. In de seksuele drift zag hij de grondslag van de gehele menselijke cultuur.

Met de correctie van Freuds vergissing werd pas een begin gemaakt onder invloed van de psychologische hervor­mingsbeweging van de jaren zestig, waartoe de aanzet werd gegeven door vooruitziende onderzoekers zoals Abraham Maslow. Het wachten is echter nog steeds op een volbloedige psychologie/spiritualiteit van het lichaam. Een  dialoog met leerstelsels zoals het originele tantris­me zal mogelijk  constructief kunnen zijn in pogingen een dergelijk nieuw inzicht te creëren.

Die dialoog kwam op gang in het begin van de twintigste eeuw, toen niet alleen de eerste Engelse vertalingen van tantrische teksten en geleefde monografieën over het tantrisme verschenen, maar ook de eerste westerse scholen opkwamen die beweerden  van die oude traditie te zijn..

Deze scholen van het neotantrisme hangen veelal een hedonisme aan dat in het oorspronkelijke tantrisme ontbreekt. Een niet gering aantal neotantrische leraren instrueert hun leerlingen dus om elkaar te prikkelen totdat ze het punt van het orgasme bijna hebben bereikt, of verwacht van hen dat ze tijdens elke sessie één of meer orgasmes hebben. Sommigen moedigen hun leerlingen zelfs aan orgastische ontlading te zoeken nadat ze elkaar hebben gestimuleerd met de bedoeling een veranderde bewustzijnstoestand te bereiken. Het maithoena-ritueel wordt daardoor veranderd in het puur najagen van ervaringen van genot.

En deze benadering staat ver af van het liefdesspel van het goddelijke paar, dat als archetypisch model fungeert in het traditionele tantris­me. Het zogeheten 'standaard-orgasme' behoort niet tot het oorspronkelijke tantrische repertoire. Zo'n orgasme, zo wordt gesteld, leidt over het algemeen niet tot gelukzaligheid, alleen maar tot genotvolle sensaties in de geslachtsdelen.

In plaats daarvan leggen de meeste tantrische stromingen juist de nadruk op het doen ontwaken van het erotische potentieel van het lichaam zonder gelijk een orgasme te riskeren.

In het meest gunstige geval leidt die neotantristische benadering tot wat de psychiater Stanislav Grof betitelde als 'oceanische seks'. Grof verklaart:

 

In oceanische seks is het fundamentele model voor seksuele omgang met een ander organisme niet dat van een bevrijdende ontlading en verlossing na een periode van inspannende pogingen en strijd. maar dat van een speels en wederzijds voedende stroom en uitwisseling van energie die lijkt op een dans. Het doel is de ervaring van het wegvallen van de eigen gren­zen, een gevoel van  samenvloeien en versmelten met de partner tot een toestand van gelukzalige eenheid. De geslachtelijke eenwording en orgastische ontlading zijn, hoe heftig ze ook worden ervaren, van secundair be­lang ten opzichte van het hoofddoel, het  bereiken van een transcendente toestand van eenwording van het mannelijke en het vrouwelijke principe (...) Sommigen van de proefpersonen die deze vorm van seksualiteit had­den bereikt antwoordden, op de vraag welke functie het genitale orgasme daarin heeft  dat het  'het biologische geluid verwijdert uit een spiritueel stelsel'.

 

Terecht maakt Grof onderscheid tussen oceanische seks en tantrische seks, die de genitale seksualiteit slechts ziet als voertuig voor een hogere verwezenlijking. De traditionele maithoena is een gewijde gelegenheid die de transcendentie van de ervaring viert, De extatische toestand van gelukzaligheid is immers geen ervaring, omdat degene die de ervaring heeft één is met het ervarene. In de toestand van extase laat men het onderscheid tussen subject en object achter zich, evenals de  in concepten denkende geest en de ego-identiteit die in die gelukzaligheid zouden zwelgen,

In neotantrische kringen wordt de oorspronkelijke gelukzaligheid van de Werkelijkheid echter maar al te vaak verward met een verhoogde toestand van zintuiglijk genot, al dan niet gepaard aan een genitaal orgasme. Hoewel het genot zijn plaats heeft in de opzet der dingen kan het, volgens het authentieke tantrisme, onze fundamen­tele vervreemding van de kosmos niet verlichten en ons evenmin helpen onze elementaire angst voor de dood te overwinnen noch ons blijvende spirituele vervulling geven. Genot is, net als pijn, iets van het zenuwstelsel. Genitale orgasmes of zelfs de zogenaamde van-top-tot-teen-orgasmes zijn een psychosomatisch fenomeen, geen spiritu­ele manifestatie. Gelukzaligheid is het blijvende orgasme van God en Godin in hun goddelijke omhelzing.

De psychotechnologie van het linkshandig tantrisme is de meest uitgewerkte poging van de antieke wereld om het grote reservoir van de seksuele energie die in ons lichaam besloten ligt voor spirituele doeleinden te benutten. Het mysterieuze proces van de seksuele superlimatie, dat verband houdt met de koendalini-prikkeling, zal in de toekomst veel beter moeten worden onderzocht.


========================================================

 

Tot zover dan onze verhandeling van tantrisme  waarbij de nadruk is komen te liggen  op die stroming die men het 'linkshandig pad' noemt. Het meeste van bovenstaande tekst komt dus uit het reeds genoemde boek van Georg Feuerstein: ”Spiritualiteit en erotiek”  (ISBN 90-6325435-0)

 

 

We vertelden reeds dat men er gerust van uit mag gaan dat er voor het eerst sprake zou zijn van een uitgewerkte vorm van rituele seksualiteit met 'verlichting'  als doen binnen de eerste culturen die in het Midden-Oosten zouden ontstaan. Dat is de Soemerische cultuur waarvan het nodige bekend is dankzij de vertaling van de aldaar  gevonden kleitabletten en de zich ten westen daarvan bevindende culturen van Minoïsch Kreta, Phoenicië en het land van Kanaän en natuurlijk Egypte.
Ten oosten daarvan zou zich de Indus-beschaving gaan kenmerken maar nog verder naar het oosten zou ook sprake  zijn van een zekere religieuze overtuiging waarin de menselijke seksualiteit een belangrijke functie had.
We praten nu over het Verre Oosten, namelijk China.
Het al eerder genoemde Yin-Yang symbool wat de éénheid der dingen symboliseert is van Chinese herkomst en zou voor het eerst zichtbaar gaan worden in een stroming die men Tao  zou noemen, 'de weg'.
Ons inziens beweert men vaak ten onrechte dat de Tao ouder zou zijn de tantra. Wel is het zo dat er binnen de tao veel eerder sprake zou zijn van een gestructureerde overtuiging met duidelijke leerstellingen. Binnen de tantra zou daar uiteindelijk pas rond het jaar 1000 AD  sprake van gaan worden, al hebben we al aangetoond dat de brond van het tantrisch denken ouder is. Ergens vermoeden wij dat deze religieuze overtuigingen stapsgewijs steeds oostelijker terecht zouden komen (zoals ze ook naar het westen zouden gaan) en dat ze in China op een 'vruchtbare'  boden terecht zouden komen.
Tijdens ons onderzoek naar de Tao, wat dus 'weg' betekent.,   viel ons gelijk op dat de eerste volgelingen van Jezus zich ook 'volgelingen van de weg'  zouden noemen en al zou men dit dan nog  een toevallige overeenkomst kunnen  noemen, onlangs gepleegd onderzoek heeft aangetoond dat er al kort na de kruisiging van Jezus (in de eerste eeuwen van de jaartelling) sprake zou zijn van kleine gnostisch-christelijke gemeenschappen in China die beweerden hun leerstellingen van Jezus zelf te hebben ontvangen. Dat dit zij gnostisch waren zegt dan gelijk weer wat over die eerste christenen en dat zij zich 'volgelingen van de weg'   noemden die in het Chinees dus 'tao'   is stemt tot nadenken.

 

Want de reden waarom dit zo makkelijk wortel zou weten te schieten daar, bij de Chinezen was zoiets als de weg al bekend namelijk. En mogelijk vielen de overeenkomsten hen op en kwam één en ander hen bekend voor waardoor zij het makkelijk zouden adopteren.

Onderstaand stuk gaat dus over de TAO  en is wederom uit het reeds genoemde boek van Feuerstein, daar waar we dat nodig achtten aangevuld met commentaar van ons
------------------------------------------------------------------------------------

 

Het seksuele tao: de Chinese kringloop van de levensenergie


Tao: De naamloze weg voorbij God en Godin

                                                                                           

De Chinezen zouden weer hun eigen, unieke equivalenten creëren die alle vallen onder de noemer van het taoïsme. Taoïsme is het westerse woord voor een groot aantal Chinese stromingen die de uiteindelijke Werkelijkheid benoemen als tao, de 'Weg'. Evenals de ingewijden van het hindoe­ïstische en boeddhistische tantrisme waren de oude taoïstische mees­ters experts in het manipuleren van de levensenergie van het mense­lijk lichaam, en ook zij brachten hun volledig meesterschap in praktijk in het seksuele proces. Maar voordat we ons verdiepen in de taoïstische bijdrage aan sacrale seksualiteit moeten we de filosofische grondslag van die lange traditie onderzoeken

Het Chinese karakter voor het woord tao

   is samengesteld uit een symbool voor 'hoofd'

en een symbool voor 'gaan'  of 'weg'

 

Oorspronkelijk werd onder deze twee karakters  een derde component geplaatst, dat 'stilstaan' beduidde.

De oorspronkelijke betekenis van tao was dus 'een spoor dat, terwijl het zelf vastligt, rechtstreeks van het beginpunt naar het doel leidt'. De hierin uitgedrukte gedachte is dat het tao, ook al is het zelf volmaakt stil en stabiel, toch de bron is van alle beweging en van de schepping. Het is het principe dat ten grondslag ligt aan alle creativiteit, dus ook aan het voortplantingsproces. Het is het grote Mysterie waarin alle wezens en dingen participeren en waarop de wijzen zich afstemmen om heelheid, geluk, gezondheid en zelfs een lang leven te verwezenlijken.

Het volgende is overgenomen en vertaald uit Red Pine's Tao Te Chin:



De Chinese versie van de Tao Te Ching heeft al dozijnen uitgaven gekend, die allemaal ergens tussen de vijf tot zes duizend karakters tellen. Dat is het resultaat van het toevoegen van taalkundige onderdelen voor de duidelijkheid of door weglaten daarvan voor meer beknoptheid. Het grootste verschil tussen alle  uitgaven betreft niet het aantal karakters maar centreert zich om de vertolking van zinsneden en de aanwezigheid of afwezigheid van sommige versregels.
Aan het einde 1973, werden twee afschriften van de tekst gevonden in de omgeving van de provinciehoofdstad Changsha in een graftombe uit het jaar 168 die verzegeld was, een plaats bekend als  Mawangtui. Deze teksten bevatten talloze weglatingen en fouten en moeten daardoor met grote terughoudendheid worden gebruikt.

Andere teksten uit het zelfde tijdperk vanuit een andere tombe, dateren van kort na het jaar 200.
Deze tombe was gelegen bij de stad Hsuchou aan het Grote Kanaal en werd geopend in het jaar 574.
Niet lang daarna, werd door de hofastroloog Fu Yi een uitgave verzorgd van het exemplaar dat in de tombe was gevonden.
Aanvullend op de teksten van Mawangtui en Fu Yi, zijn kort na 1900 meer dan zestig exemplaren van de tekst gevonden in Dun Huang, een oase op de Zijderoute.
Een daarvan was geschreven door een man genaamd Suo Tan die in het jaar 270 leefde. Daardoor bestaat er nu nog een vroege handgeschreven uitgave. Een andere versie is van de grote vierde eeuwse kalligraaf Wang Hsi-chih.

Als laatste, verschijnt de tekst in vroege commentaren van
Yen Tsun, Ho-shang Kung, en van Wang Pi. Ook zijn er vele passages die aanhalingen bevatten, zoals in de oude werken van Mo-tzu, Wen-tzu, Chuang-tzu, Lieh-tzu Han Fei, Huai-nan-tzu, en anderen.

 

---------------------------------------------------



Lao Tse, de half-legendarische grondlegger van het taoïsme die waarschijnlijk leefde in de zesde eeuw voor Chr., opent zijn beroemde Tao Te Tsjing met het volgende vers;



Een
Wat de weg betreft, de Weg die genoemd kan worden
is niet de eeuwige Weg.
Wat namen betreft, de naam die genoemd kan worden
is niet de eeuwige naam.
Het naamloze is het begin van de tienduizend dingen.
Het benoemde is de moeder van de tienduizend dingen.
Daarom, blijft men zonder verlangen,
dan kan men het geheim zien.
Wie steeds verlangens heeft,
zal alleen maar zien, naar wat men smacht en zoekt.
Deze twee ontspringen uit dezelfde bron.
Ze hebben verschillende namen,
toch noemt men ze hetzelfde.
Dat wat zelfs nog dieper is dan diepzinnigheid.
De poort naar alle geheimen.
Gecorrigeerd met de Mawangdui-teksten.



Het tao is de uiteindelijke Werkelijkheid, die wordt opgevat als onpersoonlijk en alomvattend. Het reikt, naar men zegt, verder dan de, al dan niet mannelijke,  God (n) van de oudste tijden en wordt geroemd omdat het verder zou reiken dan wat vanaf de vierde of derde eeuw de Hemel wordt genoemd. Het eeuwig tao is de universele basis van alle zichtbare en onzichtbare dingen, en de meest authentieke kern van de menselijke persoonlijkheid.



Vijf
Hemel en Aarde zijn onpartijdig;
Zij beschouwen de tienduizend dingen als strooien honden.
De wijzen zijn onpartijdig;
Zij beschouwen de gewone mensen als strooien honden.
De ruimte tussen hemel en aarde - 
is het niet als een blaas?
het is leeg maar niet uitgeput
beweeg het, en er komt [altijd] nog meer uit.
Meer leren betekent veelvuldig uitputten.
Dat is niet zo goed als vasthouden aan het gemiddelde.



Zeven [Zes]
De Hemel duurt voort en de Aarde bestaat lang.
De reden waarom de Hemel voortduurt
en de Aarde lang bestaat,
is dat zij niet voor zichzelf leven.
Daarom kunnen zij lang voortbestaan.
Daarom plaatst de Wijze zichzelf op de achtergrond,
en daardoor bevindt hij zich op de voorgrond.
Hij zet betrokkenheid uit zijn geest
en daardoor blijft zijn betrokkenheid in stand.
Het is niet [omdat] dat hij geen eigenbelang heeft
dat hij daardoor in staat is, vervulling te bereiken.

Gecorrigeerd met de Mawangdui-teksten



En dan beginnen ons gelijk kleine overeenkomsten  op te vallen met een gnostisch evangelie wat de woorden van Jezus zouden zijn volgens Didymus Thomas:

Jezus zei:
Wie de wereld heeft leren kennen
heeft een dood lichaam gevonden;
en wie een dood lichaam heeft  gevonden,
hem is de wereld niet waardig.

---------------------------------------------------------
Tien
Het voeden van de ziel te dragen en het omhelzen van het Ene,
kan je het doen zonder dat ze je verlaten?
Door je adem te beheersen en haar zacht te maken,
kan je het laten lijken op [de adem van] een pasgeboren baby?
Door het aankweken van je  diepgaand inzicht
kan je dat zodanig doen zodat je zonder smet blijft?
Door alle mensen lief te hebben en leven te geven aan het land,
kan je zonder bekwaamheid zijn?
Door de poorten van de Hemel te openen en sluiten,
kan je de rol van vrouw spelen?
Door begrijpend te zijn en open te staan voor alle dingen,
ben je in staat dat te doen zonder kennis te gebruiken?

Schenk ze het leven  en voed hen,
Schenk ze het leven, maar probeer ze niet te bezitten,
Help ze te groeien, maar probeer ze niet te beheersen 
leidend en toch niet overheersend,
Dat wordt de hoogste deugd genoemd.

Gecorrigeerd met de Mawangdui-teksten.



------------------------------------------------------



Jezus zag kleine kinderen die

gezoogd werden.
Hij zei tot zijn leerlingen:
Deze kinderen, die gezoogd worden,
lijken op hen, die het Koninkrijk binnengaan.
Zij zeiden tot hem:
Zullen wij dan, als wij kinderen zijn,
het Koninkrijk binnengaan?
Jezus zei tot hen:
Als jullie de twee één maakt
en als jullie het innerlijk maakt
als het uiterlijk,
en het uiterlijk als het innerlijk
en het boven als het beneden,
en als jullie het mannelijke
en vrouwelijke tot één maakt,
zodat het mannelijke niet
mannelijk zal zijn,
en het vrouwelijke niet vrouwelijk,
als jullie ogen maakt
in plaats van een oog
en een hand
in plaats van een hand
en een voet
in plaats van een voet
en een beeld
in plaats van een beeld;
dan zullen jullie binnengaan
in het Koninkrijk.

(Evangelie volgens Thomas)



----------------------------------------------------



Lao Tse geeft de aanbeveling dat de wijze af moet zien van de gedachte dat hij een onafhankelijk handelend iemand is. In plaats daarvan moet de wijze 'toom' de gelegenheid stellen alle noodzakelijke handelingen uit te voeren door zijn/haar geest-lichaam te gebruiken als instrument:



Daarom houdt de wijze zich onledig met niets-doen,
het zwijgen onderrichtend.
De honderdduizend dingen ontstaan en vergaan algedurig.
Scheppend doch niet ergens bezit van nemend,
Werkzaam doch zonder er eer voor te willen.
Werk wordt volbracht, en dan vergeten.
Daarom blijft het een eeuwig gegeven.



De wijze is als water. Hij drijft mee op de stroom van het leven zonder ooit een obstakel te zijn dat het stromen belemmert. Hijzelf is leeg. Op die manier wordt hij gevuld met het tao en is zijn handelen volkomen spontaan. Dit is het grote taoïstische ideaal van woe-wei ('niet-handelen'), Het principe van spontaniteit (tsoe-jan] is de spil waaromheen alle taoïstische scholen draaien, ongeacht hun metafy­sische en praktische verschillen.
In onze tijd moeilijk voorstelbaar en eveneens vaak  als afkeurenswaardig beschouwd. Er schuilt zoveel materieel denken in 's mensens huidige manier van leven, men moet  zichtbaar ergens mee bezig zijn om niet als lui en asociaal te worden beschouwd.
Toch  is bovenstaande spontaniteit eveneens de grondslag van de taoïstische seksuele praktijk.
Over het algemeen onderscheidt men in het taoïsme tegenwoordig  twee stromin­gen: het filosofische en het religieuze taoïsme. Het filosofische taoïs­me, dat zich heeft gevormd rond de uitspraken van de Tao Te Tsjing, bestaat vooral uit het cultiveren van spontaniteit. Het religieuze taoïsme (tao tijiao) benadruk: meer het nastreven van geestelijke heelheid en lichamelijk welzijn, met behulp van een ruim scala aan magische praktijken waaronder een veelzijdige seksuele techniek.
De overeenkomst met de hiervoor beschreven bestaande tantrische stromingen valt natuurlijk  gelijk op.
In een latere periode ging het filosofische taoïsme steeds meer over tot een vorm van gecompliceerde abstracte speculatie terwijl het religieuze taoïsme een groeiende interesse voor een persoonlijk lang leven aan de dag begon te leggen en zelfs voor lichamelijke onsterfelijkheid.Het hield zich dus meer bezig ook met de aardse dimensie/leerschool waarin we ons nu eenmaal bevinden en die we niet als minderwaardig mogen beschouwen of veronachtzamen.
Maar wat dat betreft hebben beide stromingen toch wel te lijden onder een soort van eenzijdigheid die het vroege taoïsme, zoals neergelegd in het werk van Lao-Tse, niet kende.
Zoals altijd had de oorspronkelijke gedachte al snel te lijden onder splitsing en verdeling.
Uit de Tao Te Tsjing blijkt duidelijk  dat de weg van de wijze niet alleen een persoonlijke tocht, is maar dat zijn verlossing in het belang van allen is.
Het is veelzeggend dat van alle ons bekende oude Chinese geschrif­ten alleen de Tao Te Tsjing het vrouwelijke principe benadrukt.



Zes (zeven)
De geest van de vallei sterft nimmer;
Wij noemen dat het vrouwelijke, de allereerste moeder.
De poort van het geheimzinnige vrouwelijke  
wij noemen het de wortel van Hemel en Aarde.
Het is als eeuwige sluier, nauwelijks zichtbaar.
Door het gebruik raakt het niet uitgeput.
Gecorrigeerd met de Mawangdui-teksten.



Zoals Ellen Chen opmerkt is het tao de 'schoot van het niet-zijn'. Het eerste vers van het achtentwintigste hoofdstuk van het werk van Lao Tse is cryptisch:



Acht en twintig
Als je de kracht van de man kent,
behoud dan toch de zorgzaamheid van een vrouw!
Je zal als het ravijn van het land zijn.
Als je als het ravijn van het land bent,
dan zal je voortdurende deugd je niet verlaten.
En wanneer de voortdurende deugd je niet verlaat,
keer je terug naar de toestand van een klein kind.
Als je het pure kent,
blijf dan toch met beide voeten op de grond.
Je zal als de vallei van het land zijn.
Als je als de vallei van het land bent,
is je voortdurende deugd volledig.
en als je voortdurende deugd volledig is,
keer je terug naar te toestand van onbewerkt hout

Als je weet wat wit is,
houdt het dan toch bij zwart.
Je zal een voorbeeld voor het land zijn!
als je een voorbeeld voor het land bent,
Zal je voortdurende deugd je niet verlaten,
en als je voortdurende deugd je niet verlaat,
Dan keer je terug naar de toestand zonder grenzen. 

Als onbewerkt hout is uitgesneden,
verandert het in voorwerpen.
Als de Wijze wordt gebruikt,
verandert hij in het hoofd van de bestuurders.
Ware houtsnijkunst gebeurt zonder het in stukken te verdelen.


gecorrigeerd met de Mawangdui teksten



--------------------------------------------------

Evangelie volgens Thomas:
Hij zei tegen hem:
Mens, wie heeft mij tot verdeler gemaakt?
Hij wendde zich tot zijn leerlingen
en zei tegen hen:
Ik ben toch geen verdeler?



--------------------------------------------------



Zoals alle schepselen zijn voortgeko­men uit het tao, zo keren zij er ook naar terug. Het Tao is dus de universele Moeder - een idee dat de verbinding vormt met de erotische spiritualiteit in het Paleohthicum en het Neolithicum.



--------------------------------------------------



Evangelie volgens  Thomas: ...
Want mijn moeder(…),
maar mijn ware moeder
gaf mij het leven.


--------------------------------------------------

De belangrijkste stelling van het taoïsme is dat in de dimensie van het eeuwige tao er een oer-harmonie is tussen het vrouwelijke en het mannelijke.
Wat we eveneens weer terug kunnen vinden in de gnostische evangeliën  dus:



Evangelie volgens Thomas
..en als jullie het mannelijke
en vrouwelijke tot één maakt,
zodat het mannelijke niet
mannelijk zal zijn,
en het vrouwelijke niet vrouwelijk,
dan zullen jullie binnengaan
in het Koninkrijk.



Evangelie volgens Philippus
In deze wereld is de vereniging er een van man en vrouw, waar kracht en zwakheid
samengaan. In eon(eeuwigheid) is de vorm van de vereniging anders, maar we geven
deze dezelfde naam…


Christus is gekomen om de scheiding,
die in het begin is ontstaan,
weer ongedaan te maken,
de twee weer te verenigen
en leven te geven aan hen
die in de scheiding gestorven zijn,
en hen weer te verenigen.
Want vrouw en man
verenigen zich met elkaar in het bruidsvertrek.



Deze twee polaire principes worden binnen de Tao  dus de krachten yin en yang genoemd, die de diastole en de systole zijn van het kosmische hart. Het dynamische evenwicht tussen hen wordt fraai weergegeven in de vertrouwde afbeelding van t'ai tsji, de cirkel die bestaat uit een neerzakkende witte druppel met een zwart 'oog' en een opstijgende zwarte druppel met een wit 'oog', respectievelijk yang en yin.

                                    

 

Het beeld correspondeert met het hindoeïstische concept van sjiva (her kosmische mannelijke principe) en sjakti (her kosmische vrou­welijke principe) in hun eeuwige omhelzing. Dit bipolaire evenwicht moet voor de spirituele beoefenaar een ervaringsrealiteit worden. Zijn of haar leven moet opgaan in dat evenwicht, iets dat alleen mogelijk is doordat de microkosmos een getrouwe afspiegeling is van de macrokosmos.

Oftewel, 'zo boven, zo beneden'.
Volgens Lao Tse is de dood het onvermijdelijke gevolg van de scheiding van het mannelijke en het vrouwelijke principe.



Toen Eva nog in Adam was, was er geen dood. Toen zij zich van hem scheidde,
ontstond de dood. Als zij weer in hem gaat en hij haar weer in zich opneemt, zal
er geen dood meer zijn
 
(evangelie volgens Philippus)



Net als Jezus dat dus dacht!!!

-----------------------------------

In de zuigeling zijn de principes van mannelijk en vrouwelijk nog niet van elkaar gescheiden. De zuigeling is vervuld van levenskracht (tsj'i) en eveneens vol van een onverzwakte reproductieve kracht (tsjng); daarom wordt het jonge kind als onsterfelijk beschouwd, evenals het tao.
In het vijfenvijftigste hoofdstuk van zijn werk vergelijkt Lao Tse de volleerde wijze met de zuigeling die 'volmaakte aanpassing' kent (te).



----------------------------------



En tot vervelens toe kunnen we daar dus weer een gnostische uitspraak van Jezus bij gaan halen

 

(volgens Thomas)

Jezus zag kleine kinderen die
gezoogd werden.
Hij zei tot zijn leerlingen:
Deze kinderen, die gezoogd worden,
lijken op hen, die het Koninkrijk binnengaan.


-----------------------------------------------------


In tegenstelling tot dat van de volwassene wordt het bestaan van de zuigeling niet gecompliceerd door het denken. De zuigeling drinkt en huilt en grijpt zich stevig vast - allemaal in volmaakte harmonie met zijn innerlijke natuur. Zonder zich van zichzelf bewust te zijn. zonder een hinderende geest (hsin) leeft de zuigeling overeenkomstig de volheid van het tao. De beoefenaars van het taoïsme streven ernaar in alle aangelegenheden diezelfde onschuldige en evenwichtige hou­ding te verwezenlijken.
Het voertuig waarmee innerlijke harmonisatie kan worden bereikt is zelf een manifestatie van het kosmische polaire spel van yin en yang, namelijk de levensadem of tsj'i. Evenals het idee van spontaniteit is het concept van tsj'i fundamenteel voor elke vorm van het taoïsme. Tsj'i is de Chinese benaming voor wat door hindoeïsten en boedd­histen prana en door de oude Grieken pneuma werd genoemd. Zonder deze essentiële kracht zou het bezielde lichaam een lijk zijn.
De regulering van de ademhaling van het leven speelt daarom een belangrijke rol in de scholen van het religieuze taoïsme. Zij ontwik­kelden allerlei hulpmiddelen voor het leven - van alchemie tot kruidkunde en seksuele disciplines. De beoefening van het beheersen van tsj'i wordt tao-yin genoemd, 'het circuleren van het tao, een techniek waarnaar al in de Tsjoeang Tsoe wordt verwezen (in het vijftiende hoofdstuk), een werk dat gedeeltelijk is geschreven door de wijze naar wie het is vernoemd.
Puffen en blazen, uitademen en inademen, het oude naar buiten blazen en het nieuwe naar binnen trekken, het 'beren-hangen' en het 'vogel-strekken' doen, geïnteresseerd zijn in een lang leven -dat zijn de onder­vindingen van de beoefenaars van de 'leid-en-trek -oefeningen, de koesteraars van het lichaam, de hoogbejaarden van Grootvader P'eng.'
Grootvader P'eng Tsoe is de Chinese tegenhanger van de He­breeuwse Methusalem. Er wordt van hem beweerd dat hij achthonderd jaar oud werd en talloze generaties van religieuze taoïsten inspireerde in hun zoeken naar een lang leven en onsterfelijkheid. De grote meesters van het taoïsme worden dan ook de Onsterfelijken genoemd. Zoekend naar het Gouden Levenselixer, dat de gouden pil (tsjn-tan) wordt genoemd, bestudeerden zij zeer aandachtig de ver­banden tussen leven, ademhaling en seksualiteit.



Het tao van de seksualiteit: witte tijger en groene draak



Volgens de Chinese mythologie werden zowel de taoïstische spiri­tualiteit als de seksuele kunsten uitgevonden door de vindingrijke  en  legendarische Gele Keizer (Hoeang-ti) en zijn drie onsterfe­lijke dames, die naar men zegt bijna vijfduizend jaar geleden leefden! 
De Gele Keizer had in zijn harem twaalfhonderd vrouwen en zou al op jeugdige leeftijd gestorven zijn als hij het geheim van de beheersing van het zaad niet had gekend. Maar omdat hij een meester was in de kunst van het bedrijven van de liefde met zijn vrouwen zonder zijn kostbare levensvoedende vloeistof te verspillen, slaagde hij erin zijn lichaam zozeer te vervolmaken dat hij met lichaam en al naar het hemelrijk opsteeg.
En natuurlijk valt gelijk dan weer de overeenkomst met het tantrisme op.
Het staat vast dat in China de ars amatoria zeer oud is, en de Chinese handboeken over seksualiteit zijn de oudste en de meest gedetailleerde van de pre-moderne wereld. Aan het eind van het eerste millennium voor Chr. waren er acht van dergelijke handboe­ken in omloop. Hun Indische equivalenten zijn dus pas verscheidene eeuwen later vastgelegd:(wat niets over hun leeftijd zegt overigens).  De befaamde Kama-Soetra van Vatsyayana werd samengesteld aan het eind van de derde eeuw na Chr., al lijkt de auteur zijn werk duidelijk ook weer te hebben gebaseerd op eerdere, verloren gegane bronnen.
  De Kama-Soetra leek eerder  bedoeld als gids voor de welgestelde stedeling die de verveling uit zijn liefdesleven wilde verdrijven. Men zou het haast gaan  zien als een handboek voor de playboy, met een oppervlakkig mora­listisch tintje, maar zo'n oordeel is misschien iets te snel getrokken. In ieder geval , als seksuologisch werk is de Kama-Soetra ergens  nogal teleurstellend en veel minder interessant dan zijn Chinese tegenhan­gers. Datzelfde gelde voor de andere, latere,  hindoeïstische handboeken over seksualiteit, die meestal niet meer zijn dan een echo van Vatsyayana. Allemaal vertonen ze scholastische trekken en er is reden om aan te nemen dat de schrijvers geen van allen zelf ervaring hadden met het door hen beschrevene.
In de Chinese handboeken over seksualiteit is dat verfrissend anders. Zij puilen uit van details die veel eerder het produkt lijken van langdurig persoonlijk experimenteren. Bovendien zijn zij geïn­spireerd door de occulte filosofie van het religieuze taoïsme, waardoor ze meer zijn dan alleen maar seksuologische verhandelingen en relevantie hebben voor deze beschouwing over erotische spirituali­teit. Verder behandelen ze seksualiteit als een deel van een holistisch stelsel van persoonlijke hygiëne en geneeskunde.
Hoewel waarschijnlijk geen van deze werken op dit moment nog bestaat zijn vele ervan deels bewaard gebleven in de vorm van citaten in een Japanse medische encyclopedie met de titel Isjimpo, die uit meer dan tweehonderd oude geschriften citeert. Dit werk werd in de tiende eeuw samengesteld door een in Japan wonende Chinese arts. Het bevat een lang gedeelte over de vaardigheden van de slaapkamer, in het Engels vertaald door Howard S. Levy, in samenwerking met de inmiddels overleden arts en historicus Akira  lsjihara (the tao of sex). In de dertig hoofdstukken van dat deel van de Isjimpo verschijnen de nodige taoïstische en medische autoriteiten ten tonele.
Afgezien van de Gele Keizer zelf ontmoeten we in deze hoofdstuk­ken ook P'eng Tsoe, die zo lang bleef leven, en de drie onsterfelijke dames van de keizer, ‘Vrouwe Eenvoudig’, ‘Vrouwe Kieskeurig’ (ook wel ‘Vrouwe Geheimzinnig’ genoemd) en ‘Vrouwe Diepzinnig’ (ook wel ‘Regenboogvrouwe’ genoemd) - allen experts op het gebied van de ars amatoria. Over het verband tussen taoïsme en geneeskunde merken Levy en Isjihara op:


De taoïstische ingewijden van het oude China vereerden de Gele Keizer en maakten zich de, naar zij meenden, van hem afkomstige medische theorieën eigen. Velen van hen werden arts, en werden in hun functie van genezer als geëerde gasten ontvangen door keizers en aristocratische hovelingen. Zij gaven instructies in de boudoir-kunsten aan mannen die werden overstelpt met vrouwelijk gezelschap; dat was vooral het geval tij­dens, de T’ang-dynastie (zevende tot tiende eeuw na Chr.), die zich ken­merkte door het grote aantal prostituees, animeermeisjes en concubines. In praktische zin fungeerden de handboeken over seksualiteit van de taoïsten dus als een eerstehulp-koffertje voor de aanzienlijke rijken van Chi­na, wier welzijn in gevaar werd gebracht door het niet aflatende amoureu­ze spel en de ongeremde losbandigheid. De Keizer had duizenden vrouwen in zijn harem en had intieme contacten met tenminste enkele tientallen van hen. Advies over hoe te behouden was voor hem advies over hoe te overleven.



Het geheim van de keizer, zo wordt ons openhartig verteld, was het op de juiste wijze in toom houden van zijn zaad; voor de taoïst - evenals voor de beoefenaar van het tantrisme - betekent sperma leven en verlies van sperma verlies van leven. De daaraan ten grond­slag liggende gedachte is dat onze voortplantingsorganen de geheime krachtcentrale zijn, die de essentie is van het lichamelijk bestaan en ons niet alleen van gezondheid maar ook van een lange levensduur en zelfs van onsterfelijkheid verzekert. Ook hier zien we de ijzeren schakel tussen seks en de dood.' Alexis Carrel, winnaar van de Nobelprijs voor de geneeskunde, gaf op het verband tussen de geslachtsdrift en vitaliteit het volgende commentaar:

De seksuele klieren hebben niet alleen de functie dat ze de man aanzetten tot de stap die, in het primitieve leven, de soort in stand hield. Ze intensi­veren bovendien alle fysiologische, mentale en spirituele activiteit. Geen enkele eunuch is ooit een groot filosoof geworden, een groot wetenschap­per of zelfs maar een groot misdadiger.


Vervolgens zegt hij:
De testikels hebben, meer dan welke klier ook, een diepgaande invloed op de kracht en de kwaliteit van de geest. Over het algemeen hebben gro­te dichters, beeldend kunstenaars en heiligen, evenals veroveraars, een grote behoefte aan seks. Het verwijderen van de geslachtsklieren, zelfs bij volwassenen, leidt tot zekere wijzigingen in de mentale toestand. Na wegname van de eierstokken, bijvoorbeeld, worden vrouwen apathisch en verliezen zij een deel van hun intellectuele activiteit of hun moreel besef. De persoonlijkheid van mannen die een castratie hebben ondergaan ver­andert op een meer of minder uitgesproken manier. De door de historie overgeleverde lafheid van Abélard tegenover de hartstochtelijke liefde en offerbereidheid van Héloïse was waarschijnlijk te wijten aan de brute ver­minking die aan hem was voltrokken. (Pierre Abélard was gecastreerd namelijk)  Bijna alle grote kunstenaars waren grote minnaars. Inspiratie lijkt samen te hangen met een bepaalde condi­tie van de seksuele klieren (,,,) Het is bekend dat seksuele excessen intel­lectuele activiteit belemmeren. Om zich in zijn volle kracht te kunnen ontplooien vereist intelligentie, naar het schijnt, zowel de aanwezigheid van goed ontwikkelde seksuele klieren als de tijdelijke onderdrukking van de seksuele begeerte.



De negentiende-eeuwse taoïstische meester Tsjao Pi Tsj'en geloof­de dat de levenskracht, opgeslagen in de geslachtsorganen, meetbaar is. In zijn verhandeling De geheimen van het bevorderen van de wezenlijke natuur en het eeuwige leven merkt hij op:

Een beoefenaar zou zijn lichaam moeten beschouwen als een land en zijn voortplantingskracht als de bevolking ervan. Niet in beroering gebrachte voortplantingskracht verzekert de bevolking van veiligheid, en de volheid van geest en de levensadem vergroten de welvaart van her land.



Het behoud van het zaad leidt dus tot innerlijke vrede en fysiek welzijn terwijl verlies van het zaad het land tot opstand en chaos brengt. De ingewijde Tsjao Pi Tsj'en verklaarde de voordelen van beheersing van de zaadlozing als volgt:

Als de voortplantingskracht gedurende honderd [achtereenvolgende] da­gen wordt verzameld, wint men vierenzestig tsjoe[maten) vitaliteit en wordt een bepaalde hoeveelheid van het positieve beginsel voortgebracht; dit is als het 'toevoegen van brandstof om het leven te voeden en te ver­lengen.
Als met hetzelfde voornemen de voortplantingskracht nogmaals hon­derd dagen lang wordt verzameld wint men nog een.s vierenzestig tsjoe (maten] vitaliteit, zodat het positieve beginsel wordt vermeerderd tot twee eenheden; het lichaam wordt na heel sterk en alle kwalen verdwijnen.
Wanneer hel verzamelen van de voortplantingskracht gedurende een derde periode van honderd dagen wordt voortgezet en men weer vieren­zestig tsjoe [maten] vitaliteit wint, wordt het positieve tot drie eenheden vermeerderd; alle holten in het lichaam worden vrijgemaakt voor verjonging en de stap van de beoefenaar is licht en vlug, zijn gehoor helder en goed.



Meester Tsjao beschrijft vervolgens de verschillende effecten wan­neer men de oefening nog langer volhoudt. Na nog eens honderd dagen gaat de huid van de beoefenaar glanzen en wordt zijn witte haar weer zwart; daarna wordt hij ondernemend en krijgt hij nieuwe tanden; vervolgens bereikt hij opnieuw de kringloop van t'ai tsji, de uiteindelijke Werkelijkheid, waardoor hij zijn lichaamsenergie her­stelt tot de volheid en heelheid van de zuigeling.
Hoe slaagt men erin de zaadlozing te beheersen? De taoïstische teksten bevatten allerlei adviezen en beschrijvingen van nuttige oefe­ningen, Ten eerste beschouwen taoïsten, die immers meer in natuur­lijk gedrag dan in onderdrukking geloven, dat een actief seksleven spiritualiteit niet in de weg staat. Zij moedigen seks zelfs aan, als methode om de levenskracht van het lichaam te versterken en daardoor als middel tot transformatie in het spirituele proces.



Maar ook hier zij weer opgemerkt te worden dat het zogenoemde 'ophouden van het zaad'  nooit te krampachtig mag gebeuren daar het dan wel schadelijk voor de gezondheid zou zijn. Ook  hier wordt weer een meer gedoceerde afgave bedoeld die overeenstemt met de glijvochtproductie van de vrouw.



Volgens het taoïsme is de seksuele verhouding tussen een man en een vrouw een manifestatie van de dans van de kosmische principes yin en yang. Met andere woorden, voor de taoïst is de vraag niet of hij seks moet bedrijven, maar hoe.
Lang geleden merkte men op dat er een belangrijk verschil is tussen het mannelijke en het vrouwelijke orgasme. De afscheiding van de vrouw blijft grotendeels in haar lichaam, de man loost zijn zaad en - volgens de taoïsten - sterft telkens een beetje. Vanuit hun gezichtspunt is elke zaadlozing een stap in de richting van her graf.
De gedachte achter deze overtuiging is dat het sperma een levensdragende kracht is en dat elke man gedurende zijn leven maar over een beperkte hoeveelheid reproductieve energie beschikt. Dit con­cept zal op ons minder fantastisch overkomen wanneer we ons realiseren dat één zaadlozing, die bestaat uit tweehonderd à tweehonderdvijftig miljoen wriemelende spermatozoen, kennelijk een voe­dingswaarde heeft van twee biefstukken en tien eieren. Het is waar, zoals een populair boek over de chemische aspecten van seksualiteit ons voorhoudt, dat een man 'in een halve seconde meer sperma kan produceren, de kleinste cellen van zijn lichaam, dan een vrouw gedurende haar hele leven aan eicellen'.  Maar wanneer de auteurs van dat boek beweren dat 'sperma een goedkope en gemakkelijk te vervangen hulpbron' is nemen zij een standpunt in dat lijnrecht tegengesteld is aan dat van de taoïsten. De taoïstische meesters stellen met klem dat de voortdurende produktie van zaad in een seksueel actieve man, die seks gelijk stelt met een orgasme, een zeer hoge maar onzichtbare prijs heeft: degeneratieve ziekten en een vroegtijdige dood.



Dit is dan ook weer een specifiek taoïstisch uitgangspunt waarin men vergeet dat er bij een partner eigenlijk altijd een uitwisseling van energieën plaatsvindt. En mag het afgeven van het mannelijk zaad overkomen als puur uitgaand, en de vrouwelijke reactie als ontvangend, een vrouw geeft eveneens haar 'kracht'  af via haar vocht. Zoals bekend is dat zalf ook in de huid  wordt opgenomen uiteindelijk.
In het Midden-Oosten stelde men de seksuele geslachtsdaad niet voor niets gelijk aan een 'heilige' zalving?
(Masjiach-Messias-Christus-Karast?)
Er zijn er zelfs die durven te stellen dat Jezus in werkelijkheid pas Christus (=gezalfde)  werd nadat ie de Hieros Gamos  met Maria Magdalena had bedreven, NA  de zalving te Bethanië!



Volgens de taoïstische leer raakt de man door zijn zaadlozingen uitgeput terwijl de vrouw, wier lichaam haar orgastische afscheiding weer in zich opneemt, door geslachtsverkeer sterker wordt. Daniel P. Reid, een westerse aanhanger van het taoïsme, stelt het als volgt:



De tegengestelde aard van het mannelijke en vrouwelijke orgasme heeft belangrijke gevolgen voor de twee vormen van seksuele activiteit, die in de loop der tijd heel wat stof hebben doen opwaaien en tegenwoordig aan populariteit lijken te winnen: masturbatie en homoseksualiteit. Ge­zien vanuit de invalshoek van Yin en Vang zijn de resultaten van deze twee activiteiten bij mannen volkomen anders dan bij vrouwen. Voor mannen betekent masturbatie een onherroepelijk en niet te compenseren verlies van Yang-zaad-essentie. Hoewel gezonde mannen tussen de leef­tijd van zestien en eenentwintig jaar ware 'fonteinen van zaad' zijn, voor wie masturbatie betrekkelijk onschadelijk is, worden alle clichés over mannelijke masturbatie bewaarheid wanneer ze de leeftijd van vijfentwin­tig hebben bereikt: een slap gevoel in dijen en knieën, gevoelloosheid in de lendenen, verlies aan vitaliteit, neerslachtigheid, enzovoort. Tegen de tijd dat zij dertig zijn zouden mannen deze gewoonte van zelfdestructie helemaal moeten opgeven en beginnen hun zaad te behouden en uitsluitend te reserveren voor gemeenschap met vrouwen. Mannen die, wan­neer zij dertig, veertig, vijftig zijn, regelmatig blijven masturberen bero­ven zichzelf van de essentie en de energie die de brandstof zijn van hun leven en hun gezondheid beschermen.Een vrouw daarentegen kan masturberen zoveel zij wil zonder haar voorraad essentie en energie te verminderen.

==============================================================

 

Homoseksualiteit


Wat er nu volgt is een stuk waarin homoseksualiteit ter sprake gaat komen. Ook dit stuk is weer uit dat boek van Georg Feuerstein en daar waar wij vonden dat één en ander wat meer genuanceerd diende te worden hebben we dat veranderd/aangevuld.


-------------------------------



Daniel P.Reid, van dat citaat hierboven,  merkt verder op dat, om dezelfde redenen, homoseksualiteit schadelijk is voor mannen maar onschadelijk voor vrouwen. Het viel hem op dat de oude taoïstische artsen zelfs een homoseksueel syn­droom hadden gediagnosticeerd, dat zij 'draken-yang’ noemden  (lung-yang). De symptomen van deze kwaal zijn onder andere ver­moeidheid, huidontstekingen, impotentie en een verlaagde immu­niteit.
De vermenging van yin met yin in de meeste lesbische verhou­dingen betekent niet veel meer dan wat de oude Chinezen noemden 'het opwrijven van de spiegel', een vrij onschadelijke activiteit.
De paring van yang aan yang in mannelijke homoseksuele verhoudingen is volgens de traditionele taoïstische wijsheid impliciet antagonis­tisch. Reid wijst erop dat dit antagonisme onder de microscoop kan worden aangetoond wanneer het sperma van twee verschillende mannen wordt vermengd: er breekt oorlog uit!
Stephen T, Chang, die eveneens over taoïstische seksualiteit heeft geschreven, merkt op dat, omdat yin en yang beide aanwezig zijn in iedere man en vrouw, het taoïsme homoseksualiteit noch vergoelijkt noch veroordeelt. Hij wijst echter op verschillende schaduwzijden waarvan homoseksuelen, vooral zij die seks als een transformerende of verjongende ervaring willen bedrijven, op de hoogte zouden moeten zijn. Over het geheel genomen ziet dus ook hij in homosek­sualiteit het gevaar dat een psycho-energetische instabiliteit zou kunnen worden gecreëerd die gevaarlijk zou kunnen zijn voor de gezondheid.
Mantak Tsjia, een in Thailand geboren moderne meester van het taoïsme die in Amerika onderricht geeft, adviseert homoseksuele mannen en vrouwen hun ‘yin- en yang' energieën regelmatig zelf in evenwicht te brengen met hetzij de aarde hetzij de hemel, in combi­natie met een bewuste ademhaling.  De aarde is overwegend yin terwijl de hemel overwegend  yang
is.

En hier
lijkt het ons dus noodzakelijk om op te merken dat het soms toch weer te veel op het 'materiële' vlak wordt getrokken dan. Want er zijn nu eenmaal mannen en vrouwen  bij wie de yin respectievelijk de yangkracht meer dominant is dan de andere. En in het geval zo iemand dan een homoseksuele relatie begint met een ander bij wie er van het omgekeerde sorake is wordt  er in principe niets verstoort. Want in dat opzicht is het lichaam dan toch ondergeschikt en kan men zich zelfs afvragen  of er tussen de spermatozoën dan sprake is van strijd. Zelf denken we dat dat   nog nooit echt is onderzocht.

Toch is het hierdoor wel weer duidelijk dat de leer van het taoïsme , net als die van tantra en andere, vergelijkbare seksueel-yogische scholen, meer lijkt afgestemd op heteroseksuele partners. Wat natuurlijk ergens ook weer niet zo vreemd te noemen is daar er nu eenmaal toch meer sprake is onder de mensen van hetero dan homoseksualiteit en men daarom het eerste logischerwijs als uitgangspunt nam. Al kan het ook zijn dat homoseksualiteit  in het China van Lao Tse toch wel een beetje in de tabusfeer lag. Dat weten wij echter niet zeker.
De taoïstische slaapkamerkunst (fang-sjoe) draait om wat 'tweeledige ontginning' wordt genoemd, corresponderend niet de tantrische rite van de maithoena. In tegenstelling tot de aanhangers van het tantrisme sporen de taoïstcn echter aan tot afwisseling en speelsheid bij het bedrijven van de liefde. Terwijl het tantrisme meer rechtstreeks is gericht op het transcenderen van het geest-lichaam met behulp van plechtige rituelen houden de taoïsten zich voortdu­rend bezig met het vergaren van psychoseksuele energie, die vervol­gens wordt benut om het lichaam te verjongen en onsterfelijk te maken.
Het is niet verbazingwekkend dat het taoïsme een zeer veelzijdige seksuele techniek heeft ontwikkeld, waartoe ingewikkelde concepten behoren van de energiebanen in het lichaam, een zeer gecompliceerd inzicht in voedsel en eetgewoonten, talloze ademhalingsoefeningen en niet minder houdingen om de liefde te bedrijven.

Deze houdingen hebben kleurrijke namen, zoals

   'de tred van de (witte)  tijger'

 

'het vastklam­pen van de krekel', 'kraanvogels met verstrengelde halzen', 'de vlinder opvliegend naar de hemel', enzovoort. Niet alleen verschaffen deze houdingen genot, ze worden ook geacht uiteenlopende positieve effecten op de gezondheid te hebben.
Taoïstische schrijvers schonken aan de verschillende lichaamsdelen heel kleurrijke benamingen. De penis, bijvoorbeeld, wordt dikwijls 'jadestengel' of 'mannelijke voorhoede' genoemd, de vagina is de 'jadepoort', 'grot van vermiljoen' of 'verborgen plaats'; wanneer men van de clitoris spreekt heeft men het over het 'jadeterras of de 'muis in de lege boot'.
De 'witte tijger', tenslotte, is het zaad dat zorgvuldig bewaakt moer worden, de 'groene draak de vrouwelijke afscheiding die rijk is aan yjn-kracht. Op het niet-seksuele niveau van de alchemie hebben deze cryptische begrippen betrekking op respectievelijk lood en vermiljoen (een kwiksulfide).

Voor de taoïstische beoefenaar is het doel van geslachtsgemeen­schap het absorberen van de psvchoseksuele energie van de partner. De man hoopt dus de yin-energie van de vrouw te verkrijgen, de vrouw de yang-energie van de man. Helaas werd dit door sommige scholen opgevat als een strijd tussen de seksen waarbij de vrouw probeerde haar mannelijke partner uit te putten en de man wanhopig worstelde om een zaadlozing te voorkomen en tegelijkertijd zoveel mogelijk yin-energie van de vrouw op te nemen. Deze benadering leidde, terecht, tot beschuldigingen van vampirisme.
Waaruit dan weer duidelijk  naar voren komt dat men het oorspronkelijke doel van de tao daarbij uit het oog verloor. Want het uiteindelijke doel was niet er enkel maar zelf  beter van te worden in de huidige indivuedele toestand maar toch ook een soort van transformatie te ondergaan naar die oorspronkelijke heelheid die men in het symbool Yin-yang dus terug kan vinden, waarbij men deel werd van die andere voor de noodzakelijke balans en toegang naar andere niveaus kreeg.

Meestal waren het aanzienlijke, rijke mannen die vrouwen uitbuit­ten, met name maagden, terwille van hun innerlijke alchemistische reis. Maar soms was het de vrouw die de overhand had. Zo vertelt de Chinese geschiedenis over het seksuele vampirisme van keizerin Woe Tse-tien, die leefde in de zevende eeuw na Chr. In de herinne­ring leeft zij voort als China's meest vooraanstaande drakenvrouw. Ze begon haar loopbaan als kamermeid en vocht zich, met haar seksuele vaardigheden en haar onverzadigbare begeerte, een weg naar de keizerlijke troon. Men zegt van haar dat ze in haar lange leven duizenden mannen van hun yang-energie heeft ontdaan, zodat ze hun gezondheid ruïneerde en hen vóór hun tijd doodde.
Door het behouden en zelfs vermeerderen van zijn/haar oerenergie (tsjing), die correspondeert met de hindoeïstische sjakti, vergroot de beoefenaar van het taoïsme zijn/haar voorraad essentiële energie (tsj'i) zodat hij/zij beter in staat is tot spiritueel werk. Door de kringloop en de metamorfose van de tj’i -energie wordt namelijk de spirituele sjen-energie gevoed. De sjen-energie, die correspondeert met de tantrische sjiva, wordt in verband gebracht met de zogenaamde holte in het hoofd. Holte is het taoïstische begrip voor het yogische chakra, het subtiele centrum van energie.
De beoefenaar van het taoïsme stookt de oven van zijn/haar geslachtsklieren op om de hitte te creëren die noodzakelijk is voor het innerlijke alchemistische proces van transformatie. Dit proces wordt op twee manieren verklaard. Volgens de ene verklaring stijgt de toegenomen energie op naar het hoofd, waar zij wordt opgeslagen; op schilderingen wordt dit zichtbaar gemaakt in de merkwaardig gewelfde voorhoofden van de onsterfelijken. Volgens de andere verklaring wordt de opgespaarde tsj’i-energie gebruikt om het zoge­naamde onsterfelijke embryo in de kookketel in de buikholte te creëren, Meester Tsjiao Pi Tsj'en legt uit:



De eenwording van geest en levenskracht brengt het onsterfelijke zaad voort zoals dat wordt onthuld door het witte licht in het hart, lichtflitsen in het hoofd, het gegons van de draak en het gebrul van de tijger in de oren (..,) Als het onsterfelijke zaad zich volledig heeft ontwikkeld zal het gouden licht zichtbaar worden.



Zorgvuldige koestering van dit onsterfelijke zaad produceert de zogenaamde onsterfelijke foetus, een vormloos spiritueel gebied dat wordt geassocieerd met het gouden licht. Een jonge taoïstische tekst, vertaald door Richard Wilhelm en beroemd geworden door het commentaar van C. G. Jung, noemt deze ontluikende spirituele werkelijkheid 'de gouden bloem'. Deze bloem bloeit wanneer het innerlijk licht, de energie, bewust in een kringloop wordt gebracht, Met andere woorden, als gevolg van de juiste ontginning groeit de onsterfelijke foetus totdat hij voldoende rijp is om naar buiten gebracht te worden - dat wil zeggen, vrijgelaten via de kruin van her  hoofd. Dan wordt hij zichtbaar buiten het lichaam.
Voortzetting van de oefeningen zal de beoefenaar van het taoïsme in staat stellen dit nieuwe spirituele lichaam te integreren in zijn fysieke lichaam, waarbij dit laatste steeds onstoffelijker wordt. Zo verwerft de beoefenaar zich tenslotte het elixer van de onsterfelijk­heid.
Het idee van een getransformeerd lichaam is uiteraard niet voor­behouden aan het taoïsme. In het tantrisme is het eveneens een normaal concept, terwijl ook de leer van het gespiritualiseerde li­chaam van Christus hiervan een afspiegeling is. Vóór Jezus zou Henoch met God hebben gewandeld en 365 jaar op aarde hebben geleefd voordat hij met lichaam en al opsteeg naar de hemel. Van de grote Hebreeuwse profeet en wonderdoener uit de negende eeuw, Elia, nam men eveneens aan dat hij met lichaam en al was opgetild naar het hemelse domein, iets dat wij mogen opvatten als een metafoor voor transsubstantiatie,

Aanhangers met het formaat van de grote taoïstische onsterfelijken zijn er niet veel, en dan nog slechts met grote tussenpozen. De meeste beoefenaars van het seksuele taoïsme komen waarschijnlijk zelfs niet in de buurt van het grote ideaal. De seksuele weg kan bovendien zelf een valkuil zijn, waardoor de ego-persoonlijkheid in de bodemloze diepte van zelfzuchtigheid en zelfverheerlijking neerstort. In zijn nog steeds zeer leesbare Pain, Sex and Time verwoordt Gerald Heard, een vooraanstaand vertegenwoordiger van de hindoeïstische, niet-dualistische metafysica uit de eerste helft van deze eeuw, zijn vrees met betrekking tot de tantrische yoga, die evenzeer van toepassing is op het taoïsme. Hij zegt:



Her is moeilijk niet tot de conclusie te komen dat we, in al deze pogin­gen om de oerenergie te gebruiken zoals die zich langs seksuele kanalen manifesteert met de bedoeling dat deze het bewustzijn naar een hoger ni­veau tilt, beschikken over een uiterst twijfelachtige techniek. We mogen zelfs zeggen dat die te vergelijken is met het gebruik van verdovende mid­delen, dat hetzelfde doel nastreeft. In beide gevallen zal onder invloed van het gebruikte medium het individuele bewustzijn worden afgeleid en verzwakt, zodat het oorspronkelijke doel uit het oog wordt verloren en liet middel tot doel wordt.



We
kunnen seksuele technieken dus zeker nier los zien van hun spirituele en morele grondslag zonder het risico te lopen dat we de traditie die we verkozen hebben te volgen corrumperen en ons eigen leven verlagen. Met andere woorden, we moeten lopen over het scherp van de snede van de spontaniteit zonder te vervallen in een ego-gebonden motivatie of gehechtheid. De wijze Lao Tse waar­schuwt:



Zij die dit Tao willen houden
Verlangen niet geheel gevuld te worden.
Omdat ze niet vol zijn
Kunnen ze zich vernieuwen voordat ze uitgeput raken,



Laten we dan nu eens gaan kijken naar die twee kanten die hier op het eind werden besproken en die in het westen plaats zouden vinden in plaats van het oosten.  De weg naar mogelijke onsterfelijkheid en het verwikkeld raken in allerlei pogingen in een zekere soort van gedrogeerde toestand te geraken die vooral in de vorige eeuw naar voren zou gaan komen, mogelijk als erfenis van het Victoriaanse gedachtegoed.
Maar eerst gaan we dus wat verder terug nog, naar de veertiende eeuw.
==================================================================

==================================================================

 

“ Een sleutelkenmerk in Paracelsische alchemie en geneeskunde was het belang van hemelse energieën en invloeden... elk metaal was gerelateerd aan een specifieke planeet en zou in zichzelf een 'arcanum'  bevatten, een hemelse kracht die direct van zijn heersende planeet afkomstig was... alchemistisch werk, zo hield Paracelsus staande, was net zo iets als het herscheppen van het Universum in het klein “
                           Cherry Gilchrist, Alchemy



Vernieuwende alchemie


Het concept van hypostatisch kwikzilver. zwavel en zout, waarover we al hoorden binnen die beschrijving van de Tao,  gaf een nieuwe impuls aan het alchemistisch onder­zoek; en Paracelsus boekte blijkbaar successen bij de medische behandeling met behulp van zijn essenties. Het waren waarschijnlijk zwakke, zure oplossingen, in sommige gevallen opgepept met alcohol.
De ideeën van Paracelsus moedigden ook de zoek­tocht naar het Levenselixer aan. Dit middel zou een lang leven garanderen. Het zoeken naar onsterfelijkheid had die  Chinese 'alchemisten'  dus reeds  lange tijd zeer ge­ïnteresseerd Zij waren dan ook de pleitbezorgers van speciale medicijnen, die vaak mineralen bevatten. Maar ook in Europa gingen er geruchten over alchemisten die de onsterfe­lijkheid zouden hebben bereikt.
Een van hen was Nicolas Flamel, een zuinige en nij­vere schrijver (secretaris en kopiist} in het 14-eeuwso Parijs. In 1357 kocht hij een groot, heel oud en met ver­sieringen verluchtigd boek
.

'De omslag was van koper, goed ingebonden, en gegraveerd met letters of vreemde figuren..
'Ik kon ze niet lezen, het waren ook geen Latijnse of Franse let­ters... Wat betreft de inhoud die was gegraveerd (neem ik aan) met een ijzeren pen of graveerstift...op bladen van boombast merkwaardig gekleurd ..'


Op de eerste pagina was in gouden letters geschre­ven:
'Abraham de Jood, Priester, Prins, Leviet, Astroloog en Filosoof, aan de Natie der Joden verspreid door de Toorn Gods in Frankrijk, wenst u Gezondheid.'


Flamel verwees vervolgens naar dit manuscript als Het (geheime) Boek van Abraham de Jood.
De opdracht in het boek werd gevolgd door vervloekingen aan het adres van iedereen die geen priester of schriftgeleerde was en toch het boek las. Aangezien Flamel zichzelf als schriftgeleerde be­schouwde durfde hij het wel verder te lezen.
De auteur wilde het verspreide Joodse volk helpen belastingen aan de Romeinse autoriteiten te betalen door ze te leren hoe gewoon metaal in goud te veranderen.
Het stamde dus duidelijk minstens uit de tijd van de Joodse diaspora die plaats had gevonden na AD 70  toen de grote Joodse opstand ervoor had gezorgd dat de Romeinen de tempel in Jeruzalem met de grond gelijk hadden gemaakt en zelfs weer een halve eeuw later alle Joden verboden hadden nog langer in Jeruzalem te wonen. Vele Joden waren toen uitgeweken naar de toch al florerende Joodse gemeenschappen in de Franse Languedoc.


De aanwijzingen in het boek leken helder en makkelijk te volgen maar helaas sloegen ze alleen op de latere stadie van het proces. De enige aanwijzingen voor de belangrijke eerdere stadia zou gegeven worden in de illustraties op het vierde en vijfde blad van het boek. Tot zijn grote teleurstelling ontdekte Flamel dat de afbeeldingen weliswaar goed waren geschilderd:



‘Maar dat geen mens er wijs uit kon worden zonder goed thuis te zijn in hun Kabbalah. een serie oude tradities, en hun boeken grondig bestudeerd had.'
 


                               

 

Eenentwintig  jaar lang probeerde Flamel zonder succes iemand te vinden die de illustraties voor hem kon verklaren. Uiteindelijk kwam zijn vrouw Perenelle met het idee dat hij misschien het beste  naar Spanje toe zou kunnen reizen om daar een geleerde Jood licht op de zaak te laten schijnen.
Want nadat de Franse Languedoc door de kruistocht tegen de katharen helemaal in noord-Franse, Frankische, handen was gekomen waren veel Joden uitgeweken naar het land aan de overzijde van de Pyreneeën  wat altijd deel had uitgemaakt van het voormalige Joods-Visigothische koninkrijkje Septimanië. Met Toledo als hoofdstad.
In ieder geval  besloot Flamel  de beroemde bedevaartstocht naar het graf van Sint Jacobus in Compostela te maken en zo vertrok hij met pelgrimsstaf en breedgerande hoed. zorgvuldig vervaardigde kopieën van de geheimzinnige illustraties op zak.

Nadat hij het bedevaartsoord te Santiago de Compostela had bezocht, reisde hij naar de stad León in noord-Spanje, waar hij bij toeval kennis maakte met een zekere Meester Canches. een geleerde Jood­se arts
Toen Canches de illustraties op de kopieën zag, was hij ‘in alle staten vanwege grote verbazing en vreugde’,

omdat hij ze herkende als onderdeel van een boek waarvan hij al lang had gedacht dat het verloren was gegaan. Hij besloot onmiddellijk om met Flamel naar Frankrijk te gaan. Maar in Orléans zou hij,  uitgeput door zijn hoge leeftijd, sterven.
Na zijn begrafenis keerde Flamel dus alleen terug naar Parijs.

Ik beschikte nu over de  ‘prima materia’. de eerste beginselen, maar niet over de kennis hoe die moesten worden toebereid, wat van alle dingen ter wereld zo ongeveer het moeilijkste is. Uiteindelijk vond ik wat ik zocht, dat wist ik ook door de sterke geur die ervan al kwam. Toen ik dit eenmaal had was het Meesterschap makkelijk .. De eerste keer dat ik de projectie uitvoerde (de volledige omzetting) deed ik het met kwikzilver, waarvan ik ongeveer een halve pond (227 gram) omzet­te in puur zilver, van betere kwaliteit dan het spul afkom­stig uit de zilvermijnen, zoals mijn eigen proefnemingen en ook die van anderen uitwezen.  Dit vond plaats op een maandag, de zeventiende januari rond twaalf uur “s middags, in mijn huis. met Perenelle als enige  aanwezi­ge in het jaar van het herstel van de mensheid 1382.’



Drie maanden zou Flamel zijn eerste trans­mutatie  uitvoeren die hem ‘goud’  op zou leveren.  In ieder geval zou het hem vermogend weten te maken en hij en Perenelle maakten goed gebruik van hun nieuwe rijkdom. Ze gaven  geld aan:

‘Veertien ziekenhuizen, drie kapellen en zeven kerken in de stad Parijs, die allemaal compleet nieuw wer­den gebouwd, en verrijkt met prachtige gaven en inkomsten, waarbij in hun kerkhoven vele reparaties; werden uitgevoerd. In Boulogne deden we al net zoveel als we in Parijs hadden gedaan  om nog maar te zwijgen van de liefdadigheid die we bedreven voor de armen, met name weduwen en wezen..’



Na Flamels vermeende overlijdensdatum in 1419 kwam de geruchtenstroom op gang. In de hoop dat de Steen der Wijzen verborgen zou zijn in een van zijn huizen, werden die door allerlei mensen steeds weer doorzocht, tot één van die huizen zelfs tot een berg stenen was gereduceerd.
Maar er gingen ook steeds meer verhalen dat zowel Perenelle als Nicolas nog in leven waren; dat zij in Zwitserland was gaan wonen terwijl hij een stuk hout in haar graf had begraven, en dat hij later hetzelfde zou hebben gedaan  bij zijn eigen ‘begrafenis. Dat zij op een gegeven  dus schijnbaar hadden besloten niet langer op te vallen en daarom hun eigen overlijden hadden geënsceneerd.
In de daaropvolgende eeuwen bleef dan ook het verhaal de ronde doen dat de rijke alchemist er op de één of andere manier in was geslaagd de dood te verslaan. De 17e-eeuwse reiziger Paul Lucas. op reis in Klein-Azie, ontmoette daar een vooraanstaan­de Turkse filosoof
Die vertelde hem dat de ware filosofen het geheim van levensverlenging al meer dan zo’n 1.000 jaar hadden gekend.



“Op het laatst nam ik de vrijheid om de beroemde Flamel te noemen die, zo werd gezegd, de Steen der Wijzen bezat maar toch beslist dood was. Hij glimlachte om mijn eenvoud, en vroeg met een milde uit­drukking:’Geloof je dat echt? Nee nee, mijn vriend. Fla­mel leeft nog steeds, noch hij noch zijn vrouw hebben de dood al geproefd. Nog geen drie jaar geleder liet ik ze achter,.. in India; hij is een van mijn beste vrienden”

 

De dood tuk hebben

 

In 1761 zouden Flamel en zijn vrouw de  Parijse opera hebben bezocht. Later werden ze  ook op andere plekken gesignaleerd. Zo is er bijvoorbeeld het verslag van Ninian Bres in le Corbeau Menteur:
‘Hij was iets korter dan gemiddeld, licht gebogen onder het gewicht der jaren, maar nog met een ferme stap  en een helder oog, en met een huid die merkwaardig glad en doorschijnend was, zoals fijn albast. Zowel hij als de vrouw die hem vergezelde-duidelijk zijn vrouw hoewel ze bijna onmerkbaar de oudere en meer besliste van de twee leek te zijn- waren gekleed in een stijl die nog maar een paar jaar uit de mode leek en toch een onmiskenbare zweem van oudheid had.
Ik stond halfverborgen in een kleine boog aan het eind van de Boulevard du Temple: mijn handen waren gevlekt door zuur. mijn overjas stonk naar het fornuis. Toen het paar mij naderde, keerde Flamel zich naar me toe en leek op het punt om het woord tot me te richten, maar Perenelle troonde hem snel met zich mee, en ze waren vrijwel onmiddellijk in de menigte ondergegaan
‘Je vraagt hoe ik zo zeker weet dat dit Nicolas Flamel was? Ik heb vele uren in de Bibliothèque Nationale doorgebracht, het Boek van Abraham de Jood bestu­derend: kijk eens goed naar het eerste deel van het vijfde blad - daar, in de hoek rechtsonder waar zij staan afgebeeld die het goud in de tuin zoeken, zie je het gezicht dat het mijne onderzoekend aankeek, die avond op de Boulevard du Temple. het gezicht dat mij sinds­dien in mijn dromen heeft achtervolgd.’

                                                         

 

---------------------------------------------------------------------



En zo zijn we dan in de wereld van de alchemie aanbeland.  Mede de kruistochten hadden ervoor gezorgd dat de Europeanen in aanraking waren gekomen met wijsheden uit het oosten, wijsheden die men in de islamitische traditie  ook op had weten te nemen.
Maar door allerlei levensbeschouwelijke overtuigingen binnen de heersende grote monotheïstische religies had er een verschuiving in symbolen plaatsgevonden en was men in een zeker soort van 'geheimtaal'  gaan praten over het 'Grote Werk', dat is het middel om aan dat levenselixer te komen en volgens de alchemisten het mengen van het mannelijke Zwavel (Sulfur)  met het vrouwelijke Kwikzilver (Mercury).
Deze alchemistische overtuigingen zouden dermate populair gaan worden dat de meeste niet-ingewijden die erover hoorden eigenlijk niet meer wissten waar het voor stond en het daardoor allemaal zeer letterlijk zouden gaan nemen. Zij zouden dan ook door middel van allerlei chemische proeven met genoemde substanties gaan proberen  die 'steen der Wijzen'  te  verkrijgen om zo een onedel metaal als lood in goud te kunnen veranderen en materiële rijkdom te vergaren.
Wat Flamel met zijn vrouw Perenelle had gedaan die 17e  januari (eveneens een belangrijke datum in het 'geheim van Rennes-le-Chateau') had echter iets heel anders betroffen. Hij  was op een rituele wijze één geworden met zijn 'wederhelft', Perenelle.

 

                                                       

 

En zo zou de kennis over sacrale seksualiteit voort sluimeren in het Europa  van de oppermachtige maar zeer anti-seksuele Katholieke kerk.
Mocht men verwachten dat daar met de opkomst van de reformatie verandering in zou komen, niets bleek minder waar. Het zou binnen de meeste protestantse stromingen zelfs nog erger gaan worden daar die de leer van Augustinus zeer letterlijk wensten te nemen  en het menselijke lichaam helemaal als de bron van alle zonde schenen te beschouwen en de materie in het algemeen minachtten.
Toch zou er juist door dit denken op den duur een soort van 'tegenbeweging'  gaan ontstaan. Eentje die krampachtig zou proberen zich van al die denkbeelden te ontworstelen.
In het volgende, wederom door ons bewerkte en ruim aangevulde , stuk van Feuerstein zullen we eens nader gaan bekijken.hoe het 'juweel in de lotus'  zich los probeerde te maken van allerlei verwrongen denkbeelden.



Opkomst van seksuele magie in ‘neoheidendom’

Seksuele magie en de magie van seks



De menselijke seksualiteit en magie hebben een lange gemeenschap­pelijke geschiedenis die teruggaat tot in de Steentijd. Duizenden jaren lang was de geslachtsdaad omgeven door magische overtuigingen en rituelen, en in zekere  traditionele samenlevingen is dat soms nog steeds het geval. Zelfs onze postmoderne beschaving kent haar eigen taboes, mythen en bijgelovigheden omtrent seksualiteit.
Helaas voor ons allemaal is onze beschaving als geheel het eeuwen­oude besef kwijtgeraakt dat seks doordrenkt is van het Goddelijke, dat het deel is van het grotere mysterie van het bestaan en dat het een venster kan zijn dat uitzicht biedt op de sacrale Werkelijkheid, sterker nog,  daar het 't lichaam als voertuig laat gebruiken stelt het ieder individu in staat die andere Werkelijkheden te ervaren..
Maar misschien zijn wij dat besef niet helemaal kwijtgeraakt, want soms spreken verliefde mensen nog steeds over de magie van seks. Ze doelen op de momenten van hun liefdesspel waarin ze een gevoel van betovering ervaren, van diepe verbondenheid met elkaar, wanneer hun lichamen en hun innerlijk wezen gonzen in harmonie met het web van het leven zelf. Op dergelijke momenten stijgen we boven onze hormonale impulsen en onze genitale aandriften uit; misschien vangen we zelfs een glimp op van de werking van de magie.
Magie ziet de wereld als een web van krachtige invloeden die op ons individuele leven inwerken. Volgens de magische kijk op de wereld is seks op zich een bijzonder machtig middel van zich verstrengelende magische krachten tussen mensen onderling, als gevolg van het intieme lichamelijke en emotionele contact van de geslachtsdaad.
Magie als begrop op zich  heeft te maken met het opleggen van de wil aan die onzicht­bare krachten en het dienstbaar maken daarvan aan de doelen die wij voor ogen hebben, of die nu moreel zijn of immoreel. Daarvan ligt de verantwoording geheel bij onszelf.
Men neemt aan dat het woord seks is afgeleid van het Latijnse secare dat 'snijden’ of 'verdelen' betekent. Maar paradoxaal genoeg heeft seks eerder te maken met samenvoegen, verenigen en het overwinnen van de scheiding tussen de geslachten. Het herstellen van dat wat door scheiding verdeeld was geraakt. Al mag men eigenlijk wel aannemen dat dit met opzet zou gebeuren om ons zo in staat te stellen om te leren.
Seks is dus een in wezen magische handeling waardoor die scheidslijnen ook materieel weer worden weggenomen. Dat is de keerzijde van de magische kijk op de wereld: de ervaring van de mystieke deelname aan elkanders leven of, zoals de Franse antropoloog Lucien Levy-Brühl het formuleert, 'participation mystique'.
Ervan uitgaande dat alle dingen met elkaar verbonden zijn maakt de magie alles ondergeschikt aan onze persoonlijke wil. Elke magi­sche handeling is bedoeld om de wereld te incorporeren, ook andere levende wezens, en die onder onze eigen subjectieve invloed te brengen. De daad van de seksuele liefde is een daad van letterlijke, stoffelijke,  incorporatie, waarbij geliefden elkaar toestaan dat het lichaam van de partner  zich stoffelijk verbindt met het eigen lichaam, zo de grenzen van het materiële veranderend/opheffend. De lichaamsgrenzen tussen geliefden worden dus opzettelijk vervaagd opdat ze meer volledig deel kunnen hebben aan elkanders leven en levenskracht. Geliefden brengen elkaar onder een magische, niet stoffelijke,  betovering die hen een zeldzame wederzijdse ervaring binnenvoert. Dat kan een zo grote gelijkluidendheid tot gevolg hebben dat zij hun besef van persoonlijke identiteit verliezen. Een ervaring van de schrijver George Leonard, waarover hij in het eerste hoofdstuk van zijn boek vertelt, biedt een treffend voorbeeld van de seksuele 'partïcipation mystique'.
Het erotische karakter van de magie was aan Marsilio Ficino, een vijftiende-eeuwse filosoof en beoefenaar van magie, volkomen dui­delijk. In zijn boek over liefde, getiteld De Amore (VI,1) merkt hij op dat 'de hele macht van de Magie gegrond is op Eros'." In zijn zeer belangrijke studie naar de banden tussen de magie van de renaissance en erotiek wijst de godsdiensthistoricus loan Couliano op het vol­gende:

 

“In de hoogste graad van ontwikkeling, die bereikt wordt in het werk van Giordano Bruno, is magie een middel om het individu en de massa te be­heersen, gebaseerd op een diepgaande kennis van persoonlijke en collec­tieve erotische impulsen (...) Magie is niet meer dan toegepaste, gestuur­de en door degene die de handeling uitvoert opgewekte erotiek. Maar er zijn andere aspecten van het manipuleren van hersenschimmen; één daar­van is de wonderbaarlijke 'Kunst der Herinnering'. De band tussen ero­tiek, mnemotechniek en magie is onlosmakelijk, in een zo sterke mate dat het onmogelijk is het derde element te begrijpen zonder eerst de prin­cipes en de mechanismen van de twee eerste bestudeerd te hebben.”

 

Wat Couliano de ‘Kunst der Herinnering’ noemt (ars memoriaè} was in de middeleeuwen een sterk ontwikkelde, yoga-achtige tech­niek. Het vereiste een opperste concentratie in het gebruik van het eigen voorstellingsvermogen en werd door zowel intellectuelen als mediterenden gebruikt om de realiteit te bevatten door oefening van het geheugen. De middeleeuwse mnemotechniek bleek bovendien van groot belang voor hen die de principes van de magie wilden leren beheersen. Want visualisatie of voorstelling (visualisatie is afgeleid van het Latijnse werkwoord videre dat 'zien' betekent) staat in de magische kunsten centraal.
Het visuele, verbeeldende karakter van magie is duidelijk zichtbaar in de grafschilderingen uit de Steentijd. Een bijzonder treffend voorbeeld van magische verbondenheid waarin seksualiteit betrok­ken was vinden we op een paleolithische rotsschildering uit Algerije, die door de psycho-analyticus Erich Neumann werd gereproduceerd m zijn alom geprezen boek The Great Mother. De tekening is een schets van een vrouwefiguur met opgeheven armen en een mannefiguur, die zich heeft afgewend en een boog vasthoudt, en van drie dieren. Beide mensfiguurtjes lijken naakt te zijn. Het meest opmer­kelijke is echter dat de geslachtsdelen van de vrouw en die  van de man verbonden zijn door wat ogenschijnlijk een ononderbroken 'machtslijn' is.
We kunnen ons dan afvragen of deze tekening een specifieke  rituele betekenis weergeeft, bijvoorbeeld eentje dat de man macht moet geven tijdens het jagen. De vrouw roept het onzichtbare of heilige aan en haar geslachtsdelen zijn het transformatiestation. verbonden met de penis van de man door een transmis­sielijn. Deze tekening laat de essentie zien van de magische relatie tussen de mensheid van het Paleolithicum met de wereld en seksua­liteit. Het vat bovendien de essentie van de magie zelf samen, die bestaat uit een immateriële energetische verbondenheid tussen wezens en dingen die de verschillende grenzen van ruimte en tijd transcendeert. De aanroep van de vrouw of de devote absorptie van goddelijke energie hoefde niet eens exact samen te vallen met het tijdstip waarop de man op jacht uittrok, noch was het dan dezelfde locatie. De  vrouw en de man waren gewoon altijd verbonden door een onzichtbaar koord van macht - en het wezen van die macht was erotisch.
Genoemde afbeelding is bovendien een getrouwe weergave van een arche­typische realiteit, namelijk dat de vrouw een vat van leven is. Erich Neumann biedt het volgende, zeer belangrijke inzicht:

 

“De vrouw als lichaam-vat is de natuurlijke uitdrukking van de menselijke ervaring van de vrouw, die het kind 'binnenin' zich draagt en van de man die haar 'binnengaat' tijdens de geslachtsdaad. Omdat de identiteit van de vrouwelijke persoon met het alomvattende lichaam-vat, waarin het kind wordt beschut, behoort tot de grondslag van het vrouwelijk bestaan, is de vrouw niet alleen het vat dat, zoals elk lichaam, iets in zich heeft, maar zowel voor zichzelf als voor de man is zij het 'levensvat’ zelf waarin het leven vorm krijgt, dat alle levende dingen draagt en ze uit zichzelf uitstort en in de wereld brengt.”

 

Dat wil zeggen, de vrouw is de hoedster van magische vermogens en macht - het biologisch prototype van de middeleeuwse alchemistische kookketel.  Zo is ze  de levendragende Godin uit de oudste tijden, symbolisch gesproken is de vrouw de wereld zelf. 

 

        

 

Zoals Neumann probeert te laten zien is dit een psychologisch archetype dat nog heel sterk in ons leeft - in zowel mannen ais vrouwen. Verder merkte hij op dat de geestelijke en lichamelijke gezondheid van een man afhankelijk is van de vraag of hij in vrede leeft met deze archetypische realiteit in zichzelf of die juist bestrijdt. Als hij deze realiteit niet aanvaardt zal hij onvermijdelijk de vrouw ervaren als een vat van onheil dat de fallus opslokt en verslindt, dat ontmant en zich van de viriliteit van de man meester maakt. Uit deze negatieve waarneming werd de Godin in haar meest verschrikkelijke vorm geboren, zoals de hindoeïstische Kali, Lilith uit het Nabije-Oosten en de Azteekse Xochipilli-Cinteotl.
Neumann maakt bovendien nog de belangrijke opmerking dat magie begon met wat we zouden kunnen noemen voedsel-magie, verband houdend met vruchtbaarheid, en oorspronkelijk beheerst werd door het vrouwelijke. Inderdaad is vruchtbaarheid, zowel in letterlijke als in overdrachtelijke zin, een steeds terugkerend thema in het magische denken en doen.

                                                                                         

 

De magische kracht van het zaad

 

De Franse Languedoc zou de broedkast gaan vormen voor diverse occulte groeperingen in de 18e  en de 19e  eeuw.  Er waren  een behoorlijk aantal occulte loges binnen de Vrijmetselarij die een zekere erotische grondslag hadden en, zeer ongebruikelijk voor deze  broederschappen, gemengd waren.
Daarnaast  waren er in het zuiden eveneens bepaalde rozenkruiser-orden te vinden die op één of andere wijze bleken te zijn  verbonden met die erotische occulte vrijmetselaarsgroepen die de  ‘Egyptische riten’ werden genoemd. 
De naam 'Rozenkruiser' dateerde overigens  uit het begin van de zeventiende eeuw en had een zogenoemde 'hermetische'  oorsprong waarin de Italiaan Giordano Bruno (1548-1600) een behoorlijke vinger in de pap had.
Bruno predikte op zijn reizen door Engeland en Duitsland de terugkeer van de oude Egyptische religie en stichtte in Duitsland zijn eigen geheime genootschap, de Giordanisten. Deze groep zou belangrijke invloed gaan hebben op de ontwikkeling van de Rozenkruiserbewegingen in Europa.
Bruno zou in 1600 te Rome op de brandstapel belanden, nadat hij was verraden aan de inquisitie.
Eén en ander heeft in ieder geval tot gevolg  dat Giordano Bruno in moderne boeken wordt genoemd als een pionier op het gebied van de kosmologie die om al zijn ketterse denkbeelden op de brandstapel kwam. (zie Frances Yates hierover)
Dat hij ook een veteraan was in de beoefening en theorievorming van de magie wordt echter maar zelden vermeld. Bruno was er vast van overtuigd dat 'fantasie', of de verbeelding, 'een object werkelijk kan beïnvloeden . Volgens Bruno beheerst eros de wereld en is het de taak bij uitstek van de magier om eros en de verschillende manifestaties daarvan te leren beheersen. Eros is verantwoordelijk voor de aantrekkingskracht die mensen op elkaar uitoefenen en daarom voor hun 'kluistering'.
Magie vereiste, volgens Bruno, zowel vurig verlangen als onthou­ding. Een van de manieren waarop de magiër kon hopen te ontsnap­pen aan de kluistering aan het voorwerp van zijn hartstocht was het esoterische gebruik van de coïtus reservatus, dat wil zeggen langdurige seksuele gemeenschap zonder zaadlozing.
Bruno onderwees de tech­niek kennelijk niet, hoewel deze duidelijk toch  wel behoorde tot het magisch repertoire van zijn tijd. Coïtus reservatus was immers al bij de vroeg-christelijke- gemeenten bekend geweest maar was door een zeker orthodox denken binnen de Christelijke  stromingen die in Rome vaste grond aan de voeten kregen al snel als zeer afkeurenswaardig en slecht veroordeeld. Het oorspronkelijke Joodse idee dat een uitverkoren volk zich moest vermeerderen werd hier met graagte gehanteerd en alles wat ook maar enigszins leek op de eerdere heidense religies of die oorspronkelijke vorm van Christendom waarbij de verantwoording voor het individuele welzijn volledig, zonder tussenkomst van priesters, bij het individu zelf lag werd scherp veroordeeld als zijnde dwalingen.

Het gebruik stak echter in de middeleeuwen  duidelijk de kop weer op bij de Katharen, die met hun wijze van religieuze beleving ongewild een 'tegenkerk' waren gaan vormen. We kunnen rustig beweren dat zij op een gegeven moment zelfs een ernstige bedreiging voor de suprematie van het rooms-katholicisme gingen vormen door hun afwijkende kijk (in de ogen der pauzen dan) op het Christendom.
Maar hierin vinden we  dus gelijk  een treffende Europese parallel voor de spirituele praktijken van her Indische tantrisme en het Chinese taoïsme. De tantrische traditie beloofde haar aanhangers zowel be­vrijding (moekti) als vreugde (bhoekti] - een combinatie die door het orthodoxe hindoeïsme eveneens  onverdeeld werd afgewezen. 
De traditie die men in 'coïtus reservatus' kan herkennen baseerde zich uitsluitend op een magische houding tegenover de wereld en liet zich niet in met een starre indeling van geest en materie, goed en kwaad, waartussen zich dan ondoordringbare barrières bevonden. Waarschijnlijk was dit gebruik een van de esoterische exportartikelen van India en het Verre Oosten, die door de migraties der joden, Visigothen en moslems via de Languedoc Europa binnen zou komen.
En zoals we al vermeldden was dit gebaseerd op de oude Mesopotamische traditie van gewijde seksualiteit waar het bij de priesteressen , dan naditu genoemd, ook meestal de gewoonte was geen kinderen te krijgen.

A propos islam, één van de 20e eeuwse  auteurs over magie, Louis T. Culling, lijkt te denken dat de zogenaamde seksuele magie afkomstig is van de soefï's (islam) en werd overgebracht door het geheime genootschap van de Tem­pelridders en door middel van alchemie.  Culling beweert ook dat deze esoterische soefi-leer in een enigszins aangepaste vorm voortleef­de in de Inquisitie en dat elementen ervan terug te vinden zijn in de geschriften van Eliphas Levi, Gerard Encausse (Papus) en anderen.
Eliphas Lévi heette eigenlijk Alphonse-Louis Constant (1810-1875) en zou geloven dat hij ‘het Absolute’ had gekregen van de occulte leraar J.M.Hoene-Wronski. Zo zou hij  ook van laatstgenoemde hebben geleerd dat men via rituele magie ‘halfgod’  kon worden.
Lévi zou zich als een ‘waarnemer’ beschouwen van het occulte wereldje en hij zou twee boeken gaan schrijven die over Magie gingen,’The Dogma of High Magic’ en ‘The Ritual of High Magic’, en in deze boeken zou hij gaan beschrijven hoe ‘occulte wetenschappen’ in elkaar zaten.
Van al deze verhandelingen wordt nu echter weer beweerd dat zij op vele plaatsen inaccuraat zouden zijn, zeker aangaande de feiten. Lévi zou er later dan ook van beschuldigd gaan worden de informatie vaak op zo’n manier te verdraaien als het hem wel te pas kwam voor zijn verhaal.
Dit alles wil dus zeker niet zeggen dat men Lévi’s werk als waardeloos opzij kan schuiven, ze zouden uiteindelijk bevatten toch genoeg interessante aspecten bevatten om vele zogenaamde ‘occultisten’  te inspireren waaronder een beroemde ‘magiër’  Aleister Crowley heete.
En Gerard Encausse, een figuur die dus vooral onder de naam ‘Papus’  bekendheid zou krijgen, blies later de occulte stroming de ‘Martinisten’ opnieuw leven in en hij was degene die de occulte (en dus gemengde) Vrijmetselaarsstromingen de ‘ritus van Mizraïm’ en de ‘ritus van Memphis’ met elkaar zou verenigen. tot een loge van Egyptische riten wat vanaf dat moment de ‘ritus van Memphis-Mitzraïm’  heette. 

In 1761 was er namelijk nog een vorm van occulte Vrijmetselarij opgericht door ene Martinès de Pasqually die een licentie kon overleggen die de Schotse Vrijmetselarij zijn vader had geschonken. Hij onderhield ook contacten met weer een andere occulte vorm van Vrijmetselarij die beweerde alle geheimen der Tempeliers te hoeden en die daarom dan ook de ‘Stricte Tempeliersobservantie’ heette.
De secretaris van deze Pasqually was een zekere Louis-Claude de St. Martin (1743-1803), een occulte filosoof die de nodige bekendheid scheen te genieten, en de orde die er zou ontstaan zou naar de naam ‘uitverkoren Cohens’  gaan luisteren (des élus Cohens, en Cohen betekent priester)
Louis-Claude de Saint Martin werd de auteur zijn van verscheidene ‘mythische’  oeuvres en sloeg uiteindelijk een eigen weg in wat zou leiden tot de oprichting der Martinisten.
Deze Martinisten zouden eerst de Vrijmetselaarsorde der Hervormde Schotse ritus in zich op gaan nemen en naderhand ook de Stricte Tempeliersobservatie en vanaf dat moment zou het ‘Herziene Schotse ritus’  worden genoemd. Dit laatste gebeurde op het convent van Wilhelmsbad te 1782.

De meest volledige overlevering is, naar verluidt, echter te vinden in de Orde van de Tempelridders van het Oosten (O.T.O., 0rdo Templi Orientiï}, waar­van de Engelse afdeling onder leiding stond van Aleister Crowley.
En we komen er  nu niet onderuit deze omstreden figuur eens wat nader te gaan bekijken en zo een indruk te krijgen van hoe het neoheidendom op zou komen en hoe hij een niet te onderschatten erfenis op dit gegeven achter heeft weten te laten.


                                                 

 

De slechtste mens ter wereld

 

“ Elk mens moet magick tot de kern van zijn leven maken. Hij moet de wetten ervan leren en daar zijn leven naar richten.”
                 (Aleister Crowley, Magick in Theorie en Praktijk)

 

In  het laatste deel van de twintigste eeuw hielden psychische onderzoekers,  ook wel para­psychologen genoemd, zich vaak bezig met mentale ver­schijnselen zoals telepathie en voorgevoelens  Maar hoe belangrijk de wetenschappelijke betekenis van zulke veronderstelde verschijnselen dan ook mag zijn, het lijdt geen twijfel dat ze minder spectaculair overkomen dan de fysieke ver­schijnselen van het mediumschap -zoals bijvoorbeeld zwevende voorwerpen en materialisaties van overledenen- waar de aandacht van psychisch onderzoek zich tussen 1860 en 1930 vooral graag op leek te richten.
In die periode waren er heel wat mediums, waaron­der de grote D.D. Home en de Italiaanse Eusapia Palladino, van wiens vermogens serieuze onderzoekers als Everhard Feilding yan Hereward Carrington sterk onder de indruk waren.
Toch zou er  één bepaalde amateur onderzoeker zijn  die  in het geheel niet van  onder de indruk was van, in dit geval, Palladino. Na een seance met haar kwam hij zelfs tot de conclusie dat ze niet meer dan een handige 'goochelaar' was en dat al diege­nen die in haar bovennatuurli|ke gaven geloofden -met name in ledematen van ‘ectoplasma’-zich hadden laten foppen.
De seance in kwestie vond plaats in 1913, en de onderzoeker in kwestie probeerde een cruciale vraag die hem bezig hield te beantwoorden:
‘Fielding en de anderen zijn slim, waakzaam, ervaren en kritisch. maar dan nog hoe kan ik er zeker van zijn dat als ze beschrijven wat er gebeurt, ze ook inderdaad betrouwbare getuigen zijn?'

Palladino zat aan het hoofdeind van een tafel - ach­ter haar rug een kast met een gordijn. In die kast stonden de verschillende voorwerpen die door haar ‘geest arm’ bewogen zouden worden. Haar rechterpols werd vastgehouden door Mary d’Este Sturges; haar linkerpols door de onderzoeker die ook de seance had georganiseerd. Het begin was typerend voor veel van Palladino’s seances,  het gordijn van de kast bolde eerst op en viel toen over de linkerarm en hand van het medium en over rechterarm en -hand van de onderzoeker. Die zei tot zichzelf dat dit toch nooit de linkerarm van het medium kon zijn omdat hij die zelf vasthield. Maar toen de mys­terieuze arm uit het zicht verdween, voelde hij hoe Palladino’s pols in zijn hand gleed, hoewel hij helemaal niet had gemerkt dat die pols aan zijn greep was ontsnapt. Dit kleine maar veelbetekenende voorval deed de onderzoeker alle verslagen van anderen die Palladino’s seances bij hadden gewoond, afwijzen. ‘Als ik’, zo rede­neerde hij,’ .. niet zeker weet of ik de pols van een vrouw nu wel of niet vasthoud, is het dan ook niet mogelijk dat zelfs deskundigen, uiteraard opgewonden door de snelheid waarmee het ene na het andere opzienbarende verschijnsel zich voordoet, zich ook in hun observatie vergissen?’
Deze onderzoeker woonde ook seances van diverse andere mediums bij en bestudeerde de bevindingen van ande­re psychische onderzoekers. Grote scepsis was het resultaat: hij besloot dat vrijwel alle zogenaamde seanceverschijnselen veroorzaakt werden door fraude of zelfbedrog.
Zo krijgt men dan even een beeld van hoe het spirituele weer teruggeslopen was, op kousenvoetjes, in de moderne twintigste eeuw die de erfenis in zich droeg van een lange dictatuur waarin het de menselijke geest niet was toegestaan geweest anders spirituele religieuze belevingen te ondergaan dan de kerk dicteerde.



Toegewijd occultist

Toch is het  verrassend dat de onderzoeker van deze seances  tot zulke negatieve conclusies zou komen. .Hij was namelijk zeer beslist allesbehalve een verstokte materialist.  Integendeel: hij was zelfs een toegewijd occultist - en zijn naam was Aleister Crowley, de rituele magiër die in de twintiger jaren bekend zou komen te staan als ‘de slechtste mens ter wereld’.
Zijn combinatie van totaal ongeloof in het spiritistische mediumschap en daartegenover totaal geloof in rituele magie was typerend voor hem: ‘ambivalentie’ en ’paradox’ zijn twee begrippen  die  in  zijn leven, in zijn leringen en in zijn relaties met anderen steeds weer opnieuw zichtbaar zouden zijn.. 
Edward Alexander Crowley -hij gebruikte later alleen één van zijn  namen, in de ongebruikelijke spelling ‘Aleister’- werd geboren in oktober 1875.  Zijn ouders waren lid van de Plymouth Brethren, dat is een strenge protestantse sekte, en zij voedden hun zoon dan ook volgens dat strenge geloof op: elk woord in De Bijbel was letterlijk waar volgens hen, want de Bijbel was geïnspireerd door de Heilige Geest. 
Katholieke en Anglicaanse kerken waren ‘synagoges van Satan’ en het overgrote deel van de mensheid zou door hun rechtvaardige God in het hellevuur gegooid worden.
De vader van Crowley stierf in 1887, waarna  het fanatieke venijn van de moeder  zich volledig  op Aleister zou gaan richten.  Bij meer dan een gelegenheid beschuldigde ze hem ervan dat hij het ‘Beest’ uit het bijbelboek Openbaringen van de evangelist Johannes was, het Beest dat het getal 666 draagt 
Hij zou zich nooit los weten te maken van deze bewering. Waarschijnlijk zou hij het zelfs als een zekere titel gaan zien en aan het eind van zijn leven deed Crowley er dan ook alles aan om aan dit archetypische beeld te voldoen. Sommigen zeiden dan ook dat hij er zelf daad­werkelijk in geloofde.
Toen zijn moeder hem naar een kostschool voor kinderen van de ‘Brethren’ stuurde  maakte hij heel wat mee dat hem zijn christelijk geloof gewoon wel moest doen verliezen. De haat die hij opbouwde tegen de Brethren en hun geloof zou hem gedurende zijn lange en zeer  kleurrijke leven nooit meer verla­ten.
In oktober 1895, met een erfenis van 30.000 pond die hij kreeg toen hij 21 was geworden, werd Crowley stu­dent aan Trinity College in Cambridge. Aan die universi­teit zou  hij drie gelukkige jaren beleven: hij verzamelde in die periode  zeldza­me boeken, schreef veel gedichten, ging in de vakanties bergbeklimmen in de Alpen - en raakte geïnteresseerd in het occulte.
Zo kon het dan ook niet uitblijven dat  hij in 1898 Neophiet--studerend lid-- werd van de 'Hermetische Orde van de Gouden Dageraad' (the Golden Dawn) , een   van de vele in die tijd florende geheime genootschappen die voort waren gekomen uit de eerder genoemde occulte vorm,en van Vrijmetselarij waarin ook sprake was van zekere erotisch getinte rituelen. De Golden Dawn was dan ook  gewijd aan de studie van de occulte kunsten en wetenschappen, inclusief geestenbezwering, toekomstvoorspelling en alchemie.
Aleister Crowley beschouwde de meeste van zijn medeleden van de Golden Dawn echter als 'absolute onbenullen’,  hij was slechts onder de indruk van de occulte magische vermogens van twee van hen, Cecil Jones en Allan Bennett. De laatste trok dan ook in bij Crowley in zijn Londense flat, en samen voerden de twee vele occulte experimenten uit.  Zoals de 'heiliging' -het opladen met magische krachten - van een talisman die bedoeld was om een zekere Lady Hall van een ernstige kwaal te genezen
De opgeladen talisman werd overhandigd maar helaas hielden noch Lady Hall als haar dochter zich aan Crowley's exacte instructies. Toen de eerbiedwaardige oude dame met de talisman werd behandeld, kreeg ze een heftige serie aanvallen en ging bijna dood.
Toch bleek uit dit voorval al wel dat Crowley inderdaad wist wat hij deed en dat hij over magische vermogens beschikte.
Die 'heiliging' die zulke onaangename gevolgen had werd waarschijnlijk uitgevoerd in wat Crowley de ‘Witte Tempel’  noemde, dit was een kamer vol spiegels en gewijd aan wat hij  de witte magie noemde.
Maar zijn flat bevatte ook een andere kamer, die de ‘Zwarte Tempel’ werd genoemd, en waarin een altaar stond wat werd ondersteund door een beeld van een zwarte man die op zijn handen stond. Deze tempel zou ook een skelet bevatten waarvan gezegd werd dat Crowley er spreeuwen aan offerde.
Onzichtbare vandalen
Als men de verhalen mag geloven schijnt er rond Crowley's flat altijd een bijzonder lugubere sfeer te hebben gehangen.
Op een avond in 1899 ging hij met een vriend, die evenals hij ook een occultist was, buiten de deur een hapje eten.  Bij terugkomst zagen ze dat de gesloten deur van de Witte Tempel op mysterieuze wijze was geopend, het meubilair lag overhoop, en de 'magische symbolen' lagen overal door de kamer verspreid Toen Crowley en zijn vriend de kamer weer op orde brachten, beweerden ze op 'helderziende'  wijze  'semi-gematerialiseerde wezens... die in een vrijwel eindeloze processie door de woonkamer marcheerden'  te hebben gezien.
Het is niet uit te sluiten dat Crowley het toen al voor elkaar had gekregen met zijn duidelijk seksueel geladen 'magick' om een 'poort'  tussen ons materiële bestaansniveau en die aangrenzende andere dimensies te openen waar de mens voor de geboorte en na de dood in huist.

In 1900 splitste de Golden Dawn  zich in twee elkaar bestrijdende kampen en  Crowley slaagde erin met beide kanten ruzie te krijgen en gedurende de volgen­de drie jaar verloor hij hierdoor zijn belangstelling in westers occultisme.
Uit de Golden dawn zou weer een nieuwe stroming voort gaan komen die de illustere  naam Alpha en Omega zou dragen en die weer banden aan leek te willen knopen met de bron in de Languedoc.(Rennes-le-Chateau)
In plaats van zich bezig te houden met occulte aangelegenheden schreef  Crowley nu gedichten en reisde de wereld rond, vooral het Mediterrane bekken en India genoten hierbij zijn belangstelling. Te Ceylon  had hij nog een oude vriend  wonen namelijk. In India is  hij zeker met rituelen als Tantra in aanraking gekomen want zulke rituelen hadden toch al zijn onverdeelde interesse.
  Uiteindelijk trouwde hij in 1903 zelfs met een vrouw die hij wel eens 'Quarda de Zieneres' noemde, hoewel er reden is om aan te nemen dat ze  in feite maar weinig van het occulte wist en zich er waarschijnlijk ook niet zo voor interesseerde

In maart 1904 waren de twee in Cairo, Egypte had nu eenmaal Crowleys interesse vanwege de oude religie die daar ooit was met de daarbij behorende rituelen..
Geïnspireerd hierdoor wilde Crowley zijn occulte vermogens aan zijn vrouw wilde demonstreren en hij voerde voor het eerst sinds enige tijd weer een aantal magische rituelen uit met resulta­ten die, als men Crowleys zelf geschreven verslag mag  geloven, nogal schokkend waren.
Crowley ontving op dat moment een  'boodschap', die vanuit een onbekende bron aan de 'andere zijde'  zijn brein .werd binnengeflitst. Deze boodschap  luidde dat er een nieuw tijdperk aanbrak waarin hij, Crowley, was uitverkoren om als profeet  dit nieuwe tijdperk in te gaan luiden.
De vrouw van Crowley ontving ook een boodschap: haar echtgenoot moest drie achtereenvolgende dagen een uur lang gaan zitten met pen en papier voor zich op tafel. De 'goden'  zouden hem dan  het 'evangelie'  van het nieuwe tijdperk dat op het punt stond aan te breken dicteren, in stemmen die alleen hij kon horen.. Crowley volgde de aanwijzingen op. Hij hoorde een stem, waarschijnlijk vanuit de diepten van zijn eigen geest, en schreef de woorden op die hem gedicteerd werden.
Het resultaat was wat 'Het Boek der Wet'  ging heten, een gedicht in prozavorm waarvan Crowley de vaste overtuiging had dat het op dezelfde manier geïnspireerd was als zijn ouders geloofden dat de bijbel ontstaan was.

De betekenis van sommige delen van het Boek der Wet is echter duister. Zelfs Crowley gaf toe dat sommige pas­sages zijn begrip te boven gingen. Maar de boodschap was duidelijk. Crowley zou een profeet van het nieuwe tjjdperk zijn -het zogenoemde 'Horus-tijd perk'.   Alle oude religies - christendom, islam en boeddhisme bijvoorbeeld - zouden verdwijnen in dit nieuwe tijdperk en vervangen worden door een een nieuw geloof van 'Kracht en Vuur', waarvan het belangrijkste morele principe was: complete zelfvervuiling.
'Elke man en vrouw is een ster', werd Crowley verteld - met andere woorden, elk individu heeft een absoluut recht om  om zich op zi|n of haar eigen manier te ontwikkelen.

En hier horen we dan weer duidelijk die oude gnostische boodschap doorklinken die altijd weer vanuit een 'ondergrondse stroom'  naar boven kwam borrelen. en die nu Crowley als woordvoerder had uitgekozen.

 

Jezus zei:
Wie het Al denkt te kennen maar niet zichzelf
blijft volkomen in gebreke..


Jezus zei:
Als jullie verwerven wat in jezelf is
zal wat je hebt je redden.
Als je het niet in je hebt zal dat,
wat je niet hebt , je doden.

(evangelie volgens Thomas)



Jezus zei:
Wie alles kent
behalve zichzelf
mist alles

Want wie zichzelf niet kent,
kent niets.
Maar wie zichzelf kent,
heeft ook kennis over de Diepte van het Al verkregen.
Zalig is hij die zijn eigen ziel kent.

"Als je jezelf niet kent, zul je niet in staat zijn het 'al' te leren kennen. Open de deur van Jezelf om de Ene die is te leren kennen. Klop op jezelf, opdat het Woord zich voor je ontvouwt"

--------------------------------------------------------------------



“ Doe wat gij wilt is de hele wet, aldus het nieuwe evangelie, want gij hebt geen ander recht dan uw wil te volgen en het woord zonde   is beperking”



Dat werd het motto  en de belangrijkste regel van Crowleys  nieuwe 'Boek der Wet'

Wat wel duidelijk moge zijn is dat Crowley tijdens zijn reizen toch met verschillende esoterische stromingen in Frankrijk in aanraking zou komen waarvan hij het nodige zou gaan 'lenen'.. Want zijn 'wet'   die hij opgedragen kreeg bleek reeds in de Languedoc kort ervoor te zijn uitgesproken door de oprichter van ene neo-Kathaarse stroming die Valentine II heette, die deze 'wet'  zelf ook weer uit een andere, eveneens Franse, bron had gehaald.
In 1535 schreef namelijk een Franse priester - die zowel Franciscaan als Benedictijn was geweest - een gedurfde analyse over het kloosterleven. Hij creëerde in zijn roman Gargantua een utopische abdij, Thelema, waarin mannen en vrouwen de Hemel uitdaagden door samen te leven onder het motto: 'Doe zoals je wilt',
Daarmee had Francois Rabelais (1494-1553) - want over deze priester-schrijver hebben we het nu - de aanzet gegeven voor een lange traditie van verzet tegen een opgelegde, een georganiseerde religie, die in die hoedanigheid eeuwenlang slachtoffers had gemaakt in West Europa. Want wie niet tot deze zelf uitgeroepen 'goeden' behoorde, moest wel des duivels zijn. Onder dit motto hadden vertegenwoordigers van deze denkwijze, ketters en verraders van de goede zaak - let wel, hun goede zaak - meedogenloos vervolgd. François Rabelais geloofde, misschien wat naïef, in de intrinsieke goedheid van de mens. De leuze van de abdij van Thelema kwam voor in de volgende passage van dat boek Gargantua:



"Doe zoals gij wilt, want mensen die vrij zijn, van goede afkomst,
goed opgevoed en in ontwikkeld gezelschap verkeren, beschikken over
een natuurlijk instinct dat hen aanspoort tot deugdzaamheid en hen
behoedt voor de ondeugd. Dit instinct noemen ze hun eer."



De achttiende eeuwse bibliothecaris uit het zuid Franse Carcassonne, Jules Doinel  die de oprichter zou worden van die nieuwe Kathaarse stroming had van deze zin 'Aime et faites ce que tu veux '  gemaakt. 'Heb lief en doe wat je wilt'
Dat het wat betreft die Neo-katharen ook zou gaan om een nieuwe gnostische stroming moge toch wel duidelijk zijn.
Dat zinnetje zou nog een vooraanstaande rol gaan spelen in latere stromingen, maar daarover later meer.



‘Doe wat je wilt is de complete wet', aldus het nieuwe evangelie volgens Crowley, want ‘Gij hebt geen ander recht dan uw wil te doen’ en  ‘Het woord zonde is beperking'.
Crowley had er zeker, gezien zijn jeugd en opvoeding, behoefte aan om één en ander duidelijk te stellen. Hij was vanaf zijn geboorte op een harde wijze geconfronteerd geworden met de verwrongen tegennatuurlijke moraal van de Christelijke stromingen van zijn tijd en had er dus als geen ander de behoefte aan om zich hiervan los te maken omdat die zo verkeerd leken in het hier. 
Om recht te doen aan Crowley en zijn volgelingen, moet wel weer benadrukt worden dat Crowley altijd met klem betoogde dat 'doe wat je wilt' niet precies hetzelfde is als  'doe waar |e zin in hebt’. Als het Boek der Wet zegt: 'doe wat je wilt', zo beweerde Crowley, betekent dat ‘vind de levensweg die overeenstemt met je innerlijke natuur en leef die weg dan ten volle.'

De eerste  paar jaar lang geloofde Crowley maar half in de waarheid en het belang van Het Boek der Wet, maar tegen 1910 zou hij er toch geheel van in de greep weten te komen, hij wijd­de dan ook de rest van zi|n leven aan de verspreiding ervan en aan het overtuigen van anderen tot een nieuw soort religieuze overtuiging waarin hij , Crowley, de rol van een nieuwe 'Messiaanse' figuur was. Het was in deze periode dat hij ook de 'Astrum Argentium' (zilveren ster) oprichtte.
De manier waarop hij deze doelen hoopte te bereiken omvatten het schrijven van een groot aantal boeken, waarvan de meesten uiteindelijk werden gepubliceerd op kosten van hemzelf en zijn volgelingen
Ook zou hij conflicten krijgen met andere occultisten, waaronder Mc Gregor-Mathers van de Golden Dawn,  die hem gelijk zwart probeerden te maken bij de pers (vermeende homoseksualiteit terwijl hij enkel 'bi' was) maar uiteindelijk kwam hij in aanraking met de Duitser Theodor Reuss die de orde van de Tempelieren van het Oosten had gesticht (O.T.O.)  en Crowley daar uiteindelijk zelfs de grootmeester van maakte. Crowley was toen ook reeds grootmeester van een andere occulte vrijmetselaarsgroepering die Egyptsiche riten bedreef, namelijk Memphis-Mitzraïm' (1916) en omdat deze ook reeds gemengd waren zou hij hetzelfde gaan bewerkstelligen wat betreft O.T.O.
De intensieve propaganda die Crowley echter zou maken voor al zijn handelingen en het belang ervan kostte hem echter wel een vermogen, ook de boeken die hij oo eigen kosten uit liet brengen.
Toch wist hij uiteindelijk in 1920 toch  zelfs een 'Abdij' stichten die hij gelijk zou vernoemen naar die utopische versie van Rabelais die hierboven reeds werd genoemd, Thelema.. Deze werd geves­tigd in een vervallen Siciliaanse boerderij en de bewoners ervan zouden zich wijdden aan de beoefening van het nieu­we geloof.
Thelema' (een magisch woord dat 'nieuw tijdperk' betekent, hoewel Crowley het vaak vertaalde als 'wil'), een tijd lang was dit een bescheiden succes te noemen. De Sicilianen waren namelijk verrassend tolerant voor Crowley en zijn ‘magick’, en een aantal echte en potentiële  discipelen vond hun weg naar de abdij.
Onder hen Jane Wolf, een filmsterretje uit Holly­wood, Norman Mudd. een eenogige professor in de wiskunde, en de briljante Raoul Loveday. die in Oxford had gestudeerd en besloten had zijn leven aan Crowley’s nieuwe religie te wijden. Loveday overleed tijdens zijn verblijf in de abdij,
waarschijnlijk aan darmontsteking.. Zijn vrouw,die geloofde dat haar echtgenoot vergiftigd was door bloed dat hij tijdens een occulte ceremonie had gedronken,
keerde terug naar Londen en begon een snijdende krantencampagne tegen Crowley. Uiteindelijk leidde deze campagne, waarin Crowley werd omschreven als ’een beest in mensengedaante’, tot de sluiting van de abdij. De Siciliaanse, tegen die tijd al wel fascistische (Mussolini)  autoriteiten zetten hem vervolgens  prompt het land uit.
De rest van Crowley’s leven was in veel opzichten een anti-climax Hij zwierf door Europa, een eenzame en steeds ongelukkiger man, en overleed in 1947. Bij zijn dood had Crowley slechts een  handjevol volgelingen al zijn er  vandaag de dag weer vele duizenden in hem geïnteresseerd.
In  bepaalde opzichten lijkt het erop dat hij zijn tijd gewoon net iets te ver voor­uit was.


--------------------------------------------------------------------------

Dit was dan even het leven van Aleister Crowley in een notendop, die door de media werd beschreven als 'de meest kwaad­aardige man van dit moment' en door zijn moeder als 'het Beest'.
Crowley was een van de meest oorspronkelijke vertegenwoordigers van bet moderne occultisme en hij was eveneens een van de eersten die zich duidelijk bezighield met de beoefening van tantrische seks.
Volgens de eerder reeds door Feuersytein in het stuk hierboven  genoemde auteur over magie Louis T. Culling maakt het gebruik om de zaadlozing tegen te houden en daardoor vitale energie te behouden deel uit van wat hij 'dianisme' noemt - zonder de betekenis van dit woord echter nader toe te lichten. Dianisme is kennelijk de tweede graad van de seksuele magie zoals die door Crowley werd onderricht. In zijn merkwaardige boek Sex Magick benadrukt Culling dat seksuele magie niet verward moet worden mee karezza, zoals beoefend door de Oneida-gemeenschap, halverwege de negentiende eeuw gesticht door John Humphrey Noyes en slechts een kort leven beschoren.
In deze gemeenschap was elk mannelijk lid gehuwd met elk vrouwelijk lid. De mannen hadden de plicht in praktijk te brengen wat 'mannelijke beheersing' werd genoemd, dat wil zeggen die voorheen reeds genoemde coïtus reservatus. 'Karezza', merkt Culling op, 'beschikte niet over 'een psychologisch effectieve methode om frus­tratie als gevolg van de geen-climax-regel te voorkomen'.
Uit Cullings beschrijving van het dianisme blijkt echter wel dat deze benade­ring veel moet hebben ontleend aan het tantrisme. 

De tantrische oorsprong van de seksuele magie, zoals die in meer recente perioden is onderricht, is voor de lezers van het werk van Crowley onmiddellijk duidelijk. Van Crowley zelf kunnen we echter niet zeggen dat hij de verstandige raad van de tantra's in acht nam. Zoals hij zelf schrijft werd hij door seks geobsedeerd en had hij een buitensporige vleselijke begeerte.
De mogelijkheid van de toepassing van seks voor magische doeleinden kwam bij Crowley op tijdens die beslissende gebeurtenis in zijn leven toen hij  die visioenen zou krijgen die hem in staat stelde een onafhankelijke meester te worden.
Want het was vanaf dat moment dat Crowley zijn seksuele obsessie in magische banen te hebben geleid in de vorm van rituelen met zowel vrouwen als mannen. Wanneer er geen geschikte leerlingen of prostituees voorhanden waren aarzelde hij niet tot solitaire masturbatie over te gaan. Vreemd genoeg merkt Wilson dan weer wel op dat deze magische rituelen 'niet een of ander excuus voor seks waren'.
Een van de magische seksriten van Crowley is een bijzonder sprekend voorbeeld van een misplaatste poging de seksuele aandrift te gebruiken om een andere bewustzijnstoestand te bereiken, die door Donald King is benoemd als 'eroto-comateuze luciditeit'. Bij het ritueel in kwestie zijn een uitvoerder en verscheidene assistenten betrokken, meestal niet van hetzelfde geslacht. De functie van de assistenten is de seksuele vermogens van de uitvoerder uit te putten 'met alle denkbare middelen'. Wanneer een van de assistenten moe wordt, wordt hij of zij onmiddellijk vervangen. Na enige tijd valt de uitvoerder van uitputting in slaap, maar hij/zij krijgt niet de kans door te slapen. In plaats daarvan blijven de assistenten de uitvoerder seksueel prikkelen om hem of haar wakker te maken, maar houden daarmee op zodra hij/zij weer in wakende toestand is. Na verloop van tijd bevindt de magische uitvoerder zich in een halfbewuste toestand die helderziendheid en andere paranormale verschijnselen bevordert.
Vanuit een taoïstisch of tantrisch gezichtspunt is de prijs die voor deze eroto-comateuze luciditeit wordt betaald natuurlijk extreem hoog en is het resultaat nauwelijks de beproeving waard. Naar men zegt is deze praktijk bedacht door een van Crowley's leerlingen, maar misschien had alleen een man met het seksuele uithoudingsvermogen en de geobsedeerdheid van Crowley er een geschikte magische truc in kunnen zien.
In tegenstelling tot zijn onvermoeibare seksuele toeren was Crowley's experiment met het celibaat een karikatuur. Hij was echter brutaal genoeg om te beweren dat het geen waarde had als spirituele oriëntatie op zich, of het nu om een permanente of tijdelijke vrijwillige beoefening ging.
Zelfs al was magie voor Crowley voedsel en levensadem, zijn seksuele neurose kan nauwelijks onopgemerkt blijven, wat zijn uit­eindelijke doel en motivatie ook geweest mogen zijn. Crowley is een voorbeeld van iemand die zich nooit met het tantrisme van het linkshandig pad had moeten inlaten. Toch had hij duidelijk een functie te vervullen en men zou hem dan ook eigenlijk best als 'gereedschap'  in de handen der 'goden'   kunnen beschouwen. Want hij wist het onderwerp 'sacrale seksualiteit'  toch weer onder de publieke aandacht te brengen, zij het in eerste instantie natuurlijk op een negatieve manier. Maar het werd tenminste uitgesproken nu, waar men het er eerst zelfs nooit over had durven spreken.
En men krijgt gelijk een heel goed beeld wat de Christelijke zondeleer aan had weten te  richten met de menselijke geest en gemoedstoestand. Want die was duidelijk ook verantwoordelijk geweest voor Crowley’s  handelswijzen.


===============================================================


"Doe zoals gij wilt, want mensen die vrij zijn, van goede afkomst,
goed opgevoed en in ontwikkeld gezelschap verkeren, beschikken over
een natuurlijk instinct dat hen aanspoort tot deugdzaamheid en hen
behoedt voor de ondeugd. Dit instinct noemen ze hun eer."



Daarmee ligt de hierboven reeds genoemde Rabelais min of meer ook aan de basis van de huidige ethische code van de Wicca, alhoewel hij niet de directe
inspiratiebron van Gerald Gardner , de oprichter van de neo-heidense stroming Wicca, zou zijn geweest.
In Gardners laatste boek Witchcraft Today uit 1959 vermeldt hij voor het eerst iets wat op die Wiccan Rede lijkt:
"Doe zoals je wil. zolang het niemand schaadt."


Volgens Gardner was dat de leuze van de "goede koning Pausol", een verwijzing naar de roman van wederom een Franse schrijver Pierre Louys
(1870-1925) `les Aventures Du Roi Pausole' uit 1901. In die roman is er sprake van de zogenaamde 'Code de Tryphéme' die stelt: "Val je buren niet lastig" en "als dit duidelijk is, doe dan wat je leuk vindt".

Vele moderne Wicca's beweren graag dat het hele Wicca-gegeven van puur Engelse makelij zou zijn met hooguit enkele Duitse invloeden.
In ieder geval is er wel één zekere Engelsman die grote invloed op de vader van Wicca, Gerald Gardner, zou hebben gehad,  en wel  niemand anders dan de occultist Aleister Crowley (1875-1947].
Gardner zou namelijk de basis van die Rede bij Aleister Crowley hebben gehaald, die in Liber AL vel Legis (1904) schreef:
"Doe wat je wilt, zal de hele wet behelzen."


Gardner koesterde namelijk een grote bewondering voor de 'magiër'  en zou veel van hem leren, soms zelfs tegen betaling daar Crowley nu eenmaal aan de grond zat.
Gerald Gardner zou op een gegeven moment zelfs de 'Ordo Templis Orientii'  weer nieuw leven in gaan blazen met Crowleys goedkeuren, al stapte hij er ook weer snel vanaf. Want uiteindelijk merkte Gardner al wel dat Crowley zijn religieuze visie, waarin  louter het vrouwelijke centraal leek te staan, maar 'dom wijvengedoe' vond.
De definitieve vorm waarin Gardners Wiccan Rede verscheen werd echter geschreven door Gardners hogepriesteres Doreen Valiente die tijdens een speech op 3 oktober 1964, op een heksendiner, georganiseerd door het tijdschrift Pentagram, de Wiccan Rede uitsprak:

"Eight words the Wiccan Rede fulfil, An' it harm none, do wbat ye will."



Vertaald klinkt het zo:

"Met acht woorden is de heksenraad gebaat, doe wat gij wilt, zolang het niemand schaadt."



Pas in de loop van de jaren ''70 werd de Rede langzaamaan geïntroduceerd in Wiccakringen, en in de jaren `80 verscheen ze in verschillende publicaties over moderne hekserij.
Een nieuwe religie waarin heidendom en seksualiteit centraal stond zag zo het levenslicht, al zou al snel blijken dat ook zij zich niet helemaal wisten te ontdoen van die oude, nog christelijke, moraal.
Dit zou tot gevolg gaan hebben dat in hun pogingen de 'nieuwe religie' door de samenleving geaccepteerd te krijgen en er niet al teveel schandalen rondom in de kranten te krijgen (die waren er natuurlijk toch al genoeg) velen onder hen al snel overgingen tot louter symboliek in plaats van transcendente seksualiteit in echte 'hieros gamos' rituelen te verwerken.
En dat terwijl de oprichter van deze neo-hekserij, Gerald Gardner, zelfs nog prostituées  had ingehuurd om één en ander echt uit te kunnen voeren.
(zoals wij, Cronos en Maya, van de beheerders van het museum of Witchcraft in Boscastle persoonlijk mochten vernemen en aanschouwen in brieven)



De wederopleving van de seksuele Godin in het neoheidendom

 



Seksuele en vruchtbaarheidsriten waren, evenals magische overtui­gingen, de ruggengraat van de archaïsche cultus van de Magna Mater, de oergodin. Ze zijn eigenlijk dus niet weg te denken onderdeel van iedere religieuze beweging die men  als ‘neoheidendom’  zou kunnen omschrijven en  waarin de verheerlij­king van de Godin dikwijls centraal staat.
Het neoheidendom werd in het begin van de jaren zestig een aspect van de cultuur van de twintigste eeuw. Het is een bonte beweging die animistische, pantheïstische en polytheïstische overtuigingen herbergt, maar ook magische en religieuze praktijken die veel hebben ontleend aan voorchristelijke, zogenaamd heidense bronnen zoals hekserij en druïdendienst. Margot Adler, een van de alom gerespec­teerde zegslieden van de beweging, stelt het als volgt:


De meeste neoheidenen zijn zich bewust van een leven en een 'aanwezig­heid' in de natuur (...) Zij hebben allen tot doel in harmonie te leven
met de natuur en zijn geneigd de 'vooruitgang' van de mensheid en zijn scheiding van de natuur te zien als de voornaamste bron van vervreem­ding. Zij zien het ritueel als een middel om aan die vervreemding een eind te maken.



Hoewel niet al die  neoheidenen enkel de Godin vereren zijn er een aantal die dat wel doen. Een merendeel ziet echter toch wel de Gehoornde God van de oudheid als onderdeel  van de viering en verering en zij erkennen hem als de gemaal/wederhelft  van de Grote Godin.
Gemeenschappelijk is de aarde-gerichte spiritualiteit, dat wil zeggen een spiritualiteit die eer bewijst aan het leven in een lichaam en aan seksualiteit. Tot op zekere hoogte is dat aanbevelenswaardig.
Maar er zijn er dus velen  binnen die neoheidense beweging die de oorspronkelijke rituele éénwording  van God en Godin, door middel van hun symbolische vertegenwoordigers de Hogepriester en de Hogepriesteres daadwerkelijk uitgevoerd,  durven te veroordelen . Is het mogelijk dat de deelnemers eraan eenvoudig te onbehaaglijk zijn omdat ze hun seksuele en emotionele remmingen niet los kunnen laten? Zeker voor de vrouwen van de beweging is dit onvermogen om de dionysische geest volledig te belichamen histo­risch gezien best wel opvallend. Terecht schrijft Robert Lawlor:



De vrouwelijke seksualiteit zoals die bestond vóór de eeuwen van onder­drukking is vrijwel het tegenovergestelde van wat moderne vrouwen ge­programmeerd zijn te ervaren op het gebied van seksualiteit. Er is opgete­kend, zelfs in de Europese geschiedenis vóór de middeleeuwse heksenjacht, dat vrouwen een grenzeloze, wellustige seksualiteit aan de dag leggen, die die van mannen veruit overtreft. 
(R.Lawlor, Earth Honoring:  The new male sexuality. Rochester, VT, Park Street Press, 1989, 84)



In zijn boek Earth Honoring, waaraan het bovenstaande citaat is ontleend, verwijst Lawlor naar een recent onderzoek naar seksualiteit waaruit bleek dat mannen vaak aan seks denken - maar volgens een aanvullend onderzoek niet zo vaak als vrouwen!!
Deze statistische uitkomst heeft in elk geval geen parallel in een of andere orgiastische trend in het neoheidendom. Wat dat betreft staat de neoheidense beweging model voor de meeste huidige spirituele groeperingen. Ook mogen we de schuld ervan niet alleen schuiven op de angst voor aids. Ongetwijfeld spelen hier dieper liggende culturele factoren een rol, onder andere massale verdringing.
Toch staan de neoheidenen wel heel wat positiever  tegenover seksualiteit en heeft een niet gering aantal groeperingen toch wel seksueel getinte  rituelen opgenomen. Zoals Starhawk, een populair schrijver en spreker over dit onderwerp, uitlegt met betrekking tot de Godin, wier beeld toch wel vaak het middelpunt vormt van het neoheidendom:


De wet van de Godin is liefde: hartstochtelijke, seksuele liefde, de warme genegenheid van vrienden, de felle beschermende liefde van een moeder voor haar kind, de intense kameraadschap van de kring.’


Wanneer we de opmerking van Starhawk anders formuleren zou­den we kunnen zeggen dar de liefde voor de Godin zowel agape als eros is. Daarom is de heidense volgeling niet bang, in theorie tenmin­ste, voor sensualiteit. Zij of hij is bereid het altaar te naderen, ontdaan van elk masker, ook de kleren die verborgen moeten houden wat gewoonlijk 'schaamdelen' wordt genoemd. 'De "extase van de geest" staat niet los van "vreugde op aarde"', merkt Starhawk op. Ook hier zien we het tantrische ideaal: de gelukzaligheid van de bevrijding (moekti) en vreugde (bhoekti) zijn even wezenlijk.

Een voormalig Anglicaans priester, Alan Watts,  zou in 1958 een boek schrijven en hij merkt  nogal roekeloos op dat er een nieuwe incarnatie-moraal nodig is die ernaar moet streven de wereld en het vlees te transformeren, niet het te ontkennen. De mystieke verwezenlijking van de eenwording met God zou alle normale menselijke handelingen moeten omvatten - van eten en drinken tot seksuele gemeenschap. Deze handelingen, verklaarde Watts, zouden moeten worden verheven of  'verfraaid'.
Want onze impuls tot seksuele eenwording omsluit eigenlijk het verlangen naar transcendentale eenwor­ding, het samenvallen van alle tegengestelden (coincidentia oppositorum) zoals mystici dat ervaren.  Dit wordt uiteengezet door de socioloog en priester Andrew M. Greeley in zijn populaire boek Sexual Intimacy. Hij schrijft:



'Wanneer man en vrouw (...) streven naar eenheid met elkaar, proberen ze in hun eenwording een vol­maaktheid te bereiken die in God permanent is.’



En met God wordt hier eigenlijk het ‘Al’ of ‘Alomvattende’  bedoeld.
Greeley  voegt eraan toe:



(...) seksuele honger is niet alleen honger naar het Absolute en het Wer­kelijke; het is ook een honger naar de eenwording van het Mannelijke en het Vrouwelijke, een eenwording die in God permanent is. Zo bezien kunnen we zeggen dat, wanneer man en vrouw, hevig verliefd op elkaar, de climax van hun seksuele orgasme bereiken, ze iets hebben bereikt dat strikt gesproken 'goddelijk'  is, omdat zij het Mannelijke en het Vrouwe­lijke tijdelijk met elkaar hebben doen samenvloeien.



Hoe serieus Greeley is ten aanzien van zijn erotische spiritualiteit blijkt duidelijk uit het geval van een man en een vrouw die elkaar in een lift ontmoeten en zich uiterst opgewonden voelen door de mogelijkheid van seksueel contact met de ander. Greeley wijst deze ontmoeting niet af als pervers en immoreel en een springplank tot de zonde, integendeel, hij stelt dat 'ze in feite een vleug ervaren van die goddelijke oer-eenheid'.
We kunnen Greelev's theologie en het bo­venstaande citaat alleen begrijpen wanneer we weten dat hij het mysterie van God opvat inclusief het mysterie van zijn/haar androgyniteit.
Een dergelijke rijke relatie hoeft niet in te houden dat elke persoon psychologisch gesproken androgyn is. Zoals Carl Jung ons heeft bijgebracht heeft iedere man een vrouwelijke psychische component en iedere vrouw een mannelijke psychische component, hoewel een van de aspecten ais gevolg van onwetendheid of verdringing verduis­terd kan zijn. De betekenis van deze intrapsychische complementa­riteit is onderzocht door de Engelse schrijver John Moore in zijn Boek Sexuality and Spirituality, dat hij begint met de opmerking dat ‘de relatie tussen seksualiteit en spiritualiteit ongetwijfeld een zeer vreemd doolhof is’.
De theologe Dody H, Donnelly in haar boek Radical Love stelt met nadruk dat, wanneer we onze taal zouden weten te ontdoen van de ballast van exclusief mannelijke woorden, het niet alleen een kwestie van een feministische gril zou zijn maar een wezenlijk programma voor het helen van de kloof tussen de seksen. Zij ziet een dergelijk optreden als wezenlijk voor de ontwikkeling van een gezonde spiritualiteit.
Alhoewel het uitvlakken van het verschil door enkel zulke handelingen niet echt zou werken, dat zou het zelfde zijn als racisme tegengaan door alle rassen met elkaar te mengen zodat er nog maar een halfbloedras over zou blijven. Het is juist zaak het verschil te aanvaarden  en te accepteren en het juist te waarderen.
Uit Donnelly's boek blijkt wel duidelijk dat voor haar een gezonde spiritualiteit tevens volledig erotisch moet zijn:


Wil spiritualiteit menselijk zijn, dan moet ze seksueel zijn. We houden van God als geslachtelijke, van een lichaam voorziene wezens, of we hou­den niet van hem. We houden van God als mensen die mannen en vrou­wen zijn, altijd, wat we ook doen.


Een groot deel van Donnelly's boek is gewijd aan het uitpluizen van de betekenis van erotische spiritualiteit. Hier volgt nog een passage, die eindigt met een mystieke uitbundigheid die onder theologen zeldzaam is:



‘God heeft ons niet alleen lief in en door onze seksualiteit maar schept, na­tuurlijk, behagen in onze eigen menselijke liefdesbetuigingen. Die liefde voor schoonheid, eenwording en creativiteit is de seksuele drift zelf en een geschenk van God. Seksualiteit is een aspect van onze diepe, menselij­ke hunkering naar vervulling en betekenis, naar God. Eros, die volledig aanwezig is in alle aspecten van ons leven, is de bron van het leven en de brandstof van al onze liefdes - ook onze liefde voor God!
Op grond van onze unieke persoonlijkheid is het onze taak die vreug­devolle ervaring van liefhebben en bemind worden, seksueel en spiritueel, naar God terug te stralen. Dat antwoord zal misschien eenvoudigweg onze dagelijkse verbazing zijn, onze verwondering, ons verlangen, onze verwachting en onze verblufte verrukking over de wonderbaarlijke gul­heid van de natuur aan verblindende kleuren, geuren, geluiden - Gods dagelijkse hofmakerij van ons hart. We weten dat de Geliefde nabij is, ja, dat hij altijd in ons woont. We zien zijn bloed op de roos. in het diaman­ten oog en de flitsende vleugel van de lijster terwijl de witte nacht onze verlegen trillende ziel van ontzag vervult.’



De inwoning van het Goddelijke werd traditioneel altijd be­schouwd als een onstoffelijke, zelfs etherische aanwezigheid. Maar in termen van erotisch mysticisme is het concept van een goddelijke immanentie alleen te begrijpen wanneer het wordt opgevat als een concrete, fysieke gebeurtenis. Peter Campbell en Edwin McMahon, twee katholieke priesters, slaagden erin de theologie te aarden door de therapeutische methode van het focussen van Eugene T. Gendlin toe te passen op het spirituele proces. 'In ons lichaam vinden we steun voor een eenheidsbewustzijn, verklaren zij in de samenvatting van hun oriëntatie die zij biospiritualiteit noemen. Ze lichten toe:



De theologie spreekt over God, Maar om de rijke humanistische invloed van dergelijke waarheden te kunnen inzien moeten we ons baseren op méér dan we in onze geest kunnen denken. Lichamelijk weten wordt dus, wanneer het is geïntegreerd met verstandelijk weten, een Steen van Rosette waarmee we de verborgen evolutionaire betekenis kunnen ontraadselen van de latente biospirituele aanwijzingen in de joods-christelijke traditie en ongetwijfeld eveneens in andere religieuze tradities.



Biospiritualiteit gaat dus om het ontdekken van het Mysterie, niet alleen zoals het ons ontzag inboezemt buiten onszelf, maar ook zoals het zich openbaart als onszelf. Omdat het mysterie van het bestaan groter is dan onze vooringenomen opvattingen over de realiteit, moet onze ervaring ervan wel vol verrassingen zijn. Campbell en McMa­hon beschouwen dan ook de aanwezigheid van verrassingen als een noodzakelijke voorwaarde voor spirituele groei. Deze aanwezigheid gaat hand in hand met iemands vermogen om zichzelf en om het leven te kunnen lachen. Zij merken op:



Humor en speelsheid  zijn op een of andere manier deel van de transcen­dentie. Ze zijn een manier om 'Ja' te zeggen tegen onze aanwezigheid bin­nen een grotere realiteit. Ze zijn een niet-gerationaliseerde, organische er­kenning van het feit dat het beperkte middelpunt en het zelfbesef niet het  volledige beeld vormen.


==============================================================

 

                                            Contact


 


 


Chaoskronieken: Home-Kronieken-Juweel in de Lotus

Het Jezus testament