Het juweel in de
lotus

Onderstaand onderzoek is gebaseerd op teksten en
informatie uit het boek ‘Spiritualiteit en erotiek’ van Georg
Feuerstein en ‘Eens was God als vrouw belichaamd’ van Merlin
Stone. Daarnaast bevat het informatie van diverse websites en
is het aangevuld door Cronos en Fauressa.
De
conclusies zijn eveneens voor onze
rekening.
======================================================================================
In onderstaande verhandeling zullen wij proberen te schetsen
hoe de mens religieuze overtuigingen altijd heeft weten te binden aan
seksualiteit. Het gegeven dat religie van het werkwoord
'religare' stamt wat 'wederom verbinden' betekent heeft
daar zeker altijd mee te maken gehad daar men ergens altijd heeft
geweten dat de energieën die er vrijkomen bij seksuele handelingen de
menselijke geest ,die nu eenmaal in een stoffelijk jasje huist,
terug weet te brengen naar een dimensie die boven de 'aardse
beperkingen' uitstijgt. Het stuk gaat niet louter over
seksualiteit maar ook over de, veelal gnostisch aandoende,
religieuze overtuigingen die erin verstopt blijken te zitten. Het laat
ook zien hoe er door zekere politieke verschuivingen een verandering van
waarden op zou gaan treden wat vooral tot gevolg zou hebben dat de vrouw
binnen de maatschappij een behoorlijke stap omlaag moest doen in waarde op
de maatschappelijke ladder waarvan de restanten zelfs tot in deze tijd nog
steeds duidelijk waarneembaar zijn. De basis van onderstaand stuk
hebben we schaamteloos gekopieerd uit de boeken 'Spiritualiteit en
Erotiek' van Georg Feuerstein en 'Eens was God als vrouw belichaamd' van
Merlin Stone en van diverse sites op het internet die over dit
onderwerp gaan. Daar waar deze verhandelingen van
genoeg waarde waren om daar niet zonder reden iets aan te veranderen
hebben wij dat niet gedaan maar wij achtten het veelal wel zinvol er
de nodige nieuwe historische informatie en persoonlijke kennis aan toe te
voegen om het zo nog duidelijker te maken. Alle draden zijn op
ingenieuze wijze met elkaar verbonden in een web. We menen dit
ongestraft te kunnen doen omdat wij niet de wens hebben ook maar iets te
verdienen aan het door ons geschrevene en enkel maar een helder overzicht
wensten te creëren over zekere maatschappelijke culturele en religieuze
ontwikkelingen die zich in de loop van de laatste duizenden jaren voor
zouden doen. Het verhaal begint met de beschrijving van een tantrisch
ritueel. uit het boek van Feuerstein. Het geeft enkel een schets van
hoe in een zekere tijd tantrische rituelen konden verlopen maar het is wel
van belang het vooral niet als een standaard voorbeeld ervan te
beschouwen.
De geheime kring:
Een omstreeks het jaar 1200 in India gesitueerde
legende
(Georg Feuerstein)
“Het was bijna middernacht, maar de lucht was nog steeds
drukkend heet en vochtig. De moesson, die het draaglijker zou maken, liet
nog weken op zich wachten. De grote kamer werd vaag verlicht door
olielampjes en zware gedrapeerde doeken hielden het licht van de nieuwe
maan buiten en beschermden de geheime samenkomst tegen nieuwsgierige
ogen. Ze kwamen om de veertien dagen bijeen. Het huis was
eigendom van een van de rijkste kooplieden van de stad. Wat de meeste
mensen niet wisten was dat hij ook de goeroe was, van de kleine
groep die bijeengekomen was voor een belangrijke viering; die dag zou een
nieuw lid worden ingewijd in de tantrische kunst van de seksuele
eenwording. Ze waren twaalf in getal - zes mannen en
zes vrouwen, allen tussen de twintig en de dertig en geheel naakt, Ze
zaten in een kring op een dik tapijt. De goeroe (of voorganger),
die veel ouder was, zat met zijn eigen partner, een jong meisje van
buitengewone schoonheid en waardigheid maar nog nauwelijks van huwbare
leeftijd, in het midden van de mandala. De meester,
een volleerd volgeling van tantra, had al meer dan een uur lang volstrekt
stil gezeten. In het vage licht had men hem gemakkelijk voor een
standbeeld kunnen houden. Zijn partner, gezeten aan zijn linkerhand, had
zich eveneens lange tijd niet bewogen. Dit was de
derde en laatste dag van de poeja, de
ceremonie.
Ieder
moment kon de meester nu aan de deelnemers het teken geven aan het
uiteindelijke ritueel te beginnen. Om zich op deze gebeurtenis voor te
bereiden hadden ze vierentwintig uur gevast, de heilige klanken (mantra)
duizenden keren gezongen, de goden en beschermgeesten aangeroepen en
offergaven aangeboden, ze hadden de kamer gewijd, vele uren lang
gemediteerd op het kerkhof om hun angst te overwinnen, ze hadden zich
gebaad en elkaars lichamen gezalfd, ze hadden de verschuldigde eer bewezen
aan de goeroe en, niet te vergeten, vele jaren lang hun vermogen om
langere tijd achtereen hun adem in te houden geoefend, zodat ze de
bewegingen van hun geest konden
beheersen. Eerder die avond hadden ze samen op rituele wijze
hennep gerookt en vervolgens deelgenomen aan de plechtige ceremonie van
het eten van de vier verboden vormen van voedsel - wijn, vis, vlees en
geroosterd graan, die alle geacht werden als afrodisiacum te werken. Zowel
de mannen als de vrouwen ervoeren een verhoogde gevoeligheid en
waakzaamheid die zelfs door de zware geur van sandelhout, dat in kommen in
de vier hoeken van de kamer brandde, niet werd vertroebeld. De kamer, die
de tempel van de groep was, was geladen met een onbeschrijfelijke energie.
De kamer was gevuld met een vibratie die een merkwaardige druk op het
lichaam uitoefende en die voor niets vermoedende bezoekers ongetwijfeld
beangstigend zou zijn. Het was haast alsof de lucht zoemde van
elektriciteit. Tenslotte bewoog de meester zich.
Driemaal reciteerde hij de machtige aanroep 'om namah sjivaya, 'om' ,
gehoorzaamheid aan de Heer. Dat was het teken dat het laatste ritueel
kon beginnen. Terwijl zij zorgvuldig vermeden storende geluiden te maken
begon elke man zijn partner in te smeren met een roodachtige pasta terwijl
hij heilige mantra's tot haar mompelde. Met grote eerbied smeerde hij de
pasta op haar voorhoofd, keel, borsten, buik, handen, voeten en tenslotte
de schaamheuvel. Vervolgens deed elke vrouw datzelfde bij haar partner.
Alleen de goeroe werd niet op die manier gezalfd. Zijn jonge
partner was degene die ingewijd zou worden. Op die wijze maakten de mannen
en de vrouwen zich tot goden en godinnen terwille van het hoogtepunt van
het ritueel - seksuele eenwording
(maithoena). Niet gewend aan de stijgende energie in de kamer
maakte de partner van de goeroe onwillekeurig koerende geluidjes,
en zelfs enkele van de meer geoefende celebranten kreunden licht. Weer
riep de goeroe- die er nu volkomen getransformeerd uitzag - het
Goddelijke aan. Toen greep hij zijn partner, een maagd, stevig vast en
trok haar op zijn gekruiste benen. Meteen snelle beweging drong hij haar
binnen. Ze voelde geen pijn, of als die er was werd ie opgeslokt door de
golf van verrukking die ze door zich heen voelde deinen op hetzelfde
moment dat haar bewustzijn uit haar lichaam werd opgetild naar gebieden
van onuitsprekelijke helderheid. De ogen van het meisje rolden in extase
naar boven en haar hoofd viel achterover, terwijl haar tong een stukje uit
haar mond stak. Zij was de grote Godin die haar
goddelijke minnaar omhelsde. Gouden bundels van energie stroomden van haar
minnaar in haar schoot en omhoog tot in haar hoofd en daarbuiten. Oneindig
ver weg boog de energie zich om en keerde terug om het lichaam van haar
minnaar weer binnen te gaan zodat de ene cirkel van verrukking na de
andere gesloten werd. Zowel zij als de goeroe waren volstrekt
bewegingloos, alsof zij bevroren waren in de
tijd.

In navolging van het voorbeeld van hun meester trokken de
mannelijke leerlingen nu ook hun partners tegen zich aan. Volkomen stil
zette elke vrouw zich neer op de schoot van haar partner. Kussen of enige
andere vorm van voorspel was niet nodig. De ceremonie zelf was
voorbereiding genoeg geweest; zowel mannen als vrouwen waren emotioneel en
lichamelijk klaar voor het ritueel van de eenwording. De mannen hielden
hun erectie vast door middel van visualisatie en adembeheersing, de
kostbare sappen van de vrouwen vloeiden rijkelijk als gevolg van de
penetratie. Maar er was tussen hen geen wellust. De gedachte dat ze
elkaar zouden bezitten of louter hun genitale behoeften bevredigen kwam
niet bij hen op. Ze zagen elkaar niet als mannen en vrouwen maar als Sjiva
en Sjakti - God en Godin.

Het genot dat zij voelden was duizend maal vergroot tot
zuivere gelukzaligheid. AI snel voelden ze zich allen deel van een
uitgestrekte ruimte, vibrerend van leven en bewustzijn - een enorme cirkel
van energie, in het midden waarvan zich de verblindende straling van de
goeroe bevond die het Goddelijke in zijn absolute transcendentie
vertegenwoordigde. De meeste deelnemers waren zich maar ten dele bewust
van hun omgeving en sommigen helemaal niet. De vredige rust in de kamer
was ontzagwekkend, alsof de hemel naar de aarde was
gebracht.
Plotseling werd dit patroon van harmonie verstoord. Een
van de paren bewoog en maakte zich vervolgens snel los van elkaar. Er
volgde een kort gefluister. De man kwam haastig overeind en terwijl hij
met zijn handen zijn erectie bedekte haastte hij zich de kamer uit. De
jonge vrouw wierp zich op gepaste wijze neer voor haar leraar en verliet
toen eveneens snel de kring. De anderen sloegen op de opschudding geen
acht. Toen de jonge vrouw de zijkamer binnenkwam trof ze de man aan
terwijl hij zich de haren uit het hoofd trok. Hij was wanhopig omdat hij
tegenover zijn goeroe, zijn partner en het gehele gezelschap in gebreke
gebleven was. Snel bedekte ze haar naaktheid. Hij bekende dar hij ten
prooi was gevallen aan gevoelens van wellust voor haar en voor enkele van
de andere vrouwen. Hij vervloekte zichzelf. Ze keek hem ongelovig en
geschokt aan. Was hij niet het langst bij de leraar geweest? Iedereen had
hem altijd beschouwd als de opvolger van de goeroe, tijdens hun eerdere
eenwordingen had ze nooit vermoed dat er iets niet in orde was, noch een
van de andere vrouwelijke deelnemers, dat wist ze zeker. Hij schokte
haar nog dieper door haar te vertellen dat hij verliefd op haar geworden
was, Hoe was dat mogelijk, vroeg ze zich af. Buiten de kring kende ze hem
nauwelijks en telkens wanneer ze werden uitgenodigd tot de kring wisselden
ze van partner, juist om de valstrik van de genegenheid re
vermijden. Toen ze zag hoe oprecht ontdaan hij was zei ze hem dat ze
het hem vergaf maar dat ze zijn liefde niet kon beantwoorden. Het gevoel
dat: hij voor haar had was niet liefde maar hartstocht, hield ze hem voor,
en hij moest leren die te overwinnen. Ze wikkelde haar sari om zich heen
en ging weg naar de tempel. Daar kon ze bidden en de door haar partner
verstoorde kalmte herkrijgen. Tegen de tijd dat de leraar tevoorschijn
kwam uit het heiligdom was de jongeman bijna suïcidaal, Alleen de lange
jaren van spirituele discipline weerhielden hem ervan naar buiten te
stormen en een nog grotere dwaasheid te begaan. De goeroe begreep
onmiddellijk wat er was gebeurd. Hij gaf geen blijk van teleurstelling of
woede over de onvergeeflijke onderbreking van de ceremonie. Hij nam zijn
discipel apart en vertelde hem hoe zelfs de meest gevorderde beoefenaars
van de kunst van tantra altijd op hun hoede moesten blijven, dat zelfs
ingewijden soms vanuit de hoogte neerstortten, alleen als gevolg van
onoplettendheid. Hij verklaarde dat verlangen deel uitmaakt van de
menselijke gesteldheid; je raakt het nooit helemaal kwijt, maar je kunt
het transformeren tot een dorst naar het Goddelijke. Toen vertrok zijn
gezicht zich in een ondeugende glimlach en hij voegde eraan toe dat soms
een leraar zijn leerling op de proef stelt door hem gedachten van
verlangen te sturen. Hij beloofde zijn discipel dat hij niet meer geplaagd
zou worden door seksuele verlangens. De jongeman boog en raakte met
zijn voorhoofd de voeten van de goeroe aan. 'D'r uit!' schreeuwde de
leraar gemaakt boos.”
---------------------------------------------------------
------------------------------------------------
Bovenstaand verhaal geeft weer hoe man en vrouw samen een
vorm van heelheid kunnen bereiken die eigenlijk nergens mee te vergelijken
valt. Het geeft echter gelijk weer dat er al zekere
leerstellingen en dogma's waren ingeslopen en dat er sprake was van
een zekere beheersing en controle. De reden dat dit
verhaal toch de intro vormt voor onderstaande is
volgende. Sinds duizenden jaren is de relatie
man-vrouw er eentje geweest van bezit, het bezitten van elkaar als was die
ander een voorwerp of een stuk vee. Dat gold niet enkel voor de man die
zijn vrouw bezat maar had natuurlijk hetzelfde tot gevolg voor de
gedachtegang/gevoelens van die vrouw. Die wilde haar man ook het liefst
voor zich. Op zulks een basis is ware éénheid en
verlichting eigenlijk al niet meer haalbaar, er spelen dan al te veel
andere factoren mee die een basis van gelijkheid en éénheid verstoren. En
de seksualiteit wordt hiermee naar het volledig aardse getrokken, het
wordt dan enkel nog maar beoordeeld op de direct waarneembare en zeer
aardse-biologische aspecten ervan:"Lichamelijk genot en
voortplanting". Vandaar dat men in zekere tantrische
rituelen (zoals bovenstaand) dus bewust op een andere dan de eigen partner
overstapte, in een poging die storende gevoelens zo min mogelijk
kans te geven, ze zouden heelheid en verruiming van het bewustzijn
namelijk in de weg staan en teveel aan het aardse blijven
binden.
Nu is ons bekend dat er ook tantrische
'scholen' bestonden waarin de paren die zich daar meldden op
aanwijzing van de guru in een cirkel gingen zitten en na het
standaard 'openingsritueel' van de vier M's zich
uiteindelijk fysiek met elkaar verbonden. Na
dan zo geruime tijd met elkaar verbonden te zijn geweest om de eerste
spanningen een beetje kwijt te raken in elkaars vertrouwde nabijheid kwam
dan op een zeker moment een soort van teken van de
voorganger-leraar-guru , een gong een bel of een handenklap.
Al de koppels wisten dan al dat dit het signaal was
dat er tegen de klok in op zou worden geschoven! Met
andere woorden, de vrouw die meestal op man zat in een soort van
'lotushouding' maakte zich los van haar
levenspartner ....

...en stond op om naar de eerstvolgende man te
gaan die 'een uur terug' zat en waar de vrouw hetzelfde had
gedaan.

Zo ging dat ritueel dan verder en telkens gebeurde na verloop
van tijd weer hetzelfde, het signaal kwam waarna men opstond en een
wijzer-uur terug schoof totdat men uiteindelijk weer terug kwam bij de
eigen partner. De gehele ruimte waarin het plaats vond werd op deze
wijze geladen met de energie van alle daarin aanwezige mensen en werd in
een bol van energie geplaatst die zich buiten de tijd bevond.
Was men dan eenmaal terug bij de eigen partner dan was men nu
echt in de gelegenheid verkeren volledige fysieke en nu ook
geestelijke éénheid te bereiken en op deze wijze deelde men dan weer
het ervarene met de eigen partner en bracht zo de opgedane energie terug
op het 'thuishonk'. Zo ging men dan in elkaar op tot aan het einde
van het ritueel. Dit ritueel symboliseerde de éénheid aller dingen ,
door middel van de meest intense intieme lichamelijke daad. op te gaan in
een ander menselijk wezen, ongeacht wie! Want iets als partnerkeuze door
middel van standaard 'aardse' criteria bestond er dan niet en men werd zo
als het ware gedwongen boven aardse zaken als uiterlijkheden uit te
stijgen en ieder ander enkel nog maar te benaderen als medemens waarmee
men het aardse zijn deelt.
Het moge duidelijk zijn dat op zojuist
beschreven wijze er veel minder snel sprake zal zijn van situaties
als die in het verhaal van Feuerstein over die geheime kring in
India wordt beschreven. Dat de kans op voortijdige orgasmen iets afneemt
is ook waarschijnlijk. En men leert heen te stappen over aardse zaken en
zal 'geladen' met de energieën van elke ander uit de kring bij de eigen
partner terug keren die zelf ook geheel 'geladen' zal zijn. Er van
uitgaand dat die eigen partner een reflectie is van het 'zelf' zal
men dan met die partner een staat van éénheid kunnen bereiken die
het koppel volledig buiten het aardse uit zal doen
stijgen.
“...en wanneer de echtgenoot sprak,
sprak hij tegelijk als het ware uit de echtgenote, en wanneer de
echtgenote sprak, sprak zij tegelijk als het ware uit de echtgenoot;
zodanig immers was het één-zijn der
gemoederen...” (Emmanuël Swedenborg, Echtelijke
liefde)
“Je bent
een vrouw? Ergens is er een man die ernaar toewerkt jouw vrouwelijke
krachten bij hem tot ontplooiing te brengen: als jullie elkaar ontmoeten
zullen jullie jezelf herkennen... Je bent een man? Je complementaire
tegendeel is bezig te groeien in de richting van jouw mannelijkheid door
in zichzelf de unieke kenmerken van jouw yang-krachten te ontwikkelen. Ze
zullen zich in jouw weerspiegelen in de verrukking van herkenning als
jullie elkaar uiteindelijk vinden...” (Patricia Joudry en
Maurie Pressman, Tweelingzielen.Vind je ware spirituele
partner)
"De witte vrouw, verbonden in
liefde met de rode echtgenoot in innige omarming, verenigd in echtelijke
band: Ze lossen zich op, om het doel der voleinding snel te anderen, Zij
die twee waren,worden als één lichaam."
(Jung:persoonlijkheid en overdracht)
"De liefde in zich beschouwd is niet anders dan het
verlangen en daaruit de drang naar verbinding, en de echtelijke liefde
naar de verbinding tot één; de manlijke mens immers en de vrouwelijke mens
zijn aldus geschapen dat zij twee als één mens kunnen worden... En wanneer
zij één worden, dan zijn zij tezamen genomen een Mens in zijn volheid;
doch zonder die verbinding zijn zij twee, en is elk van beiden als het
ware een gedeeld of gehalveerd mens" (Emmanuel
Swedenborg:Echtelijke liefde)
“Ieder menselijk wezen heeft een
tweelingziel. Toen de mens als een vonk aan de
boezem van zijn Schepper ontsprong was hij twee in één en de twee
delen vulden elkaar volmaakt aan, elk zijnde de tweelinghelft van de
ander. De helften raakten gescheiden. Ze gingen verschillende richtingen
uit en evolueerden ieder op zich. Als ze elkaar op welk punt dan ook
gedurende hun ontwikkeling herkennen is dat omdat ze allebei het beeld van
de ander in het diepst van hun wezen met zich meedragen. Dat beeld is
misschien vaag, maar het is er. Daarom koestert iedereen op aarde de vage
hoop dat hij ooit ergens een ziel zal ontmoeten die alles is wat hij nodig
heeft, om met die ziel onbeschrijfelijke harmonie en volmaakte éénwording
te bereiken. Tweelingzielen zijn elkaars complement. Geen ander in de
wereld kan die aanvulling zijn als die ene. Daarom heb je alle wezens
verloren die je hebt ontmoet sinds de aanvang van je veelvuldige
reïncarnaties: alle echtgenoten, mannen en vrouwen, minnaars en
minnaressen, jullie allen zijn bij elkaar weggegaan omdat jullie niet voor
elkaar waren voorbestemd... Maar twee zielen die God samen geschapen heeft
zijn absoluut voor elkaar bedoeld en niets kan hen scheiden. Zij zijn ook
niet bang gescheiden te worden. Als in een huwelijk één van beiden bang is
dat de relatie zou kunnen stuklopen (en niets kan dat voorkomen), is dat
omdat de partner niet zijn ware geliefde, zijn tweelingziel is...
Tweelingzielen daarentegen herkennen elkaar met absolute zekerheid en
kunnen nooit bij elkaar weggaan.” (Omraam Mikhaël Aivanhov,
Love and sexuality)
=====================================================================================
Bovenstaande om het belang van die
'tweelinghelft' aan te geven in zulke
rituelen. Wat betreft de bezitsvorming die zich binnen de man-vrouw
relatie zou gaan ontwikkelen door zekere patriarchaal georiënteerde
zienswijzen weet de Christelijke gnosticus Epiphanes, de zoon van
Carpocrates, het volgende te schrijven:
De rechtvaardigheid Gods betekent een gemeenschap in
gelijkheid…God heeft de bewerkster van de dag en de moeder van het licht,
de zon,gelijkelijk op aarde uitgestort voor allen die kunnen zien. En dat
geldt voor een ieder, omdat er geen onderscheidt is tussen rijken en
armen,heersers en onderdanen, simpelen en wijzen, mannen en vrouwen,vrijen
en slaven…Voor allen gemeenschappelijk heeft hij toch de wijnstok die noch
een mus, noch een dief weren, en ook het koren en de verdere vruchten.
Maar het maken van wetten ( en loslaten van natuurrecht) van de
gemeenschappelijkheid en gelijkheid heeft diefstal van voedingsmiddelen en
vruchten teweeggebracht. Intussen heeft God, door alles voor de mens
gemeenschappelijk te maken, en het vrouwelijk en het mannelijke
gemeenschappelijk bijeen te brengen, en ook alle dieren op gelijke wijze
aaneen te hechten, de rechtvaardigheid doen kennen als
gemeenschappelijkheid met gelijkheid. Evenwel hebben diegenen die zo
ontstaan zijn hun oorsprong, de bijeenbrengende gemeenschappelijkheid,
verloochend en heet het: ’ Wie met een vrouw trouwt heeft haar voor
zich zelf', terwijl toch een ieder met haar gemeenschap zou kunnen
hebben,zoals het ook met de overige levende wezens het geval
is.
=========================================================================================
Maar wat geeft het verhaal van
die Geheime Kring in India die dat Tantrische ritueel heeft nu eigenlijk
aan? Dat het er binnen een Tantrisch ritueel vooral om gaat
het lichaam slechts als 'voertuig' te beschouwen om in een hogere
staat te geraken. Dat het dus zaak is het los te maken van de aardse
functies die het in deze 'dimensie' heeft. En dat het zaak is
ieder ander levend wezen in onze aardse dimensie als gelijkwaardig
beschouwen, waarmee men verbonden is op een vlak dat boven alle standaard
bepaalde culturele regeltjes uitstijgt. Dat de verscheidenheid niet zo
groot is als men soms wel eens zal denken, al hoeft dit niet ten koste te
gaan van de individualiteit.
Verder naar bovenstaande
beschrijving betreft dus een weergave van een ritueel
van eenwording door middel van geslachtsverkeer, wat de kern
vormt van wat het linkshandig tantrisme wordt genoemd. Om deze
ceremonie te begrijpen, die onderdeel uitmaakt van een gecompliceerde
filosofie, en een zekere symboliek impliceert, moeten we allereerst de
betekenis van het woord tantrisme begrijpen.
Het begrip tantrisme
wordt gebruikt voor de esoterische ( is verborgen) traditie en culturele
stroming die verband houden met de Indiaase tantra's, de boeken die de
tantrische leer bevatten. Het Sanskriet woord tantra zelf betekent
'web' of 'kosmisch weefsel' en wordt doorgaans verklaard als 'dat wat het
begrijpen verwijdt' (tanyatè). Het tantrisme kan worden gedefinieerd als
een stelsel van overtuigingen en praktijken die bedoeld zijn om de
menselijke geest te verruimen, te ontdoen van materiële beperkingen, zodat
de aanhangers ervan tot hogere kennis of gnosis worden gebracht. Het
betreft dan kennis die, volgens aanhangers van deze stroming, enkel maar
kan worden verkregen in de tijdloze dimensie die aan onze bekende
'aardse' grenst. Dat is de plaats waar de kennis van duizenden
jaren menselijke evolutie en cultuur en ervaringen ligt
opgeslagen, door bv. Rudolph Steiner de
'Akasha-kronieken' genoemd en in principe voor elk individu
hier op aarde toegankelijk.
De naamkeuze Tantra (=web)
maakt wel duidelijk hoe alles via een ingewikkeld stelsel van
'draden' met elkaar verbonden is tot een zekere
éénheid.

Het tantrisme als stroming ontstond op het
Indisch schiereiland en zou zich als een duidelijk religieuze
stroming of beweging halverwege het eerste millennium na Chr. weten
te onderscheiden. Veel van de denkbeelden en praktijken
die de componenten ervan vormen zijn echter duidelijk veel ouder en
stammen uit de Indus-beschaving en aanverwante culturen die zich in de
omringende gebieden bevond. De basis van van die rituelen kan zelfs in
verband worden gebracht met neolithische overtuigingen en rituelen
met betrekking tot seks en vruchtbaarheid.

Deze neolithische vruchtbaarheidsrituelen werden echter in
eerste instantie enkel maar voor het algemeen welzijn gevierd,
terwijl het tantrisme van het begin af aan veel meer op de
persoonlijke spirituele groei georiënteerd was. In dat opzicht wijkt
het dan ook weer een beetje af van het Hieros Gamos-ritueel zoals het bij
vele volken in die tijd bekend was. Maar natuurlijk zijn er toch ook wel
weer voldoende overeenkomsten.
In ieder geval is het vermoeden toch
wel gerechtvaardigd dat we de oorsprong van het tantrische
gedachtengoed in de Soemerische beschaving van het ten westen van
India liggende land tussen de Eufraat en de Tigris zullen vinden
waar rituele handelingen van dien aard voor het eerst gestalte
begonnen te krijgen. Want van deze Soemerische beschaving is bekend
dat men naast het genoemde Hieros-Gamosritueel ook persoonlijke
'verlichting' kon halen door middel van seks in een zogenoemd
'Tempelritueel'. En wel specifiek bij gewijde
vrouwen-Tempelpriesteressen die naar de naam 'Qadishtu'
luisterden (wat 'gewijde vrouwe' betekent.)
DE GEWIJDE SEKS-GEBRUIKEN
(met delen uit het boek van Merlin Stone 'Eens was God
als vrouw belichaamd)
Om enig inzicht te krijgen van de gebruiken rond
de menselijke sekualiteit en de religieuze overtuigingen die daarmee
altijd gepaard schenen te gaan is het van bepalng nu even uit het
monumentale werk van Merlin Stone te gaan citeren. Zo kan men een
beeld krijgen van de eerstbekende bron van het menselijke denken
aangaande dit onderwerp. Het is in deze van belang te begrijpen dat de
menselijke cultuur die zich in het Midden-Oosten zou ontwikkelen alle
omliggende landen zou weten te beïnvloeden doordat er veel contacten
zouden bestaan tussen alle volken in deze streken door middel van
intensieve handel in goederen die men zelf niet in de directe woonomgeving
voor handen had. We laten nu eerst even Merlin Stone aan het woord,
daar waar we dat nodig achtten aangevuld met ons
commentaar.
"De Kanaanieten staan door het Oude
Testament heen bekend als het voornaamste element van de bevolking van
Palestina, dat door Israël bij haar bezetting van het 'land overvloeiende
van melk en honing' werd verdreven. Met grote verontwaardiging en
vergaande generalisatie worden de 'gruwelen van de Kanaanieten' door de
profeten en hervormers van de Hebreeën en samenstellers van het Oude
Testament gedoodverfd. Zij veroordelen hun volk rondweg omdat zij
‘ontuchtig de Baälim nalopen' en de Ashteroth, de plaatselijke
manifestaties van de Godheden van de Kanaanitische vruchthaarheids-kultus.
die zij belachelijk maken door naar één element erin te verwijzen:
seksuele losbandigheid ."
Dit was het commentaar van
Professor John Gray, in the Canaanites, geschreven in 1964. Deze 'seksuele
losbandigheid' die onder de Kanaänieten beschreven wordt, heeft betrekking
op de gewijde seks-gebruiken van de oude religie, gebruiken die ook in
veel andere delen van het Nabije en Midden Oosten terug te vinden
waren. In bijbelse tijden was het. zoals gedurende duizenden jaren
voordien in Soemerië-Babylonië, Kanaän en Kreta, voor vrouwen
vaak nog gebruikelijk voornamelijk binnen het tempel-complex te leven. De
tempels, die in de vroegste tijden het hart van de gemeenschap
vormden, bezaten, als het hart van de levende gemeenschap, veel van het
beschikbare bouwland en de kudden tamme dieren. Hier stelde
men te boek wat er op cultureel of economisch gebied te vermelden
was, en het schijnt in het algemeen als de centrale regelende
instantie van de maatschappij te hebben gefunctioneerd. Die
vrouwen die woonden op wat men het 'heilige gebied van de Goddelijke
Voormoeder' noemde, ontvingen mannen van de gemeenschap in de
'heilige Tempelruimte, aldus de liefde bedrijvend met degenen die naar de
tempel kwamen om de Godin eer te bewijzen. Onder al deze mensen werd
de seks-daad als heilig beschouwd, zo heilig en kostbaar dat deze
werd bedreven binnen het huis van de Schepperes van hemel en aarde en van
alle leven.

Als één van haar vele aspecten werd de Godin uiteindelijk ook
als de beschermgodheid van seksuele liefde vereerd. Sommige
archeologen wensen aan te nemen, dat deze seksuele gewoonten binnen
de tempels, waarvan zo herhaaldelijk wordt getuigd in de
religie van het Nabije en Midden-Oosten door de vroege historische
tijden heen., beschouwd moeten worden als een soort primitieve
symbolische magie om vruchtbaarheid op te roepen, zowel in vee en gewas
als in mensen. Mogelijk is het in de religieuze structuur geïntegreerd
geraakt als een middel om voortplanting te verzekeren en bovendien,
mogelijkerwijs, als een methode om zwangerschappen te reguleren en
erop toe te zien dat de nawas zo gezond en sterk werd als maar mogelijk
was. Daarvan zijn op wel meerdere plaatsen in Europa voorbeelden van
te vinden. Alhoewel van culturen rondom de Dode Zee bekend is dat zij
reeds over anti-conceptiemethoden beschikten (vrouwencondoom in de vorm
van een geitenblaas) dus dat men de vrucht van seksuele rituelen niet
altijd op prijs stelde. Het begrip voortplanting werd in beeldvorm
uitgelegd in een grijze stenen plaquette die in een Neolithische heiligdom
van de Godin in Catal Hüyük werd ontdekt, daar een achtduizend jaar
geleden ingegrift. Eén zijde van het reliëf beeldt de lichamen af van twee
minnenden in een innige omhelzing, de andere een vrouw die een baby
vasthoudt.
 Mensen van tegenwoordig, opgevoed en geprogrammeerd naar de
‘zedenleer’ van de huidige dominante mannelijk georiënteerde
religies, vinden de oude houdingen en gebruiken ten opzichte van
seks vaak storend en aanstootgevend. Ja, soms zelfs
heiligschennend! Toch moeten we in het oog houden dat zulke oordelen
en reacties die in onze huidige maatschappij voorkomen, in de meeste
gevallen het gevolg zijn van de leringen en conditionering van religieuze
opvattingen die gebaseerd zijn op de ideologieën van diegenen, die
door de eeuwen heen de seks-gebruiken van de Godin en de oude
religie veroordeelden. In de vroegere verering van die vrouwelijke
godheid was seks haar gave aan de mensheid. Het was gewijd en
heilig. Zij was de Godin van seksuele liefde en van voortplanting.
Maar in de huidige dominante religies vinden we een daaraan vrijwel
totaal tegengestelde houding. Seks, en vooral buitenechtelijke seks,
wordt als enigszins onfatsoenlijk, vies en zelfs zondig beschouwd. Men
zou er wat dat betreft echter beter aan doen de vroegste religies,
die zo open en ontvankelijk stonden ten opzichte van alle menselijke
seksualiteit, niet enkel maar af te doen onder de omschrijving
‘vruchtbaarheidsculten’ , maar juist de huidige religies als
vreemdsoortig te beschouwen in zoverre als zij schaamte en zelfs zonde
associëren met het proces zelf van de meest intense en intieme
manier om in dit stoffelijke aardse met een ander medemens om te gaan en
het ontvangen van nieuw menselijk leven . Over enige eeuwen
zullen geleerden en historici de huidige religieuze zienswijzen misschien
wel als ‘steriliteitculten’
classificeren.
-----------------------------------------------------------------------------------
En dan mag men misschien denken dat er al het nodige is
veranderd binnen de huidige maatschappij vanaf het moment dat het boek van
Merlin Stone uit werd gegeven, niets is minder waar. Het wordt weliswaar
getolereerd nu dat men naar clubs gaat waar men dan van partner kan
wisselen en ongeremd seks kan beleven, het zit nu helemaal in de
commerciële en meer vulgaire hoek waar het louter om het bevredigen van
zinnelijke lusten draait. En doordat er rijkelijk aan wordt verdiend menen
religies die het moreel veroordelen er enkel maar argumenten bij te hebben
gekregen dit te doen, de overige burgers ergens toch met een gevoel van
schaamte achterlatend.
“ Wie in de wereld geen vrouw heeft liefgehad en geen
eenwording met haar heeft beleefd is ver van de waarheid en zal ook niet
tot de waarheid kunnen komen. Maar wie van de wereld is en
lichamelijke gemeenschap heeft zal ook niet tot de waarheid komen, omdat
zijn geslachtsleven uit louter begeerlijkheid
bestaat.”
(evangelie volgens
Philippus)
---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bewijsstukken uit Soemerië, Babylonië, Kanaän, Anatolië,
Cyprus, India, Kreta, Griekenland en zelfs zekere teksten uit de Bijbel
onthullen dan wel een volledig andere visie op één en ander. Want, al was
het begrip huwelijk in de vroegste geschreven geschriften al
gewoon bekend, zowel getrouwde als alleenstaande vrouwen bleven tijden
lang binnen het Tempelcomplex wonen en de oude seksuele gebruiken
van de Godin volgen. De Bijbel zelf weet te onthullen dat deze
vrouwen vrij waren om naar believen te komen en te gaan. Zowel vrouwen van
rijke en vorstelijke families als vrouwen van het gewone volk namen deel
aan die gebruiken ter ere van de Godin. Deze 'tempeldienaressen' waren
vrij om ten allen tijde te trouwen, en Strabo vertelt ons. dat zij zelfs
nog in de eerste eeuw v.Chr. als uitzonderlijk goede echtgenoten werden
beschouwd. In de vroegste historische tijden kwam de vraag of zulke
gebruiken wel eerbaar en fatsoenlijk waren nooit op, negatieve
oordelen daaromtrent werden pas veel later als een nieuwe 'zedenleer'
bedacht.
"De
Religies van de Oude Wereld rond de Middellandse Zee waren het er alle
over eens dat de processen van het voortplanten van leven als
goddelijk, of tenminste als iets wat niet vreemd of verfoeilijk voor
de godheid was, te beschouwen waren. Maar de vroege
Christelijke propagandisten, die hierin volgens de lijnen van de Hebreeën
werkten, versterkten de isolatie van God van de eenvoudige verschijnselen
van geboorte, daarmee soms een antiseksueel vooroordeel veroorzakend en
een ontbreken van overeenstemming voorbereidend tussen elk mogelijk
biologisch gezichtspunt en de dogma's van de gangbare religie, en het
moderne ethische denken heeft daar niet helemaal wel bij
gevaren."
Aldus het commentaar van de historicus L. Farnell
te Oxford in 1896. Hij was een van de weinige auteurs van die tijd, en van
het grootste deel van die van na die tijd, die kans zag op een objectieve
manier de oude religieuze opvattingen over seks te behandelen. Dit
in plaats van de zwarte letters op de bladzijde vuurrood te laten blozen
van verlegenheid en er met rechtschapen verontwaardiging commentaar op te
leveren. De tijd in aanmerking genomen mag dat dus als behoorlijk
progressief worden
beschouwd.
----------------------------------------------------------------------------------------
Met
de historische kennis waarover men inmiddels beschikt weet men nu
dat het nog iets gecompliceerder blijkt te liggen. Die in het citaat
hierboven genoemde eerste Hebreeën die vanuit het Arabisch schiereiland
kwamen als nomadisch volk kenden weliswaar het mannelijke mogelijk
al een ietwat hogere plaats toe binnen de samenleving maar zij stonden nog
niet echt zo negatief tegenover de menselijke seksualiteit als men later
aan zou nemen en zij zagen de Godheid boven hen eerder als Androgyn
dan dat zij het 't mannelijke geslacht toe zouden kennen. Zij kenden
zelfs nog vrouwelijke priesters en leiders (Debora bv., uit het Oud
Testamentische boek 'Richteren' en het apocriefe boek 'Jaser')
Deze houding zou pas veranderen gaan nadat de Hebreeuwse inwoners van
Judea meerdere generaties lang als dwangarbeiders in Babyllonië in
ballingschap hadden doorgebracht. Met een grote aversie tegenover
hun Babylonische agressor en de in dat land nog actuele religie waarin een
God en Godin naast elkaar in de tempel werden vereerd zouden zij uit
ballingschap terug gaan keren en toen pas hun verhalen op gaan schrijven
die zij voor die tijd enkel maar via mondelinge overlevering hadden weten
te bewaren. Dat zij die verhalen zouden gaan voorzien van nieuwe
zienswijzen en informatie die zij tijdens hun ballingschap hadden opgedaan
moge duidelijk zijn.
Wat betreft de eveneens in het citaat genoemde
vroege Christenen ligt één en ander ook iets gecompliceerder, zoals de
vondst van oude gnostische geschriften te Nag Hamadi en diverse brieven
van vroege kerkvaders wel duidelijk weten te maken. Zo is er een
geschrift wat men 'The great questions of Mary' noemt (veelal
vertaald als 'wetenswaardigheden over Maria', waarmee Maria Magdalena
wordt bedoeld) In dit geschrift komt ter sprake dat
Maria Magdalena door Jezus mee op een berg werd genomen waar zij op een
zekere rituele wijze één zouden zijn geworden waarna Maria de
'gnosis' ontving. De tekst laat niets te wensen over de seksuele
implicaties van dat 'ritueel'. Men mag er ergens gerust vanuit gaan dat
deze ervaring er toe zou bijdragen dat Maria later door Jezus
als de Vrouw die het Al kent' werd
beschouwd.
Dankzij de vondst van diverse, destijds tijdens het
concilie van Niceae verboden,Christelijke gnostische evangeliën wordt des
te duidelijker dat er binnen de lessen van Jezus duidelijk sprake
was van lessen aan hoger ingewijden en lager ingewijden. Maar
hierdoor zou er wel een soort tweedeling gaan ontstaan die vooral na
de kruisiging sterk waarneembaar zou
worden.
(Evangelie volgens Maria
Magdalena)
Petrus zei tegen Maria: ‘ zuster, we
weten dat de Verlosser meer van jou gehouden heeft dan van andere vrouwen.
Zeg ons de woorden van de Verlosser zoals jij je die herinnert, die
jij kent maar die wij niet kennen en die we ook nog niet hebben
gehoord’. Maria antwoordde en zei: ‘Wat voor jullie verborgen is zal
ik jullie bekendmaken’. En ze begon hun het volgende te
vertellen: ‘Ik’, zei ze,’ ik zag de Heer in een visioen; en ik zei
tegen hem:“Heer, ik zie u vandaag in een visioen”. Hij antwoordde en
sprak tot mij:“Gezegend ben je dat je niet wankelt bij mijn aanblik.Want
waar het bewustzijn is daar is de schat”. Ik vroeg aan hem:” Heer,
ziet hij, die een visioen heeft, nu met de ziel of met de geest?” De
Verlosser antwoordde en sprak:“Hij ziet noch met de ziel noch met de geest
maar met het bewustzijn, dat tussen die twee in ligt. Zo is het dat
hij een visoen waarneemt en het
is(….)
Maar Andreas
(broer van Simon-Petrus) nam het woord en zei
tegen de broeders: 'Zeg eens,wat denken jullie over wat zij heeft gezegd?
Ik voor mij geloof niet dat de verlosser dit heeft gezegd, want het is
duidelijk dat het afwijkende ideeën zijn' Petrus
nam het woord en sprak over deze zelfde dingen. Hij vroeg hen over de
verlosser: 'Zou hij werkelijk buiten ons om en niet openlijk met een vrouw
hebben gesproken? Moeten wij ons soms omkeren en naar haar luisteren?
Heeft hij aan haar de voorkeur boven ons
gegeven?'
(evangelie volgens
Philippus)
Jezus hield op een andere wijze van Maria
dan van de andere leerlingen, en hij kuste haar vaak. De overige
leerlingen zagen hoe hij van Maria hield en vroegen hem: ‘ Waarom houdt
u meer van haar dan van ons allemaal?’ De Heer antwoordde hun met de
woorden:’ Waarom houd ik niet van jullie als van haar?’ Wel, als een
blinde en iemand die kan zien samen in het donker zijn, verschillen ze
niet van elkaar. Maar als het licht wordt, zal de ziende het licht zien en
de blinde in het donker
blijven.
(evangelie volgens Maria
Magdalena)
Petrus vroeg hem : ‘ Omdat u ons alles
heeft uitgelegd, zeg ons nu nog dit: wat is de zonde van de wereld?’
De Verlosser zei:’ Zonde bestaat niet. Maar het zijn jullie die de
zonde maken, namelijk wat jullie doen wat in wezen gelijk staat aan
overspel, dat wat men de “zonde”noemt. Daarom is het goede in jullie
midden gekomen,naar het wezen van iedere natuur, om deze weer in
zijn wortel te herstellen’. Toen ging hij voort en zei:’ Daarom worden
jullie ziek en sterven jullie, omdat jullie houden van wat jullie
misleidt. Wie het vatten kan, vatte het!’ De materie gaf geboorte aan
begeerte die haar gelijke niet kent omdat zij uitgegaan is van iets
tegennatuurlijks. Zo heerst er verwarring in het hele lichaam. Daarom heb
ik jullie gezegd:”Heb goede moed”. En als jullie moedeloos zijn, vat
toch moed tegenover de verschillende vormen in de natuur. Wie oren heeft
om te horen, die hore!’
“Maria, jij begenadigde die Ik in alle
hemelse mysteriën heb ingewijd, spreek openlijk want jouw bewustzijn is
meer dan dat van je broeders gericht op het koninkrijk der
hemelen”.
(evangelie volgens
Thomas) Simon Petrus zei tegen hem:'Laat
Maria bij ons weggaan ,want vrouwen zijn het leven niet waardig'. Jezus
zei:'Zie, ik zal haar leiden zodat ik haar mannelijk maak opdat ook zij
een levende geest zal worden gelijk jullie mannen. Want iedere vrouw die
zichzelf zal vermannen zal ingaan tot het koninkrijk der
Hemelen'.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Uit al deze citaten blijkt toch wel dat de groep
rond de eerste 'paus' Petrus niet tot degenen gerekend moeten
worden die al Jezus' leringen hadden ontvangen. En dat de grootste
verbreider van dat nieuwe 'Christelijke' geloof, namelijk Paulus, ook
niets af kon hebben geweten van de geheime leringen van Jezus moge
duidelijk zijn. Al is het wel onterecht dat men de schuld van de
Christelijke vrouwvijandigheid die z'n intrede zou doen bij deze apostel
legt, want vrouwen behoorden tot Paulus' meest trouwe volgelinges.
Isidores, eveneens een zoon van een groot gnostisch leraar, Basilides,
gaat in op de uitspraak van
Paulus:
’Het is beter te
trouwen dan van begeerte te branden.’ Als, stelt Isidores ,de ziel dag en nacht moet worstelen om
haar ingetogenheid niet te verliezen, belemmert dit haar groei: ‘Hecht je
aan een strijdbare vrouw', opdat je niet van de genade Gods wordt
afgeleid. En als je het vuur door middel van de zaaduitstorting gedoofd
hebt,bid dan met een gerust geweten. Want als je dankgebed een smeekbede
wordt om vooral maar stand te houden en niet te wankelen, zonder dat het
je geestelijk verder brengt, dan kun je beter
trouwen.
Middels bovenstaande willen we dan even een beeld schetsen
van hoe zelfs het oorspronkelijke Hebreeuwse geloof en de oorspronkelijke
leerstellingen van Jezus van Nazareth niet zo’n negatieve houding
tegenover vrouwen en seksualiteit hadden als latere volgelingen ervan
wisten te maken door de eeuwen heen. Hoe zich dat scheen te ontwikkelen is
namelijk goed te volgen. Er zijn overigens in de laatste jaren
zelfs enkele sterke argumenten beschreven die de mogelijkheid aantonen dat
Jezus het plan had opgevat enkele, later door fundamentalistische
Joden ingevoerde, hervormingen ( waaronder Joshua) ongedaan te maken en
het evenwicht tussen de seksen weer te herstellen en enkele oude gebruiken
weer in ere te herstellen. Maar dan nu weer terug naar die oude
gebruiken die met seksualiteit en religieuze overtuiging te maken
hadden.
---------------------------------------------------------------------------------------
Sinds de vroegste komst der Indo-europese nomadische
stammen in Europa en het Midden-Oosten, en het stichten van hun
rijken, komen er wetten betreffende de heilige vrouwen van de
tempels, die bij de autochtone bevolking van deze gebieden altijd
aanzien hadden genoten. Deze zogeheten 'qadishtu -
wetten', met betrekking tot erfenisrechten, eigendomsrechten, recht
bij het zakendoen. en haar legale en economische verhouding tot haar
kinderen - komen voortdurend in die nieuwe wetboeken voor. Toch
schijnen de Indo-europeanen, voorzover we weten, niet openlijk tegen de
seks gebruiken zelf stelling genomen te hebben. Niets van de literatuur,
die tot nu toe ontdekt en vertaald is, geeft hier althans een aanwijzing
voor. Hoewel de steeds strenger wordende wetten betreffende de ontrouw
van getrouwde vrouwen daar wel misschien op doelden. En men kan uit de
latere literatuur wel duidelijk opmaken dat de waarde van vrouwen binnen
de samenleving behoorlijk aan het veranderen was, de Ilias en de Odyssee
van Homerus schetsen daar een tamelijk goed beeld van. Evenals dat men in
die boeken duidelijk terug kan vinden dat men 'vrouwelijke vrijheid'
en vrouwelijk priesterschap eigenlijk wel als een gevaarlijk overblijfsel
van de eerdere culturen zag die daar ooit grote macht hadden genoten
voordat de Indo-europeeërs de scepter gingen zwaaien. Ook bij
de op een zeker moment door de Levieten geleide Hebreeën in
het Midden-Oosten kunnen we die veranderingen gaan opmerken. De
Levitische wetten van de Israëlieten eisten, volgens henzelf sinds de tijd
van Mozes maar sowieso nadat de Babylonische ex-ballingen waren
teruggekeerd, van alle vrouwen, maagdelijkheid tot aan het huwelijk
onder bedreiging van dood door steniging of verbranding. En,
eenmaal getrouwd, verlangde men van de kant der vrouwen altijd
volstrekte trouw aan haar echtgenoot, eveneens onder bedreiging met de
dood. Misschien toont de doodstraf voor een - getrouwde of
verloofde vrouw die verkracht was, wel het duidelijkst hoezeer de Levieten
er op stonden te weten wie de vader was. Want daarom ging het vooral
binnen deze cultuur van ex-nomaden, de man was binnen het gezinsleven het
belangrijkst en verlangde dat alle kinderen nazaten van hem alleen waren
en naar hem werden vernoemd.(patrineaal) Deelname aan de gewijde
seks-gebruiken in de tempels zou natuurlijk volledig in strijd met deze
nieuwe wetten zijn geweest. We zien de Levitische priesters en
profeten dan ook herhaaldelijk de seks-praktijken van de tempel
veroordelen, Indien vrouwen als qadishtu, heilige vrouwen van
de Godin, met verscheidene mannen gemeenschap hadden in plaats
van één echtgenoot trouw te zijn, zou het de vraag zijn wie de vader was
van de kinderen die deze vrouwen kregen en dat kwam dan in conflict met
het geforceerd ingevoerde gebruik alle kinderen naar de vader-echtgenoot
te noemen. Soemerische en Babylonische documenten onthullen daarentegen
dat deze 'tempeldienaressen' in de desbetreffende samenleving, door
hun band met het tempel complex land en andere eigendommen bezaten en bij
uitgebreide zakelijke activiteiten betrokken waren. Verscheidene berichten
vermelden dat zij vaak tot rijke families hoorden en de algemene achting
genoten Volgens de oorspronkelijke oude verwantschaps-gebruiken van de
eerdere Godinne-religie zouden kinderen van deze
qadishtu juist de namen, titels en eigendommen van hun
moeders geërfd hebben en die matrilineale afstamming zou zijn
hlijven bestaan als de sociale structuur die de gemeenschap eigen
was. Dochters werden soms zelf qadishtu. Dat deze gebruiken
ondanks felle tegenstand toch nog lang zouden blijven bestaan wordt
bewezen door een inscriptie uit Tralles in West-Anatolië, die daar in 200
n.Chr. (!!) werd ingegrift door een vrouw genaamd Aurelia
Aemilias. Zij verkondigde trots dat zij in de tempel had gediend
door aan de seks-gebruiken deel te nemen. net als haar moeder en al haar
vrouwelijke voorouders voor haar.
De heilige seks-gebruiken van die
meer op het vrouwelijke georiënteerde religie bieden ons zo de kennelijk
bestaande banden tussen de verering van de Goddelijke Voormoeder zoals die
bekend was in Soemerië. Babylonië, Anatolië, Kreta, Griekenland.
Carthago. Sicilië. Cyprus, India en zelfs in Kanaan. Vrouwen die in de
tempels ritueel de liefde bedreven, werden in hun eigen taal
'heilige vrouwen' genoemd, 'de onbezoedelden'. Hun
Akkadische naam 'qadishtu' wordt letterlijk vertaald als 'gewijde
vrouwen' of 'heilige vrouwen'. In de meeste academische studies
veel later over deze gebruiken zou men doorgaans spreken over
prostitutie of 'tempel-prostitutie'. Het hiermee gelijk een zeker
moreel stempel gevend wat geheel passend leek in de tijd, en met de
culturele sociale religieuze zienswijzen van die tijd, waarin het werd
geschreven. Professor Albright. die de hoge idealen van de Israëlieten
bewonderde, schrijft:
Gewijde prostitutie
was klaarblijkelijk een vrijwel onveranderlijk begeleidend verschijnsel
hij de cultus van de Foenicische en Syrische godin, wat haar persoonlijke
naam ook was, zoals we uit vele toespelingen in de klassieke
literatuur, vooral van Herodotus. Strabo en Lucianus weten. Als
gewijde prostituée werd de godin, vreemd genoeg van ons gezichtpunt uit
gezien, 'de Heilige' genoemd... de praktijk was hecht geworteld onder de
Kanaanitische inheemse bevolking van Palestina en werd voortdurend
weer ingevoerd vanuit de landen die Israël omringden als een 'heel heilige
gewoonte', om de woorden van Lucianus aan te halen, als hij dezelfde
praktijk in Hierapolis in Syrië, ongeveer duizend jaar na Asa.
beschrijft.
Wat minder antagonistisch schrijft Professor
James:
'Dit kwam voort uit de praktijk van
rituele prostitutie in verband mei de Israëlitische heiligdommen in
Shiloh, die Amos veroordeelde... Zoals Hosea overduidelijk maakt, gingen
deze priesteressen voort hun functies met onverminderde ijver uit te
oefenen in zijn dagen (750-735 v.Chr ), ondanks de pogingen van Amos en
andere hervormers, als Asa, om ze uit te bannen.'
Maar
behalve deze beschrijvingen van tijdgenoten over de seksgewoonten, hebhen
archeologen ook berichten over de heilige vrouwen gevonden in de vroegste
geschreven documenten uit Soemerië. De legende van Inanna en Enki noemde
die heilige gebruiken juist als een van de gaven die Inanna schonk
om het volk van Erech de beschaving te brengen. De Koningin van de
Hemel werd met de grootste eerbied vereerd door de gewijde vrouwen, die op
hun beurt dan Haar speciale bescherming genoten. In Erech heetten de
vrouwen van de tempel 'nu-gig'. de zuiveren of vlekkelozen.
Een
interessant Soemerisch fragment noemde ook nog de naam van Lilith, die
beschreven wordt als een jong meisje, als de 'hand van Inanna'. Op dit
oude tablet lezen we dat Lilith door Inanna werd uitgezonden om de mannen
van de straat bijeen te brengen, om ze naar de tempel te brengen.
Dezelfde naam Lilith kwam later in de mythologie van net
teruggekeerde joodse ex-ballingen voor als de eerste vrouw van Adam, die
weigerde zich seksueel aan hem te onderwerpen; en later zelfs als de naam
van de duivelin die rond waarde, wachtend tot ze vermorst sperma vond.
waaruit ze haar eigen 'onwettige duivels-kinderen' maakte.
Deze
beide verhalen kunnen zich best ontwikkeld hebhen als reactie op de
oorspronkelijke Lilith. die zo nauw in verband gebracht werd met de
oude seks-gebruiken van de verering van de Godin, en een poging hebben
betroffen de bevolking duidelijk te maken hoe fout die vrouwelijke
vrijheid in hun ogen was..
ln de achttiende eeuw v.Chr, begon in
Babylonië de Akkadische naam Ishtar de Soemerische naam Inanna te
vervangen. Eén tablet noemde Erech, waar de verering van Ishtar tenslotte
die van Inanna verdrong, als de stad van ‘courtisanes en
prostituees’(een uit onze tijd stammende vertaling van de woorden). Dit
zelfde tablet maakte melding van priesteressen die de liefde bedreven
met vreemdelingen, bewerend dat zij incarnaties van de heilige geest
waren De vrouwen van Ishtar stonden dus met het Akkadische woord
‘qadishtu’ bekend, terwijl zij in de belangrijke tempel in Babylon
‘Ishtaritu’ heetten, wat eenvoudig ‘vrouwen van Ishtar’
betekent. Dit alles ter onderscheiding tot de ‘Harimtu’ die
wel gewoon prostituees waren die hun gunsten tegen betaling
aanboden. Overblijfselen van deze vroegere seks-gewoonten werden door
Herodotus beschreven, die vermeldde dat in zijn tijd. omstreeks 450
v.Chr.. de Babylonische vrouwen slechts eenmaal in haar leven met een
vreemdeling de liefde bedreven, als haar eerste seks-ervaring, en later
trouwden en van die tijd af alleen met haar echtgenoten seks
hadden.
Strabo, die kort voor Christus' geboorte in Anatolië
geboren werd, berichtte dat de seksuele gebruiken bij de verering van de
Godin in die tijd in veel streken van Anatolië werden gevolgd. Dit
gebeurde in naam van hetzij Cybele of Anaitis. Hij beschreef dat deze
gebruiken ook in Comana en Lydië een integraal aspect waren van de
eredienst, hetgeen die eerder genoemde inscriptie uit Tralles in
Lydië beslist ondersteunt. Hij schreef dat hij er op zijn reizen getuige
van was geweest, dat de kinderen, die op die manier geboren werden,
als wettig en achtenswaardig beschouwd werden en eenvoudig de naam en de
sociale status van de moeder kregen. Hij voegde hieraan toe, dat de naam
en titel daarna met trots in alle officiële inscripties werden
gebruikt en gaf als commentaar, dat in Anatolië in zijn
tijd 'de ongehuwde moeder vereerd schijnt te worden.'
Als men
dan weet dat van de Italiaanse Etrusken ( de pré-Romeinse beschaving
aldaar) beweerd zou worden dat deze hun beschaving te danken hadden aan
Lydiërs die zich op het Italiaanse schiereiland hadden gevestigd dan
begrijpt men gelijk waarom de Etruskische vrouwen erom bekend hadden
gestaan grote vrijheid te hebben, recht om bezit te hebben en te erven, en
waarom Godinnen daar een belangrijke plaats in hun goden-pantheon
bekleedden. En men begrijpt dan ook waarom, volgens de verhalen van
Homeros,de vrouwen van Troje met grotere eerbied werden behandeld dan die
van de Myceense Grieken onder koning Agamemnon.
Toch dienden er
nog gewijde vrouwen in de tempel van Aphrodite in Corinthe tijdens
de zogeheten Griekse klassieke periode, waaruit blijkt dat men toch als
vanzelf oude gebruiken van de vroegere inwoners in deze regio over begon
te nemen. Dat vooral de vrouwelijke helft van de bevolking daar een flink
steentje aan bij heeft gedragen is iets wat men toch wel aan mag nemen.
Lucianus besprak later de gebruiken van zijn tijd, 150 n.Chr. Hij
legde uit dat de vrouwen in die tijd enkel maar met vreemdelingen de
liefde bedreven op de feestdag van Adonis. En toen de verering van de
Egyptische Isis naar Rome werd gebracht, volgden de gewijde vrouwen daar
de oude seks-gewoonten, in de tempel van Isis. Waaruit blijkt dat het
oude, mogelijk Etruskische, erfgoed nog leefde onder
vrouwen.
Er zijn geen berichten in deze tijd bekend die de indruk
geven dat de vrouwen in het oude Egypte de seks-gebruiken volgden, maar in
één passage van de hervormer-priester Ezechiël beschuldigde hij een groep
vrouwen van de Joden woedend van losbandigheid en ontucht, waarbij
hij er nadrukkelijk op wees dat zij hun 'slechte' seks-manieren van
de Egyptenaren hadden geleerd. In één passage waarschuwde hij: 'Ik zal
een eind maken aan uw ontucht en hoererij, die gij uit het land Egypte
hebt meegebracht.' En in zijn allegorisch verhaal van de twee jonge
meisjes, die de twee verschillende Hebreeuwse naties , Juda en Israël,
symboliseren, klaagde hij dat de meisjes nu slechte en gevallen vrouwen
waren omdat zij seksueel zo vrij waren geweest in Egypte.
De
verering van de Godin onder namen als Ashtoreth (Astarte) was wijd
verbreid over het Middellandse Zee gebied, Kanaanieten uit Tyrus en Sidon
(Foeniciërs) stichtten de tempels van Ashtoreth te Carthago. Eryx op
Sicilië en diverse plaatsen op Cyprus. In elk van deze plaatsen
volgde men de gewijde seks-gebruiken. Farnell verklaarde veel van de
overeenkomstigheden in hei Middellandse zeegebied. terwijl Sozomenos de
seks-gebruiken vermeldde in de tempel van Ashtoreth te Aphaca en Baalbec,
in de streek die nu Libanon heet. In de religie van Ashtoreth
bleven vrouwen, net als in de verering van de Godin elders in het Nabije
en Midden-Oosten, de heilige seksgebruiken volgen, De Bijbel verhaalt, dat
'qadishtu' in Jerusalem sluiers en kleding weefden voor de asherim
(beelden van de Godin Asherah) in wat pater Roland de Vaux als het 'huis
van de heilige prostituees' aanduidde. Ook deze pater, die nauw
betrokken zou zijn bij de vertaling van de in 1948 gevonden Dode
Zeerollen, bevestigde dat de seksgebruiken heel typerend waren voor
de Kanaanitische tempels en dat de vrouwen van Israël deze praktijk
volgden, ondanks de scherpe veroordeling van de kant van de leiders
der Joden.
Om een volledig begrip te krijgen van het verzet
van de orthodoze jood tegen deze gewoonte, is het van het grootste belang
zich te realiseren. dat de heilige vrouwen schijnbaar gewoon voortgingen
dus de vrouwelijke godheid op de oude seksuele manier te dienen - zelfs in
het land Juda waaraan de Joden hun naam te danken hadden. De seksgebruiken
waren als een aspect van de religieuze eredienst in de tempel van
Jeruzalem gebleven, de tempel die voor Jahwe was opgeëist, dezelfde
plaats waar de vrouwen ooit geweeklaagd hadden om de god
Tammuz. Professor James schreef, evenals diverse andere geleerden, over
de verering van Ashtoreth die zij aan zij met die van Jahwe in Jerusalem
bestond. James beschrijft de seksgebruiken in Jeruzalem en in de
tempel van de Joden te Shiloh. In het Oud-Testamentische boek
Hosea kan men lezen dat een vrouw die Gomer heette (Hosea's vrouw)
de vrijheid had om te trouwen, kinderen groot te brengen maar
desalniettemin ook nog voort te gaan om met andere mannen in de
tempel gemeenschap te hebben, hier schijnbaar zo naar uitkijken dat zij
zich met al haar opschik zorgvuldig tooide! Dus
zelfs in deze bijbelse berichten, kennelijk geschreven om haar daden juist
neer te halen en te verlagen, onthulde de beschrijving dat zij deel nam
aan de .seks-gebruiken uit eigen vrije wil en dat zij die niet als een
verplichting of dwang zag, maar eerder als prettige voorvallen beschouwde
waar zij naar uitkeek. Deze .situatie was kennelijk niet aanvaardbaar
voor de mannen die het patrilineale systeem van de joden aanhingen, zoals
Hosea, maar het omhult gelijk dat dit voor degenen die tot andere
religieuze systemen behoorden, heel typerend gedrag was. Gedurende
duizenden jaren waren deze seksgebruiken aanvaard geweest als iets
natuurlijks onder de mensen in het Nabije en Midden Oosten. Zij hebben
misschien matrilineale afstammings-patronen de kans gegeven en deze
misschien aangemoedigd om te blijven bestaan, en een
vrouwe-verwantschapssysteem de kans proberen te geven te laten voortleven.
Onlosmakelijk verbonden met de praktijk zelf van de seksgebruiken
was het feit, dat men zich er niet om bekommerde wie de vader van de
kinderen was - en slechts met een zeker kennen van vaderschap kan een
patrilineaal systeem gehandhaafd blijven. Ik (Merlin Stone) spreek de
veronderstelling uit, dat in een poging om de kennis van het
vaderschap zeker te stellen, hetgeen dan patrilineale gewoonten
mogelijk zou maken, deze oude seksgewoonten tenslotte voor slecht en
verderfelijk werden uitgemaakt en dat hiertoe de Levitische priesters het
begrip seksuele 'zedenleer' bedachten: voorechtelijke maagdelijkheid voor
vrouwen, huwelijkstrouw vooral voor vrouwen, met andere woorden
volstrekte zekerheid over het vaderschap door volledige controle
daaromtrent. Iemands standpunt bepaalt klaarblijkelijk wat hij ziet.
Vanuit het gezichtspunt van degenen die de religie van de Godin volgden,
leefden zij eenvoudig volgens de van oudsher geldende gewoonten. Vanuit
het standpunt van de binnenvallende stammen der joodse Hebreeën, moest de
oudere godsdienst nu als een slechte, sensuele, beschamende,
onterende, zondige en laag bij de grondse vruchtbaarheidscultus
beschouwd worden. Maar mogen we de verdenking koesteren dat onder dit
morele standpunt een politieke manoeuvre verborgen lag? Eentje die uit was
op macht over land en bezittingen, die voor hen alleen toegankelijk waren
als het patrilineale systeem werd ingesteld, misschien een systeem dat zij
allang kenden in de noordelijke landen waar de Indo-europese stammen vaste
voet aan de grond hadden gekregen? Was het misschien om deze reden dat de
Levitische wetten bepaalden, dat alle activiteiten van vrouwen op het
gebied van seks, die niet binnen de grenzen van het huwelijksbed plaats
vonden, als zondig, d.w.z. als in strijd met de bevelen van Jahweh
beschouwd moesten worden? Volgens de Bijbel werden deze wetten voor
het eerst ten tijde van Mozes ingesteld, kort voordat de stammen van de
Hebreeen Kanaan binnenvielen. Onderzoek heeft inmiddels echter
wel aangetoond dat dit in werkelijkheid pas het geval zou zijn met
de terugkomst in het ‘Heilige land’ van de Babylonische
ex-ballingen. De territoriale en sociale confrontaties vonden zij aan
zij plaats. Het was een lange en onverkwikkelijke strijd, die begon bij de
komst van de Hebreeën in Kanaän en tot ver in de Romeinse en vroeg
Christelijke tijden doorging, terwijl veel ervan notabene in
de Bijbel zelf werd vermeld.
Om de draagwijdte van dit
anti-seks standpunt van de Joden, en de poging van de Levitische
priesters om het seksuele gedrag en de opvattingen van de vrouwen van hun
bevolking te veranderen, volledig te begrijpen zouden we moeten
onderzoeken hoezeer de religie van de Godin van directe invloed was op het
volk van de Hebreeën. Waren de gebruiken van de Godinne-religie een zelden
voorkomende afwijking, die men slechts nu en dan tegenkwam, of was de
religie. ondanks de aanvallen van de Indo-europeanen en Joodse Levieten.
nog een hoofdfaktor in het leven van vele mensen die in Kanaan
woonden? Hoewel zij diep onder het zand van wat eens Kanaän was
begraven lagen, zijn beelden van de vrouwelijke godheid voortdurend in
archeologische opgravingen aan het licht gebracht. Deze beeltenissen
van de Godin, sommige van wel 7000 v.Chr., leggen in stilte getuigenis af
van de heel oude verering van de Koningin van de Hemel in het land dat men
zich heden ten dage meestal als de geboorteplaats van zowel Jodendom als
Christendom herinnert.
Yigael Yadin. Professor in de Archeologie
aan de Hebreeuwse Universiteit te Jeruzalem en Directeur van het
instituut voor Archeologie aldaar, publiceerde ooit zijn verslag van de
opgraving van de .stad Hazor in het bijbelse Kanaän. Enigszins ontwijkend
beschrijft hij wat op de verering van de Godin aldaar wijst als
volgt:
Ofschoon
de officiële
religie van Noord-Israël die van Jahweh - de god van Israël - was, weten we zowel uit bijbelse verzen als uit archeologische ontdekkingen, dat de cultus van Baal en Astarte
de plaatselijke bevolking slerk beïnvloedde in de vorm van
volks- of populair geloof, als het ware als een dubbele verzekering. Wij ontdekten inderdaad heel »at
klei-figuurtjes die Astarte,
de vruchtbaarheidsgodin
voorstelden, en van wat de heilige prostituées genoemd mogen worden, die met de Baal- en
Astarte-kultus verbonden
waren.

De Late Bronstijd in Kanaan (ongeveer 1500-1300 v.Chr.) besprekend, vertelt Professor Albright ons:
Eén
van
de meest algemeen voorkomende
klassen van religieuze voorwerpen die in de Late Bronslagen gevonden werden, bestaat uit de zogenaamde 'Astarte’plaketten. Dit zijn aardewerk plaketten, gewoonlijk ovaal van
vorm. waarop, (van
een aardewerken of metalen mal)
een figuur was ingedrukt van de naakte godin Asherah, en face met haar armen
geheven, leliestengels of slangen in haar handen vasthoudend. Het hoofd
van de godin is gesierd met twee lange spiraalvormige krullen, identiek aan de krullen van de Egyptische Hathor, Deze
plaketten werden ontleend aan Mesopotamië, waar zij een lange prehistorie hebben in
het Vroege Bronstijdperk
(ongeveer
3200-2100 v.Chr.).
Kathleen Kenyon, voormalig Directrice van de British School
of Archeology in Jeruzalem schrijft over: . . . de Astarte plaketten die het
meest voorkomende cultus object vormen op alle plaatsen in die periode
(Laat Bronstijdperk). Dat zulke plaketten. met hun associatie met de
Phoenicische religie, worden gevonden, kan echter niet als een teken
worden beschouwd dat een bepaalde plaats nog niet onder Israëlitische
heerschappij gekomen was, want Tell Beit Mersim zelf geeft een duidelijke
aanwijzing dat zulke plaketten of dergelijke figuurtjes helemaal tot aan
de 7e eeuw v Chr. voorkwamen. De aanklachten van de profeten tonen
duidelijk genoeg aan, dat het Jahweïsme voortdurend te kampen had met de
oude religie van het
land.
------------------------------------------------------------------ Merlin
Stone heeft het in haar stuk dan nog hoofdzakelijk over de Kanaänitische,
en dus Phoenicische (twee namen in twee verschillende talen voor één en
hetzelfde volk), religie, onderzoek onzerzijds heeft inmiddels ook reeds
aan weten te tonen dat de kustbewoners van het land van Kanaän, de
Filistijnen, mogelijk een behoorlijke invloed hadden op de religieuze
overtuigingen en gebruiken van de inwoners van dit land. Als
afstammelingen van de zeevolken ('peleset' in het oude Egyptisch) waren
zij afkomstig van Kreta en hadden zij hun vaardigheden op zeevaartgebied
alsmede hun religieuze overtuigingen en kennis overgedragen op de in het
'Heilige Land' wonende volken.
-------------------------------------------------------------------
De
invloed en het belang van de eredienst van de Godin onderzoekend in
Kanaan in bijbelse tijden, vinden we dat Zij als Ashtoreth. Asherah,
Astarte. Attoret, Anath
of eenvoudigweg Elat of Baalat (die beiden ‘Herin’, ‘Vrouwe’
of Godin betekenen) de voornaamste godheid was van de grotere
Kanaanitische steden zoals Tyrus. Sidon, Ascalon, Beth Anath, Aphaca,
Byblos en Ashtoreth Karnaim. In 1894 vermoedde Robertson Smith dat
Astarte tegen de bijbelse tijd al de minder belangrijke vrouw van Baäl
geworden was, maar we lezen desondanks inscripties tot de Godin in Kanaan
gericht als 'Hemelse Heerseres', 'Meesteres van het Koningschap',
'Moeder van alle Godheden'. Zij wordt zeker in verband gebracht met
Baal, of een Baal, of vele Baalim, maar bij nauwkeurige waarneming
bevinden we, dat het ritueel en de vorm van de religieuze praktijken die
van de oude Godinne-religie zijn. Volgens Professor Seton Lloyd hield
het woord baal, dat gewoonlijk als 'heer' wordt vertaald, oorspronkelijk
meer een tijdelijke positie of tijdelijk eigendomsrecht van bezit in. Het
is misschien ongeveer net zoals het Indo-Europese woord pati gebruikt, dat
ook als heer, eigenaar, meester en echtgenoot werd gebruikt, en het kan.
zelfs verband houden met het Sanskrit woord 'bala', wat dus de culturele
connectie met India nog eens onderstreept.
In de legenden uit
Ugarith in Noord-Kanaan vroeg Baal van de Berg Saphon aan de Godin, daar
Anath geheten, hem te helpen een tempel te bemachtigen toen hij er geen
had. In dezelfde legenden uit de veertiende eeuw v.Chr. doodde Anath
met gemak de vijand die machtig genoeg was geweest om Baal eerst schrik
aan te jagen en vervolgens te doden. Hoewel de naam Baal misschien
eeuwen daarvoor als de Stormgod van de Berg Saphon door de
Hurrieten in Ugarit was ingevoerd, werd de naam ten tijde van het
schrijven van deze legenden ook geïdentificeerd met de gemaal
van de Godin; en in Ugarit speelde Baal de dubbele rol van stormgod van de
berg Saphon en de stervende gemaal, net als Dumuzi, Tammuz, Attis, Osiris
en Adonis, Bij zijn dood. zo wordt ons verteld, was Anaths smart om hem
als die van een koe om haar kalf. Er werd vermeld dat zelfs Thor-El,
een oudere mannelijke godheid, die door sommige schrijvers als het hoofd
van de godheden in Ugarit wordt beschreven, zich in het binnenste
heiligdom van zijn acht kamers verborg, trillend van vrees, bij de
nadering van de machtige Anath. In dezelfde teksten stond Anath bekend als
'Meesteres van het Koningschap. Meesteres van de Heerschappij. Meesteres
van de Hoge Hemelen.' In het licht van deze tabletten uit Noord-Kanaan kan
men nauwelijks verdedigen dat welke van deze mannelijke godheden ook als
almachtig of allesbeheersend werd afgeschilderd, tenzij men beslist
wil aannemen dat alle mannelijke godheden dit altijd zijn. Hoewel deze
conclusie door de meeste schrijvers niet wordt uitgesproken, komt de Godin
Anath uit deze Kanaänitische legenden als de godheid met de grootste
dapperheid en sterkte naar voren.
In zijn Dictionary of the Bible
uit 1900 bevestigde J. Hastings dat Ashtoreth de hoogste was, en zei van
Haar: 'Deze Godin was de oppergodheid van de Semieten in hun
primitieve matriarchale organisatie-stadium. Zij was analoog aan de
menselijke matriarch. vrij in haar liefde, de vruchtbare moeder van de
stam en de leider daarvan in vrede en oorlog.' Op de bladzijden van het
Oude Testament verschijnt Ashtoreth, de naam die het meest werd gebruikt
in Zuid-Kanaan, zelden alleen. Dit betreft dus de regio waar het
grootste deel van het, eveneens van Semitische herkomst, volk van de
Hebreeën zich gevestigd had. Ashtoreths naam werd vrijwel altijd
samen met die van Baal genoemd, net als vele van de slange-demonen van de
Indo-Europese legenden, die zonen of echtgenoten van de Godin waren. Soms
wordt de religie zelfs als Baalisme betiteld. En ergens zijn Baäl en de
latere Jahweh wel als één en dezelfde te
beschouwen, beider namen betekent zoveel als 'grote baas' en ergens mag
men aannemen dat beiden oorspronkelijk androgyn
waren.
=====================================================
Bovenstaand overzicht van
religieuze en maatschappelijke ontwikkelingen geeft ons dan een
beetje een idee hoe er een herwaardering plaatsvond van de plaats der
sekse's binnen de samenlevingen van die tijd en in die regio. En
tevens wat voor een invloed dit zou gaan hebben op de seksualiteit en de
religieuze overtuigingen die altijd onlosmakelijk met elkaar verbonden
waren geweest. Eerst in positieve en later in negatieve zin. Is
hierboven nog hoofdzakelijk Soemerië, het land tussen de Eufraat en de
Tigris in het huidige Irak, beschreven en de ontwikkelingen wat meer
westwaarts namelijk Israël, laten we nu eens gaan kijken naar wat voor
invloed één en ander oostelijk van die landen zou hebben. Namelijk India,
waar de Induscultuur ooit zijn hoogtijdagen zou hebben. Het land wat
een rol speelt in die levensbeschouwelijke overtuiging waar we dit verhaal
mee begonnen
waren.
------------------------------------------------------------------
Sacrale seksualiteit in
India
Het lijkt erop dat overal waar in
de oudheid tempels en priesters waren, ook prostitutie voorkwam. We hoeven
voor die associatie geen cynische motieven te zoeken want seksualiteit en
religie waren, zoals we reeds hebben gezien, sinds mensenheugenis nauw aan
elkaar verwant, lang voordat er tempels werden gebouwd en priesters
aangewezen als boodschappers van het Goddelijke.
Ook in
India treffen we tempels aan die onderdak verlenen aan heilige
prostituees. Hier droegen zij de kleurrijke Sanskriet benaming deva-dasi,
dat zoveel als 'slaaf van een god' betekent - een deva is overigens
wel een bovennatuurlijk wezen. 'Prostitutie', om deze onvriendelijke
term dan toch maar even te gebruiken bij gebrek aan een betere
benaming, in India gaat terug tot de periode van de
Indus-beschaving. Een bekend bronzen beeldje, het 'Dansende Meisje', lijkt
zo'n prostituee uit te beelden. Ze is naakt, haar vagina is duidelijk
zichtbaar en ze staat er uitdagend bij.

Het staat
vrijwel vast dat deze prostituees banden hadden met de grote tempels in de
steden van Mohenjo Daro en Harappa, waar de Godin werd
vereerd.

De ondergang
van de Indus-beschaving, waarschijnlijk als gevolg van aardbevingen,
overstromingen, klimatologische veranderingen en vijandelijke
invasies, luidde het einde in van de grote tempels in het noorden van
India. Maar de vernietiging van monumenten en gebouwen betekende niet de
ondergang van de religieuze traditie die verantwoordelijk was voor de
bouw ervan. Zo is er een opmerkelijke continuïteit russen de oude
Indus-beschaving en de moderne hindoeïstische symboliek, overtuigingen en
gebruiken. De inheemse Indische culturen bleken buitengewoon
hardnekkig en wisten in de loop van de eeuwen zelfs de religie te
hervormen van de Indo-europese, arische (vedische), volken die, naar men
aanneemt, in het tweede millennium voor Chr, het schiereiland
binnenvielen.
Zo zien we dat halverwege het eerste millennium
voor Chr. de brahmanen tempels bouwden en daarmee vermoedelijk
bijdroegen aan de wederopleving van het archaïsche gebruik van de
tempelprostitutie. De traditie van de deva-dasi's bloeide tot in de
twintigste eeuw. In 1950 werd deze aloude gewoonte door de wetgevers van
India pas afgeschaft. De regering nam de verantwoordelijkheid op zich voor
de voortzetting van de klassieke erfenis van muziek en dans in Zuid-India,
die tot dat moment puur het voorrecht van de tempelprostituees was
geweest. Toen de instelling van de tempelprostitutie op die manier werd
vernietigd zochten vele 'deva-dasi 's ' hun toevlucht echter in gewone
bordelen. Prostitutie is in India nooit onwettig gemaakt.
Het
volgende is een verzonnen verhaal over de ceremoniële dienst van een
deva-dasi, in de bloeiperiode van de Hindoe-cultuur, gesitueerd in het
zuiden van India in de zesde eeuw na Chr.. Vooral in het zuiden zouden
namelijk de oude gebruiken van de Induscultuur nog lang vrijwel onvervormd
stand weten te houden. En vrouwen zouden hier altijd een groter aanzien
blijven houden dan meer naar het noorden van India, wat in de loop der
eeuwen steeds meer overspoeld zou raken door horden nomadische
patriarchaal georiënteerde stammen. Na de Indo-Europese Ariërs zouden
uiteindelijk ook Arabieren deze gebieden onder controle gaan krijgen, en
met hen de Islam.
In het zuiden waren er echter nog allerlei
tekenen te vinden die wezen op het voorrecht vrouwelijk te
zijn.

Maar dan nu het verhaal van een deva-dasi
...
----------------------------------------------------------------------------------
Het
verhaal van Soenita
Soenita, telg
uit een koopmansgeslacht, was al vroeg wees geworden. Tot haar twaalfde
jaar had een vriendelijke oom voor haar gezorgd. Maar zoals zovelen had
hij één grote ondeugd: het dobbelspel. Op een gegeven moment verspeelde
hij zijn hele fortuin. Berooid en door iedereen gemeden kon hij niet
langer voor zijn naaste familie zorgen, laat staan voor zijn jonge nichtje
Soenita. Hij voelde zich aan zijn gestorven broer verplicht Soenita
niet aan haar lot en een leven op straat over te laten en bracht haar
daarom naar de priester van de plaatselijke tempel. Soenita's leven zou
worden gewijd aan de godin Oema, de hemelse gezellin van Sjiva. De
opperpriester was een vriendelijke man en toen hij zag dat Soenita over
spirituele talenten beschikte nam hij haar op en zette haar opvoeding
voort. Ze was een intelligent kind, in staat tot diepe gelovigheid, en
paste zich snel aan haar nieuwe omstandigheden aan. Zo bracht zij daar
jaren door terwijl zij de tempelkunsten leerde en groeide intussen op tot
een mooie jonge vrouw. Ze werd een toegewijd volgeling van de Godin
en de opperpriester was tevreden over haar. Toen stierf de oude
priester en al snel zag zijn opvolger niet alleen Soenita's natuurlijke
schoonheid en charme maar ook haar economisch potentieel. Hij bracht
het meisje naar de chaperonne van de deva-dasï's, en vanaf dat moment werd
Soenita voorbereid op een bestaan als tempelprostituée. Ze kwam tot de
overtuiging dat de Godin en haar tempel op die manier te dienen het meest
nobele was dat een meisje kon doen. En al meteen was haar onderricht in de
kunst van het minnen begonnen. Ze kende elke regel uit de Kama-Soetra van
Meester Vatsyayana uit haar hoofd en was goed op de hoogte van de
verschillende vormen van kussen en de houdingen van het vrijen. Ze had
leren dansen en zingen en bespeelde verschillende muziekinstrumenten, maar
kon ook mooi tekenen lezen en bezweringen uitspreken. Toen zij 16
jaar was, maar nog wel maagd, wist Soenita al meer over het bedrijven van
de liefde dan de meeste volwassen vrouwen. Na enkele jaren brak toen de
dag aan waarop Soenita haar eerste Oema-vereerder zou dienen. Op grond van
haar uitzonderlijke schoonheid en haar voortreffelijke gedrag was zij
uitgekozen om de plaatselijke heerser te zegenen met de gunst van de
Godin. Hoewel zij de man nooit had gezien voelde ze geen angst voor hem
noch enige verlegenheid over de dingen die komen gingen. De Godin was met
haar. Ze voelde zich zelfs zeker dat, wanneer het moment daar was, de
Godin zelf haar lichaam in een sierlijke beweging zou brengen, haar de
juiste woorden in de mond zou leggen en haar bezoeker op alle manieren in
verrukking zou kunnen brengen die zij had geleerd, Haar enige verlangen
was de Godin te behagen door haar bezoeker te behagen - die immers Oema's
gemaal in menselijke gedaante was, Bij het vallen van de avond werd de
rajah haar kleine kamer op het tempelterrein binnengebracht. Hij was een
lange, knappe man. halverwege de dertig, en in fraaie kleren en sieraden
gehuld. Hij kwam op een haast raadselachtige manier overeen met het beeld
dat Soenita zich had gevormd van de god Sjiva, neergedaald op de aarde.
In stilte riep Soenita de godin aan en begon toen haar bekoorlijke
dans van gebaren en woorden om een zinnelijke magische betovering
over de rajah te leggen.
Haar
koninklijke bezoeker maakte het zich gemakkelijk op een groot kussen, en
bleef haar zwijgend aanstaren. Soenita bediende hem alsof hij de
vleesgeworden Sjiva was en serveerde hem zoetigheden en thee. Ze danste en
speelde de sitar voor hem terwijl ze een traditioneel lied zong ter ere
van de Godin, Ze hoopte dat hij ingenomen was met haar diensten, en een
zweem van ongerustheid beving haar hart, maar ze verborg haar
gevoelens voor hem zorgvuldig. Weer riep ze stil de Godin aan om haar bij
te staan. De lucht in de ruimte was zwaar van wierook. Een rij kaarsen
voor het kleine altaar wierp over alles een gouden schijnsel. Het geluid
van Soemta's sitar hing nog m de lucht. Toen brak het moment van de
heilige vereniging aan. Soenita nam de rajah zacht bij de hand en leidde
hem naar de divan. Hij volgde haar bereidwillig en ademde haar geurig
parfum in. Hij had nog steeds geen woord gezegd. Toen zij zich op
ingenieuze wijze van haar kleren had ontdaan, op een ragdun kleed na dat
meer onthulde dan verborg van haar jeugdige, bevallige figuur, begon zij
hem voorzichtig uit te kleden terwijl hij instemmend knikte. Er brandde nu
een vreemd vuur in zijn ogen. Kama, de god van de begeerte, was hem
binnengegaan. Nu kon zij verdergaan met het liefdesspel van de Godin die
ze zo sterk in al haar ledematen voelde. Ze voelde haar eigen bereidheid
en koerende geluiden ontsnapten aan haar lippen. Zodra ze zich bij hem
had gelegd op de divan pakte de rajah haar liefdevol bij haar schouders en
duwde haar zachtjes neer. Terwijl hij haar omarmde besteeg hij haar zonder
enige plichtpleging. Ze voelde even een doordringende pijn toen hij zijn
lid diep in haar
stootte.

.
-------------------------------------------------------------------
Ze schreeuwde het uit. Door een waas van tranen kon ze zien
dat hij verontrust naar haar keek. Het was een bezorgde blik. Ze was
gewaarschuwd voor mannen die genot en pijn met elkaar verwarden en wier
seksuele hartstocht geen enkele ruimte het voor het Goddelijke lieten, die
verwrongen genoeg waren om te denken dat ze de Godin konden veroveren en
bezitten. Ze was de Grote Moeder dankbaar dat Zij haar niet op de
proef had gesteld door haar een dergelijke man te sturen om haar te
ontmaagden, De rajah, die om zijn verfijnde manieren bekend stond, had
dit meisje graag willen ontmoeten. Zijn eigen vrouwen en courtisanes
zouden hem nooit kunnen geven wat deze Tempelmaagd hem te bieden
had. Want zij was opgeleid om hem naar een transcendente werkelijkheid te
voeren terwijl zijn eigen vrouwen hem altijd aan het aardse waren blijven
herinneren, zelfs in de slaapkamer. Soenita onderging zijn
binnendringen in eerste instantie gelaten maar naarmate ze langer
met de rajah verbonden bleef gelukte het haar haar gedachten van
onzekerheid van zich af te zetten en in een soort van trance te geraken.
Haar ademhaling werd steeds trager en zij was zich op een gegeven moment
niet eens meer bewust van waar zij zich nu eigenlijk bevond. Steeds dieper
werd haar trance en zij was zich niet helemaal bewust meer wie zij was en
met wie. Een gevoel van gelukzaligheid kreeg haar in de greep en zij had
het gevoel te zweven. Ze probeerde zich wat meer bewust te worden
van wat ze nu eigenlijk voelde en onderging maar de gevoelens van
gelukzaligheid bleven maar toenemen en leken geen toppunt te kunnen
berijken. Toen viel ze flauw. Haar bewustzijn verwelkomde de koesterende
leegte, die zij herkende als de boezem van de Grote Moeder. Toen ze
wakker werd boog de bezorgde chaperonne zich over haar heen. De rajah was
vertrokken. Soenita's lichaam vertoonde een straaltje geronnen
bloed op haar dijen. Maar haar ogen straalden. De Godin had haar
gezegend met een schitterend visioen. Soenita wist niet wie haar
eerste bezoeker zou zijn. Hij was een volkomen vreemde, zoals alle mannen
die ze in haar leven als eerbare tempelpriesteres zou ontmoeten. Deze
anonimiteit was voor de sacrale prostitutie essentieel. Wat dat betreft
was de sacrale prostitutie een afspiegeling van het archaïsche gebruik van
het heilige huwelijk tussen God en Godin, tijdens de jaarlijkse viering
van de vruchtbaarheid
===============================
Tantrisme:de historische en culturele
context
Het woord
'tantra' komt dus uit het Sanskriet, de heilige taal van het Hindoeïsme
waarvan de wortels liggen in het stangebied der Indo-Europese stammen die
hun reis ooit begonnen vanuit de zuid-Russische steppen. Algemeen
wordt echter aangenomen dat Tantra voortkomt uit voor-hindoeïstische
natuurreligies in het nabije oosten, India en China (Taoïsme). Waar
culturen huisden die nog niet zo'n seksueel negatieve houding hadden
en het vrouwelijke meer aanzien genoot. Het woord Tantra is afgeleid
van tan, wat zoveel betekent als ‘uitbreiden,vergroten, verspreiden,
voortgaan, weven, naar voren brengen, uiten, laten zien’. Tantra wordt
wel vertaald als ‘kosmisch weefsel’, omdat het bestaat uit verschillende
energieën. Het hele universum wordt voorgesteld als bestaande uit allerlei
energieën en stadia van bewustzijn die altijd en in alles aanwezig zijn.
Wij maken, net als alle leven, elke materie en elk soort energie en
net als onze voorouders, onlosmakelijk deel uit van deze kosmische
energie. De éénheid en verbondenheid van al deze verscheidene
energieën, want ondanks het verschil staat het toch ook weer
doorlopend met elkaar in verbinding, geeft het recht om
eigenlijk van universele liefde te gaan spreken. We dragen allen hier
in onze materiële werkelijkheid dus die energie bij ons en kunnen
deze bron van energie in onszelf activeren door de 'machine' die
deze energie op kan wekken daarvoor in werking te stellen.
Oftewel de ‘aardse’ liefde met de juiste intenties te
bedrijven. Ergens betreft het hier weer een mystieke leer, ontwikkeld
in de vorm van dialogen door een kosmisch paar, een god en godin die
Shiva en Shakti heten en het mannelijke en vrouwelijk
vertegenwoordigen. De schriftelijke vastlegging van deze meer dan
tweeduizend jaar oude dialogen werd bekend als Tantra’s. Die Tantra’s
bevatten duizenden jaren ervaringen, kennis, inzichten en technieken van
vrouwelijke en mannelijke Tantrabeoefenaren. Tantrisme mag men in
feite dan ook als de voortzetting beschouwen van de oude sacrale
seksgebruiken die duizenden jaren lang gangbaar waren geweest in het
oostelijk Mediterrane gebied, het Midden en nabije oosten. Zou de
erfenis van deze overtuigingen elders met vuur en zwaard bestreden gaan
worden, door een wonderlijke samenloop van omstandigheden en een ietwat
andere levenshouding van de bewoners van het Indiaase subcontinent zou het
hier ondanks tegenstand toch stand weten te houden tot in min of meer onze
tijd. En dankzij dit gegeven zijn wij nu in staat een beeld te schetsen
van een religieuze overtuiging waarin seksualiteit een belangrijke rol
speelt daar men het stoffelijke lichaam als niets anders dan het voertuig
met de motor van de geest beschouwt om op deze wijze weer toegang te
verkrijgen tot die andere bestaansniveaus/energieën die men anders
enkel maar voordat men geboren wordt, nadat men gestorven is, in dromen of
door middel van een ,al dan niet gedrogeerde, toestand van trance kan
bereiken. Het voertuig voor zo'n reis dragen wij in feite altijd bij
ons, wat men enkel maar benodigd is een 'reisgenoot'. Het doel van
'tantra' als levensbeschouwelijke overtuiging is individuele
bevrijding (moekti). Dit wordt opgevat als de transcendentie van de
ego-persoonlijkheid, oftewel het gewone 'aardse' bewustzijn doordat men
'aan den lijve' gewaar wordt deel uit te maken en dus verbonden te
zijn met iets wat oneindig veel groter is. Deze gedachte wordt over het
over het algemeen vaak verwoord als het bereiken van de onovertroffen
'gelukzaligheid' (ananda) of verrukking. Omstreeks het jaar 1000
van onze jaartelling was het tantrisme enorm populair geworden,
in zowel hindoeïstische als boeddhistische kringen. Waaruit dus blijkt
dat, ondanks de invasies, men in India in staat blijkt te zijn om de
cultuur van de veroveraars te integreren in de oude bestaande cultuur. In
tegenstelling tot wat gebeurt op veel andere plaatsen gaat de oude cultuur
niet verloren, maar leeft verder in een aangepaste vorm. De redenen
voor dit grote succes zijn nog verre van duidelijk. Ongetwijfeld was een
van de aantrekkelijkheden van het tantrisme of tantra dat het beweerde
een boodschap te zijn voor de duistere tijd (kali-yoega).
Traditioneel wordt aangenomen dat de duistere tijd, een periode van
morele en spirituele achteruitgang, is begonnen met de dood van de
god-mens Krisjna op 18 februari van het jaar 3102 voor Chr. en nog 354 908
jaar zal aanhouden terwijl de omstandigheden geleidelijk slechter worden.
Dat er echter meer recente politieke ontwikkelingen eveneens toe
hadden bijgedragen dat men meende in duistere tijden te verkeren mag men
gerust aannemen. Zo werd India al enige tijd binnengevallen door
allerlei oorlogszuchtige stammen en hadden zij moeite die het hoofd te
bieden, al zou de heersende Chola-dynastie wel weer enige tijd enkele
overwinningen weten te boeken, waaronder de verovering van ceylon en het
terugdringen van vijandelijke legers die zich in midden India op het
Deccan plateau bevonden. Vooral de verovering van Ceylon kan een
bijdrage hebben geleverd aan de wederopbloei van het oude religieuze
denken in de vorm van tantra. Want op dit eiland heerste zeker nog
een matrilineale cultuur die ze elders enkel nog maar uit overlevering
kenden. Daarom vinden we in het hedendaags Hindoeïsme veel elementen
terug die oorspronkelijk afkomstig zijn uit de matriarchale cultuur welks
oorsprong toch echt in de Indusvallei legt wat India betreft dan.
Zo zou er in India nog lang sprake zijn van heilige erotiek.
Schilderingen en beeldhouwwerken op de tempels van Khajuraho zijn daar wel
het bewijs van. Tempels zoals deze zijn niet alleen te vinden in
Khajuraho, maar bevinden zich ook o.a. in de deelstaat Orissa. In deze
tempels vonden zeker lange tijd nog tantristische rituelen plaats.

De zogeheten
'meesters' van het tantrisme waren fantastische vernieuwers die een
geheel nieuwe benadering en taal wisten te ontwerpen voor het
uitwisselen van spirituele waarheden. Dat maakt het
tantrisme als levensbeschouwing wel zo breed dat het moeilijk is nu
de aard ervan even in het kort samen te vatten. Bijna elke uitspraak
erover wordt bijna weer tegengesproken dan door een van de talloze
stromingen die het kent. Het doet de naam 'spinneweb' ook in
dat opzicht dus eer aan..
De meeste
benaderingen zijn echter onmiskenbaar ritualistisch, al benadrukken
sommige stromingen wel weer de spontaniteit (sahaja) en ziet men
daartoe af van alle formules en voorschriften ten aanzien van de
juiste levenswijze.
Waardoor het
te weer te vergelijken valt met een andere stroming die nog verder naar
het oosten zou ontstaan, en die later ook nog aan de orde zal komen,
namelijk het Chinese TAO. Het moge duidelijk zijn dat deze
zienswijze binnen het tantrische systeem wel weer ten voordele heeft dat
het de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het 'zelf' en het
spirituele 'zelfbewustzijn' waarin de transcendentie van het
ego-bewustzijn verweven is, helemaal in de handen en de vrije wil
van het individu zelf legt. En dat is altijd nog de manier waarop men
het 't gemakkelijkst leert te begrijpen en ervan doordrongen raakt. En zo
in staat is om te groeien. Er is niet voor niets het aloude gezegde dat
ervaring altijd nog de beste leermeester is, een weg die men als het ware
helemaal zelf hebt moeten ontdekken is vaster in het geheugen gegrift als
aanwijzingen die men van een ander krijgt over de te volgen weg. Het
idee dat het Goddelijke niet, zoals in monotheïstische religies,
gescheiden is van de schepping door een onoverbrugbare afgrond maar
waarvan de basis in het 'zelf' terug te vinden is hebben alle tantrische
richtingen gemeen. Hierdoor mag men dan ook terecht vaststellen dat er een
sterke overeenkomst bestaat met het gnostische gedachtegoed wat eveneens
zijn oorsprong in het land tussen de twee rivieren zou hebben voordat het
uit zou waaieren naar het oosten en het westen. De hele wereld wordt
binnen de tantra eerder opgevat als een aspect, of een van de
manifestaties, van het Goddelijke. En van deze overtuiging kan men dan
ook weer veel terugvinden in zekere gnostische geschriften waarvan men
beweert dat Jezus zelf degene zou zijn die de uitspraken deed die men erin
terug kan vinden. Als men dan weet dat één van die gnostische
evangeliën op naam zou staan van de volgeling van Jezus die naar de naam
Thomas luisterde, en dat deze door Jezus zelf naar India zou worden
gezonden om daar de 'blijde boodschap' (de vertaling van het woord
'evangelie') te verkondigen dan beseft men dat de gnosis veel met het
tantrische gedachtegoed te maken heeft.
Zijn
leerlingen zeiden tegen hem: Op welke dag zal de rust van de doden
tot stand komen en op welke dag zal de nieuwe wereld komen? Hij
zei tegen hen: Wat jullie verwachten is gekomen maar jullie
herkennen het niet.
Jezus zei: Wie de wereld heeft
leren kennen heeft een dood lichaam gevonden; en wie een dood
lichaam heeft gevonden, hem is de wereld niet
waardig.
Jezus zei: Wie het Al denkt te
kennen maar niet zichzelf blijft volkomen in gebreke.
Jezus zei: Ik ben het licht dat
boven alles is. Ik ben het Al. Het Al is uit mij voortgekomen
en het Al is tot mij gekomen. Kloof een stuk hout en ik ben
daar, til een steen op en jullie zullen mij daar
vinden.
Jezus zei: Hij die de wereld heeft
gekend is meester geworden over zijn lichaam en wie meester is
over zijn het lichaam is superieur aan de wereld.
Hij zei tegen hen: Jullie
onderzoeken hoe hemel en aarde eruitzien, en hem die voor jullie
staat, hebben jullie niet herkend!
Jezus zei: Als jullie de twee
tot één maken zullen jullie zonen des mensen worden; en als jullie
zeggen: berg verplaats je, zal hij zich
verplaatsen.
In India is
men er vast van overtuigd dat Thomas hier tot zijn dood zou blijven. Er
zijn er eveneens die beweren dat Jezus hier een deel van die jaren dat men
niets van zijn leven weet door zou brengen. Op zich zegt dat dan wel
voldoende over het oorspronkelijke Christendom.
De wereld als
'manifestatie van het goddelijke', dit metafysische denkbeeld is zo
belangrijk omdat het niet alleen een concept is waarmee theologen kunnen
spelen, maar ook dient als de hoeksteen van een afzonderlijke spirituele
discipline. Want, is het argument, als het Goddelijke aanwezig is in, en
in de vorm van, de kosmos, dan is verwezenlijking van God of verlichting
niet een ver verwijderd doel maar de waarachtige conditie van elk wezen op
dit moment. Dat revolutionaire inzicht wordt uitgedrukt in het
Sanskrit 'samsara = nirwana' , dat wil zeggen dat de veranderlijke wereld
identiek is met de eeuwige, onveranderlijke Werkelijkheid, of daar in
ieder geval onlosmakelijk deel van uitmaakt . Wij zijn als vissen die
niet weten dat ze in het water zwemmen en voortdurend door dat water
zwevende worden gehouden, of als vogels die niet weten dat de lucht hun
vleugels en hun leven draagt. Dit gebrek aan inzicht is onze spirituele
onwetendheid, en we zijn juist hier in deze realiteit om te leren dat
fysiek gewaar te worden.Want de fysieke school is de meest intensieve en
duidelijke manier hiertoe. Fysiek iets ondergaan is de beste wijze iets te
leren. Er is niet voor niets dat gezegde:"Wie niet horen wil, moet maar
voelen". Het tantrisme viert de goddelijkheid in en van elk wezen en
ding. Daarom schrokken de tantrische ingewijden er niet voor terug
praktijken en methoden te introduceren die in de traditionele
spirituele context ongebruikelijk lijken, en zelfs binnen zekere
overtuigingen als zondig en gedegenereerd worden beschouwd. De beste
omschrijving van de tantrische benadering is dat alles is toegestaan
zolang het leidt tot de verwezenlijking van de tegenwoordigheid van het
Goddelijke hier en nu. En in n die geest maken sommige stromingen van
het tantrisme dan ook gebruik van ritualistische seks (maithoenaj). Het
is nu wel zaak zorgvuldig onderscheid maken tussen de twee
fundamentele vormen van tantrisme - het linkshandige pad (vama-marga]
en het rechtshandige pad (daksjina-marga). Op het linkshandige pad,
dat in het Westen het meest de aandacht wist te trekken, wordt het
centrale ritueel van de seksuele eenwording letterlijk genomen. Op het
rechtshandige pad daarentegen wordt het in zuiver symbolische of
allegorische termen opgevat, zoals dat eveneens het geval zou zijn
met zekere liefdesmystici van Europa en het Midden-Oosten. Binnen
deze overtuiging is er dan ook juist geen sprake van seksueel
contact. We zouden kunnen zeggen dat het maithoena, dan puur ritueel
wordt gevierd in het eigen geest-lichaam dat zowel het mannelijke
kosmische principe bevat, dat sjiva wordt genoemd, als het
vrouwelijke, dat sjakti wordt genoemd. Beide paden komen voor in het
hindoeïsme zowel als in het boeddhisme, want het tantrisme strekt zich uit
tot deze beide grote spirituele disciplines. De tantrische tak van het
boeddhisme wordt wel vajra-yana ('het diamanten voertuig') genoemd.

De 'diamant' of 'bliksemschicht', zoals het woord vajra
wordt vertaald, kan zowel op de penis als op de gedisciplineerde geest
betrekking hebben of, op het hoogste niveau van de interpretatie, op de
transcendente Werkelijkheid als het zuivere Bewustzijn zelf. De eenwording
van de vajra met de 'lotus' (padma) is de weg tot
bevrijding.

Ook hier is
de lotus op één niveau de vagina; op een ander is hij de lotus van her
hart, de zetel van de spirituele intuïtie; en op het uiteindelijke,
symbolische niveau is hij het vrouwelijke kosmische principe.
De
overeenkomst met een ander 'voertuig' wat met bliksem wordt omgeven en een
edelsteen zou bevatten, namelijk de Joodse 'Ark des Verbonds',
is ons inziens niet bij toeval. De eerste Hebreeën die aanwijzingen tot
het bouwen van deze Ark van hun God zouden krijgen waren zeker in
aanraking gekomen met de van oorsprong zienswijzen die in Soemerië
en Egypte gangbaar waren, evenals het volk van de Indus-beschaving. In
principe was die Ark des verbonds dan niets anders dan een materieel
symbool voor het werkelijke voertuig waarmee men naar het 'Verbond' kon
reizen, het menselijk lichaam zelf. Het is eveneens van belang te
begrijpen dat het tantrisme van het begin af aan een esoterische leer is
geweest, en vanwege het verborgene daarvan werd die in eerste instantie
mondeling overgedragen van leraar op leerling. Gelukkig voor ons kwam
er echter toch een tijd dat deze geheime kennis opgetekend
werd in geschriften die in de verschillende religieuze scholen de
Tantra's, Agama's en Samhita’s worden genoemd, hoewel de in deze
geschriften opgenomen informatie natuurlijk maar een fractie betreft van
het totale tantrische erfgoed. Daarom zal men, wanneer men de
tantrische praktijk in alle diepte willen leren kennen, toch mensen moeten
zien te vinden die de weg van de Tantra reeds zijn gegaan en hopen dat hij
of zij hen dan in zekere geheimen in willen wijden . Dat is als men
door omstandigheden niet in staat blijkt te zijn de kennis zelf uit
de 'kronieken' te halen. Maar hierin dient men zeer voorzichtig te
zijn. Want,
“Indien niet
op de juiste wijze ondernomen, al dan niet met de hulp van reeds
ingewijden, zijn de gevaren heel reëel. Er wordt wel gezegd dat . .
. . waanzin of dood het resultaat kunnen
zijn”.
Het tantrisme
dat door sommige New Age goeroe's wordt verkondigd vertoont in de meeste
gevallen niet veel overeenkomst meer met het werkelijke
tantrisme. Of de intussen overleden Bhagwan (Osjo) Rajneesj nog tot een
werkelijke Tantra-guru mocht worden gerekend is ook
omstreden.
Hoewel het tantrisme als duidelijk omschreven leer vorm
begon te krijgen toen in Noord-Afrika de heilige Augustinus zijn
Belijdenissen schreef, zijn de wortels ervan dus veel ouder, zoals
we reeds hebben laten zien. We zien een opmerkelijke
continuïteit tussen sommige van de wezenlijke trekken van het
tantrisme en de Indus-beschaving, die in het noorden van India een
vreedzame bloeiperiode doormaakte tussen 2500 en 1800 voor Chr., al was
die duidelijk beïnvloed door de ten westen van hen reeds lang een
hoogtepunt kennende Soemerische beschaving. De Indus-beschaving had van
hun ‘buren’ reeds vroeg de sacrale prostitutie als ritueel overgenomen.
Dit gebruik hield ontegenzeggelijk verband met de verering van de
Godin, die in deze oorspronkelijke beschaving de voornaamste schijnt te
zijn geweest. Er zijn talloze terracotta beeldjes van naakte
vrouwenfiguren gevonden, die men opvat als afbeeldingen van de Grote
Godin.

(godin, gevonden te Mohenjo-daro)
(godin, gevonden te Mohenjo-daro)
Sommige
figuurtjes hebben duidelijk zichtbare geslachtskenmerken en soms een
ingewikkelde hoofdtooi. Uit de
vormgeving, die soms maar weinig gedetailleerd was, kunnen we misschien concluderen
dat ze werden gebruikt als cultus-objecten op huisaltaren. Van de
duizenden spekstenen zegelstenen die zijn gevonden bij opgravingen in de
twee voornaamste steden Mohenjo Daro en Harappa bevat één zegel een
treffend ondersteboven gekeerde afbeelding van een vrouw die een
plant baart - duidelijk het soort vruchtbaarheidsmotief dar wordt
geassocieerd met de Moedergodin van de neolithische tijd.
Een ander
zegel laat een langharige vrouwenfiguur zien die tussen twee stengels van
een gestileerde plant staat terwijl er een andere figuur voor haar
neerknielt. Beide figuurtjes hebben hoorns, hetgeen wijst op goddelijkheid
of sacraliteit. En hierin zijn wederom de invloeden te zien van beschavingen verder
naar het westen, want zowel de bevolking tussen de Eufraat en de Tigris
(de Soemeriërs) als de Kretenzische Minoïers (met hun minotaurus), als de
van het Arabisch schiereiland stammende Hebreeën kenden godheden die van
hoorns waren voorzien.

De
Devi-Mahatmya (‘Glorie van de Godin’), die behoort tot het vierde eeuwse
geschrift Markandeya-Purana (92.43-44), bevat een vers waarin de Godin
zegt dar zij de hele wereld ondersteunt met levensvoedende planten die uit
haar eigen lichaam omhoog groeien.
De over een
groot gebied vereerde hindoeïstische godin Annapurna ('Voedsel-Volheid')
is wellicht rechtstreeks afgeleid van de Moeder-godin van de
Indusvallei. De opgravingen in Harappa hebben eveneens veel
kegelvormige objecten opgeleverd, die als voorstellingen van de fallus
(linga) worden geïnterpreteerd.
Aansluitend
daarop neemt men aan dat ringvormige stenen het vrouwelijk orgaan (yoni)
voorstellen. Als dat juist is zou het een aanwijzing zijn voor de
opmerkelijke continuïteit van het linga/yoni-motief in India en de daarbij
behorende symboliek van vruchtbaarheid en seksualiteit. Er is ook een
groot aantal verbindingslijnen met het later ontwikkelde hindoeïsme
en de stamcultuur van de Indo-Europese invallers uit de Russische steppen
die hun eigen rijke traditie meebrachten, vervat in de oudste geschriften
van het Sanskrit - de vier Veda's.

Zekere
ontwikkelingen zouden op een gegeven moment tot gevolg gaan hebben dat er
een zekere hoofdstroom
binnen het hindoeïsme zijn
ontstaan, waarschijnlijk op
gang gekomen door Arische-Vedische binnenvallers die pogingen
ondernamen de heersende religies te ondermijnen, en dit zou tot een soort
van puritanisme en levensontkennend ascetisme gaan leiden waarin men de
tantrische visie niet
meer zo omarmde (In die
periode probeerde men in de Indus-vallei de bibliotheken met de daar
aanwezige manuscripten te vernietigen). Toch was, ondanks dit soort
excessen, de eigenlijke cultuur van de vedische stammen uit de
periode van ca, 1500 tot 1000 voor Chr. duidelijk levensbevestigend en
hierdoor helemaal niet zo negatief ten aanzien van seksualiteit. Zeg maar
net als men bij sommige Indo-europese volken in West-Europa heeft mogen
constateren, de Kelten vormen hier wel een goed voorbeeld van.
Al benaderden
zij het wel ten allen tijde meer vanuit het mannelijke standpunt dan de
bijvoorbeeld Indus-beschaving die het vrouwelijke altijd minstens als
gelijkwaardig had beschouwd. Het merendeel van de Arische,
Indo-europese, invallers
hielden van muziek, dansen en gokken, waren niet afkerig van dronkenschap
en baden om een honderdjarig leven op aarde, veel kinderen en veel vee.
Een vedische hymne roept op:
'O
mannen! Verheft, verheft de penis, de schenker van voldoening! Roert hem,
graaft diep ter verkrijging van rijkdom [in de vorm van
nageslacht]!
Sommige gebeden hebben een symbolische inhoud maar
andere moeten heel letterlijk worden opgevat. Mede dit zou tot gevolg
gaan krijgen dat vele tantrische ingewijden altijd zouden blijven beweren dat
hun nieuwe leer in werkelijkheid slechts een herformulering was van de
oude Vedische religie. Nader onderzoek toont echter onomstotelijk aan
dat deze Vedische Indo-europese nomadenstammen het meeste toch wel hebben overgenomen van de ten
zuiden van hen wonende Soemerische beschaving waar zij veel
handelscontacten mee hadden onderhouden. Net als dat men toch wel aan
heeft weten te tonen dat de Indo-europese invallers in Europa veel van de
daar aanwezige cultuur over zouden gaan nemen, zij het af en toe tegen wil
en dank. De zojuist genoemde kelten zijn daar een voorbeeld van,
zowel in Brittannie, waar zij
erg veel van de autochtone Picten zouden overnemen, als in Frankrijk
mengden zij zich met de daar aanwezige cultuur. Maar ook de Romeinen,
het volk van Latium, zou het meeste van hun culturele verworvenheden en
gebruiken overnemen van de daar reeds woonachtige Etrusken. Om dan nog
maar te zwijgen over de eerste Indo-europeeërs die het avondland zouden
betreden, namelijk de Grieken, die het meeste van hun religie en gebruiken
te danken hebben aan de Kretenzische Minoïers die overal hun handelsposten
en kolonies hadden gesticht in het oostelijk mediterrane bekken. Toch
viel de bewering dat de tantrische rituelen en levensovertuiging veel te danken had aan de Arische
veda's niet altijd in even
goede aarde bij de brahmanen, de beheerders van het Vedische erfgoed. Maar
een gedegen onderzoek van de oude Veda's brengt echter toch tantra-achtige elementen aan het
licht. In feite bevatten de Veda’s een vrij uitvoerige seksuele
symboliek. Een van de belangrijkste Vedische rituelen is het oude
paardenoffer (ashva-medha). Op het hoogtepunt van dit
vruchtbaarheidsritueel legt de koningin zich terneer met het paard
(symbool van de zon) en verenigen zij zich symbolisch met elkaar, terwijl
de celebrerende priesters een obscene dialoog voeren.

Deze
merkwaardige rite heeft kosmogonische betekenis, omdat het paard niet
alleen wordt geassocieerd met de zon maar ook met de oerwateren, de
materie waaruit het universum is ontstaan. Pas toen die betekenis in
vergetelheid was geraakt werd de rite door de priesterlijke autoriteiten
veroordeeld.
Het
paarde-offer lijkt de opvoering te zijn van een oude Vedische mythe waarin
de kosmische wateren, opgevat als vrouwelijk, seksuele gemeenschap hebben
met de zon, die 'vader' wordt genoemd. Men dacht dat er een vergelijkbare
goddelijke maar incestueuze verhouding bestond tussen Agni, de god
van het Vuur, en zijn zuster Oesha, de godin van de Dageraad.
Sadashiv
Anibadas Dange, een bekende onderzoeker van de Veda's, vat zijn uitvoerig
onderzoek naar de vedische seksuele symboliek als volgt samen: Voor de
Vedische mens was de kosmos gevuld met twee hoofdelementen -het
mannelijke en het vrouwelijke (...) Hij zag de ordening van het hele
universum als een heilige seksuele paring
(Hier de Egyptische Geb en Nut die iets soortgelijks voor
moesten stellen)
Om de kosmische seksualiteit te activeren wanneer de mensen
in nood verkeerden, of om zich ervan te verzekeren dat de kosmische paren
hen niet in de steek zouden laten, ontwierpen zij rituelen waarin seks
daadwerkelijk of in de vorm van een gesproken formule werd
nagebootst. Omdat men, mede dankzij hun eigen scheppingsverhalen, ervan
overtuigd was dat enkel door de tweedeling op te heffen alles in evenwicht
kon
blijven.

"in den
beginne waren alle dingen Zelf
en toen verscheen de gedaante Purusha op aarde. Na niets dan Zichzelf te hebben
gezien zei ie :’Aham’ (wat ‘Ik ben’ betekent). Maar hij begon zich eenzaam
en ongelukkig te voelen wenste
Zich een metgezel.
Daarop werd ie twee keer zo groot waarna ie Zich in tweeën splitste. En daar
waren dan ineens een man en een vrouw."
Dange ziet de
kosmische erotiek terecht als een bron van de sacrale seksualiteit. De
eenwording van de goddelijke Vader en Moeder werd mithoena genoemd, de
oorspronkelijke vorm van het latere woord maithoena. Beide woorden zijn
geconstrueerd op basis van de werkwoordsstam mith, die de dubbele
betekenis 'verbinden met' en, dat is veelzeggend, 'in conflict zijn met'
heeft. Zowel mithoena als maithoena betekenen 'paren' of 'koppelen' in het
algemeen en 'seksuele vereniging' in het bijzonder. Dange slaagde
erin aan te tonen dat sacrale seksualiteit al in het oude vedische
ritualisme een belangrijke rol speelde. Bovendien moest voor de vrome
brahmaan elk seksueel contact met zijn vrouw de vorm aannemen van een
heilige rite. Een fascinerend verslag van deze vroege seksuele ceremonie
is bewaard gebleven in een metafysisch geschrift dat dateert uit de
negende of achtste eeuw voor Chr. De tekst is te moeilijk om
hier in zijn geheel te worden opgenomen, maar een parafrasering van de
essentiële inhoud lijkt op zijn plaats:
De essentie van de man (poeroesja] is het zaad. Om de man
een goede basis te geven maakte de Schepper Prajapati de vrouw. Toen hij
haar had geschapen vereerde hij haar ‘van onderen’. De vagina is een
offeraltaar; het schaamhaar is het offergras waarmee het vuur wordt
ontstoken; de lippen zijn het offervuur. Hij die dit geheim kent heeft
deel aan de grote wereld van de Schepper. Maar hij die seksuele
gemeenschap heeft zonder dit te weten verliest zijn zaad en zijn
verdienste voor de vrouw, Wanneer zelfs maar een geringe hoeveelheid zaad
wordt verspild moet hij het terugvorderen en daarmee zijn kracht en zijn
gloed. Hij zou het moeten oppakken met zijn ringvinger en zijn duim, en
het uitsmeren over zijn borst en zijn voorhoofd terwijl hij reciteert: ‘Er
zij in mij jeugdige kracht, macht, schoonheid, rijkdom en
verdienste! De man moet de vrouw benaderen na haar menstruatie. Als zij
zijn toenadering afwijst zou hij haar eerst moeten omkopen en, wanneer dat
geen resultaat heelt, haar met zijn handen of met een stok slaan. Daarna
moet hij haar eenvoudig overmeesteren terwijl hij de magische
bezwering zingt: ‘Met macht en glorie ontneem ik je jouw macht en glorie!’
Maar wanneer zij aan hem toegeeft zou hij de mantra moeten uitspreken;
‘Met macht en glorie geef ik jou macht en glorie! Op die manier worden
beiden van glorie vervuld. Nadat hij haar is binnengedrongen en ‘mond met
mond heeft verbonden’ ...

...
moet hij een vers reciteren opdat de vrouw volledig door hem in beslag
genomen wordt en door niets anders. Wanneer het niet de bedoeling is dat
de vrouw zwanger raakt moet hij mompelen: 'Met macht, met zaad vorder ik
dit zaad van je terug! Maar wanneer het de bedoeling is dat zij wel
zwanger wordt moet hij zeggen: 'Met macht, met zaad leg ik zaad in jou!'
In dat geval moet hij haar benen spreiden terwijl hij zegt: 'Wijk uiteen,
hemel en aarde!
De anonieme
auteur van deze passage verschaft ons gedetailleerde magische
voorschriften om de baarmoeder vruchtbaar te maken door verschillende
godheden aan te roepen. Bovenstaand ritueel illustreert de archaïsche
parallellie tussen individuele en kosmische factoren. We moeten echter wel
even opmerken dat zij ook overduidelijk getuigt van een actief
patriarchaal
principe wat
de Vedische Indo-Europese nomaden en hun cultuur eigen was: want ook al is de man
bereid zijn glorie (yashas) met zijn vrouw te delen, haar seksuele
desinteresse wordt beschouwd als een vorm van ongehoorzaamheid die
bestraft moet worden met lichamelijke agressie. En dit is toch wel
weer afwijkend van wat men ten tijde van de Indus-beschaving had
gepraktiseerd en waarvan men nog wel wat sporen verder naar het zuiden van
India bij de Dravidische volken terug kan
vinden.
Zo zien we
dus zowel groot inzicht als onwetendheid, zij aan zij. Er was een
maatschappelijke evolutie van meer dan duizend jaar nodig voordat, in het
authentieke tantrisme, de vrouw wederom de rol kreeg van een vrijwillige
deelnemer aan het heilige maithoena-ritueel. Dit werd in de loop der
tijd mogelijk gemaakt door de
tantrische theologie, die aan het vrouwelijke uiteindelijk haar
oorspronkelijke gelijke plaats naast het mannelijke toekende. De vrouw
werd toen al snel weer gezien als een incarnatie van het ultieme
vrouwelijke principe, de Godin, die veel gemakkelijker te benaderen was
dan God, het mannelijke principe. Zoals het voor de komst der Arische
nomadische volken al was geweest.
Maithoena: het liefdesspel van God en
Godin
Het aspect van het tantrisme dat het meest m het oog
springt is natuurlijk de verering van de Godin. Men stelt zich het
Goddelijke voor als gepolariseerd in vrouwelijk en mannelijk,
respectievelijk sjakti en sjiva genoemd (in de hindoeïstische; variant van her
tantrisme).

Sjakti is het dynamische
aspect,
Sjiva het statische van
dezelfde alomvattende
werkelijkheid,
Sjakti
vertegenwoordigt de schepping, de materie, de natuur en verandering, Sjiva
vertegenwoordigt daarentegen het bewustzijn. Samen vormen ze een
transcendent /immanent continuüm dat intrinsiek bovenbewust en
gelukzalig is. Vóór de opkomst van het tantrisme als beschreven
volledig uitgewerkte spirituele benadering waren de officiële
religieuze overtuigingen van India inmiddels die van de Sanskriet
sprekende brahmanen geworden. Hun theologie draaide om het abstracte
concept van brahman, het Absolute, zonder kenmerken. Onder brahman
bevonden zich de hemelse rijken die werden bevolkt door de godheden,
voornamelijk van het mannelijk geslacht.

(Kali, die eigenlijk één van
de verschijningsvormen van Shakti was)
De godinnen
uit de periode van de eerdere
Indus-beschaving en
uit de vroeg-vedische tijd waren toen allang onttroond door de
steeds mannelijker geworden goden zoals Sjiva, Visjnoe en Krisjna.
Maar toen het officiële tantrisme steeds meer
voet aan de grond begon te krijgen werd de Godin, in de vorm van
verschillende vrouwelijke godheden die de ongeschoolde massa altijd waren
blijven vereren, weer respectabel.In zekere zin mag men het tantrisme dus de triomf noemen
van India's oudste overtuigingen die terugreiken tot in de neolithische
tijd. Het tantrisme opende de deur voor antropomorfe godheden zoals Kali,
Doerga, Candi, Parvati, Radha, Bhavani, Sarasvati en Laksjmi. Ze kregen
zelfs de voornaamste plaats in verering, rite en iconografische
uitbeelding. Voor de vereerder vertegenwoordigen deze vrouwelijke godheden
allemaal de grote Godin zelf, de ultieme vertegenwoordigster van het
Vrouwelijk principe.
De toegewijde beoefenaars van het tantrisme ervaren de Godin
als beter te benaderen dan het meer afstandelijke mannelijke principe,
Sjiva. Voor hen is zij meer dan iets anders de weldadige Moeder van het
universum, wier hulp kan worden ingeroepen en die hen kan bijstaan in hun
spirituele strijd. Maar in de gedaante van Kali of Doerga is zij ook
de veranderende kracht, vooral die van de spirituele transformatie en de
vernietiging van het ego.

De liefde van
de universele Moeder is een niet mis te verstane macht die niet klakkeloos
moet worden ingeroepen. Sjiva en Sjakti, de uiteindelijke principes,
worden ook Kamesjvara en Kamesjvari genoemd, samenstellingen van de
woorden kama ('begeerte') en isjvara ('heer’) respectievelijk isjvari
(‘meesteres’) . Met andere woorden, zij zijn de principes die de begeerte
beheersen, de universele drang tot manifestatie en verandering, die de
kosmos voortbrengt maar ook verantwoordelijk is voor de uiteindelijke
ontbinding ervan. Op het ultieme niveau van het bestaan, dat men vaak
het 'Goddelijke' noemt, zijn Sjiva en Sjakti onlosmakelijk met elkaar
verbonden.
De
eenwording tussen het mannelijke en het vrouwelijke principe schenkt
verlangen en verrukking of is dat zelfs, zoals de tantrische geschriften
bevestigen. Gezien op het niveau van de manifestatie is het verlangen,
wanneer het verwezenlijkt wordt op het niveau van het absoluut Zijnde is
het gelukzaligheid en ultieme heelheid. Vanuit een ontologisch
perspectief is de figuur van Ardhanarisjvara een treffende voorstelling
van de verzoening van de tegengestelden, van Yin en Yang,
een symbool
uit de zodirect nader te bespreken TAO die door de mystici van alle tijden
is en wordt nagestreefd. Het is het symbool van het volmaakte
evenwicht dat bestaat op het ultieme niveau, voorafgaand aan vorm en
tijdruimte. Vanuit een psychologisch gezichtspunt belichaamt
Ardhanarisivara de androgyne realiteit van de psyche zelf.
Het is deze
biseksualiteit van de psyche, opgevat als een gelaagd stelsel van
energieën, dat ten grondslag ligt aan de tantrische weg (sadhana). Zonder
deze psychische polariteit zou de benadering van de yoga van de kracht van
de slang, die in de volgende paragraaf besproken zal worden, onmogelijk
zijn, want deze vorm van yoga vat het proces, dat tot de extatische
eenwording van Sjiva en Sjakti leidt, in zuiver psychologische termen
op. Globaal gesproken is het doel van het tantrisme de transcendente
versmelting van Sjiva en Sjakti te doen herleven m het eigen individu. Het
eindige bestaan - dat, in concrete termen, zoveel wil zeggen als het
menselijk, stoffelijke leven in deze aardse dimensie- wordt gekenmerkt
door splitsing-tweedeling, die bewerkstelligt wordt doordat het
stoffelijke jasje slechts één van de principes kan benadrukken. De
beoefenaar van het tantrisme streeft ernaar een toestand van lichamelijke
en geestelijke harmonie te bereiken die een afspiegeling gaat worden en
hem of haar dus afstemt op het transcendente evenwicht (samarasa) of de
oorspronkelijke heelheid die dan als gelukzaligheid wordt ervaren. Een
heelheid die volgend de beoefenaars van het 'Linkshandig Pad' enkel te bereiken zou zijn als men
het latente deel van de andere sekse in de psyche materieel
vertegenwoordigd ziet in een ander individu en met dit individu dan een
rituele éénwording beleeft.
Dat de weg van het bereiken van dit
psychische evenwicht gelijk weer een twistpunt tussen de
verschillende stromingen van het tantrisme moge duidelijk zijn want leraren van de Sahajiya-richting,
dat is die stroming die het ideaal van spontaniteit aanhangt, verwerpen
wel gelijk weer alle kunstgrepen en beweren daarentegen dat we de gewoonte
om de werkelijkheid waar te nemen bij stukken en beetjes, door de lens van
de ego-persoonlijkheid, moeten afleren door slechts te bevestigen dat het
Goddelijke hier en nu aanwezig is. De meeste andere stromingen zoeken
het meer in het materiële en direct waarneembare en zij benadrukken wel
meer dat zij juist het stoffelijke jasje als het voertuig beschouwen wat
in deze dimensie betrokken moet blijven in alle rituele handelingen daar
het anders een soort van ontkenning van onze materiële aanwezigheid hier zou gaan betreffen. En dat
zou dan weer tot gevolg gaan hebben dat er dan eerder weer sprake zou gaan zijn
van een vorm van ascetisme wat men binnen diverse, vaak monotheïstische
religies maar al te vaak terug kan vinden. Een soort van verachting van
het menselijk lichaam wat dan niet van echte realiteitszin
getuigt. Die stromingen die het stoffelijke dus wel betrekken in de rituele
handelingen bevelen dan ook een of andere techniek aan om het
transcendente evenwicht of de gelukzaligheid te verwezenlijken - van het
reciteren van machtswoorden (mamra's} tot gecompliceerde
vereringsrituelen, visualisatie en meditatie.
Een van de
belangrijkste transformerende technieken is seksuele eenwording zoals die
wordt geleerd in wat men dus
het 'linkshandige pad' van het tantrisme noemt. Linkshandig naar
de plaats van het hart, terwijl rechtshandig vaak als de weg van het
rationele denken wordt beschouwd. (daar de meeste mensen rechtshandig
zijn) Op het 'linkshandig pad'
fungeert die fysieke eenwording als het vijfde en laatste aspect
van een uitvoerige ceremonie.
In het
tantrische spraakgebruik wordt maithoena de 'vijfde M' genoemd
(panca-makara), omdat dit Sanskriet woord voor seksuele gemeenschap begint
met de letter m, evenals de woorden voor de vier andere samenstellende
delen -
1)
madya (wijn), 2) mamsa (vlees), 3) matsya (vis) 4) moedra (geroosterd graan)
5) maithoena (geslachtelijke vereniging)
- de
eerste vier worden geacht als afrodisiacum te werken.
De seksuele
rite van maithoena is de daadwerkelijke opvoering van de versmelting die
op het transcendente niveau plaatsvindt tussen Sjiva en Sjakti, De man
vertegenwoordigt God, de vrouw de Godin. Het doel van hun eenwording
is het verwezenlijken van de inherente gelukzaligheid van het Goddelijke
en op deze wijze de ultieme heelheid weer te kunnen ervaren die weliswaar
in elk individu reeds aanwezig is maar doordat slechts de helft ervan
vertegenwoordigd wordt door de biologische materiële verpakking wordt het
andere deel voortdurend als het ware wordt ontkend. Totdat men die
weerspiegeld ziet in een tijdloze
'omhelzing'.

In sommige
tantrische stromingen, die duidelijk weer zijn beïnvloed door het meer
patriarchale denken wat later zijn intrede zou doen bij de binnenkomst van
de Arisch-Vedische nomadenstammen in de Indus-vallei, gaat men ervan uit
dat seksuele vereniging de specifiek esoterische functie heeft het stromen
van de rajas te stimuleren. In die context is rajas echter de kleurloze
afscheiding van de vrouw die wordt geproduceerd wanneer zij seksueel
opgewonden raakt en die correspondeert met het mannelijke zaad. Tijdens
het ritueel wordt rajas verzameld op een blad en vervolgens bij een kom
water gevoegd. Dat wordt gedronken door de man, nadat het op passende
wijze is aangeboden aan de godheid die het ritueel leidt. Van de
mannelijke deelnemers van het ritueel wordt verwacht dat zij hun zaad dan
juist vasthouden. Verlies van zaad wordt in die overtuiging opgevat als
verlies van leven. Daarom wordt, als een zaadlozing niet vermeden kan
worden, het zaad onmiddellijk op het voorhoofd gesmeerd, waar het derde
oog wordt gelokaliseerd, het esoterische orgaan dat wordt
geassocieerd met hogere intuïtie en helderziendheid. Men gaat ervan
uit dat door dit merkwaardige gebruik in elk geval een deel van de in het
zaad besloten kracht wordt behouden. De gewoonte om de productie van
rajaste enkel maar te stimuleren ten behoeve van de man kan worden
beschouwd als een verwerpelijke vorm van uitbuiting -of vampirisme -van de
vrouw. In de oorspronkelijke en meest pure vorm van tantrisme is het juist
zaak de rajas van man en
vrouw zicht te laten vermengen tot één, als symbool van die éénheid. En
zoiets is zelfs mogelijk zonder een specifiek mannelijk orgasme daar er altijd sprake zal zijn
tijdens de vereniging van een gedoceerd afgeven van sperma. (ook wel eens
voorvocht genoemd) Overigens werd alleen tijdens tantrische rituelen
van zwarte magie sperma
werkelijk gedronken en is er ook een vorm van juist vrouwelijk
'vampirisme' bekend waarin
het er de vrouw omgaat enkel maar zaad en levenskracht van de man te
ontvangen zonder er iets tegenover te stellen..
Hoewel de
tantrische partners onder ideale omstandigheden min of meer onbeweeglijk
blijven gedurende de gemeenschap maakt de vrouwelijke (en mannelijke)
secretie van rajas duidelijk dat dit ritueel een duidelijk lichamelijke
dimensie heeft. Zo boven, zo beneden. Maar ook hier is er weer een
duidelijk onderscheid in die tantrische stromingen die wel erg letterlijk
te werk wensen te gaan en aan
dergelijke lichamelijke verschijnselen een belangrijker plaats toekennen
dan aan het erbij behorende spirituele aspect. Dit komt vooral in deze
tijd nogal eens voor. Het authentieke tantrisme is vooral een weg van
morele en spirituele loutering en groei; de fysiologische processen en
psychische manipulaties zijn niet
belangrijker. Wanneer beoefenaars van het tantrisme zich al te zeer
gaan bezighouden met louter de opwekking van lichamelijke effecten lopen
ze het risico een in wezen spirituele discipline te vulgariseren.
Het ritueel
van de seksuele eenwording wordt ook wel de discipline van de kruiper
(lata-sadhamil genoemd, omdat het woord lata ('kruiper') ook wordt
gebruikt voor 'vrouw' of 'kleverige vagina'. In haar boek The Art of
Sexual Ecstasy vertelt Margo Anand het verhaal van haar eigen spiritueel
ontwaken terwijl zij in Parijs, de stad van de romantiek, lag te vrijen
met haar Amerikaanse vriend, die kunstenaar was. Haar ontwaken was in
feite een spontane ontdekking van het geheim van lata-sadhana. De meest
ideale wijze om het te voor het eerst te ervaren natuurlijk. Anand was
in die tijd achttien jaar en zij bestudeerde sinds korte tijd yoga. Haar
partner was een hartstochtelijke minnaar en ze beschrijft het seksuele
contact tussen hen als 'rauw, een oerbeleving, wild'. Op een bepaald
niveau was het voor haar bevredigend, maar op een ander niveau begon ze
zich af te vragen hoe al die opwinding verband hield met de sereniteit die
zij ervoer in het beoefenen van yoga. In haar eigen
woorden:
Ik sprak op een avond over mijn gevoelens,
terwijl we aan het vrijen waren. We hadden gemeenschap op de
gebruikelijke energieke manier toen ik zei: 'Robert, wees iets langzamer,
alsjeblieft; laten we eens iets anders proberen.' We hielden op en
ontspanden ons alleen maar terwijl we met elkaar verbonden bleven, Robert
nog steeds in mij. Ik lag bovenop. Ik voelde me opgewonden omdat ik het
initiatief had genomen tot iets nieuws en aan hem de verantwoordelijkheid
had ontnomen dat er iet.s moest gebeuren. Er was een subtiele rol
verwisseling en ik voelde dat hij overschakelde op een meer vrouwelijk en
ontvangend karakter. We bleven minutenlang zo liggen, ontspannen maar
tegelijkertijd geprikkeld door de seksuele opwinding in ons lichaam. Al
snel voelde ik een soort warme, gloeiende energie die zich door mijn hele
bekkenstreek begon te verspreiden. We wilden onze seksuele prikkeling
vasthouden, dus toen de opwinding begon af te nemen gingen we weer
over tot onze actieve manier van vrijen, toen hielden we, vlak voor de
piek van het orgasme, op, omspanden ons weer en werden opnieuw stil. Wc
herhaalden dat patroon een aantal malen en toen gebeurde er iets volkomen
onverwachts. Plotseling leken we allebei te zweven in een onbegrensde
ruimte die gevuld was met warmte en licht. De grenzen waardoor onze
lichamen van elkaar waren ge.scheiden vervaagden en tegelijk daarmee her
onderscheid tussen man en vrouw. We waren één. De ervaring werd tijdloos
en we leken voor eeuwig zo te blijven. Een orgasme was niet nodig. Het was
zelfs niet nodig 'de liefde te bedrijven'. Er viel niets te doen,
niets te presteren. ‘We waren in extase'.
Noch Anand
noch haar partner had in die tijd enig idee van het tantrisme. Zij
ontdekten uit zichzelf het verborgen geheim van de seksuele stimulatie
zonder orgastische ontlading.
-----------------------------------------
Overigens
zou onze (Maya en Cronos) eerste ervaring op het tantrische vlak op een
zelfde wijze verlopen. Toen we uren verder waren en volledig het begrip
van tijd verloren hadden
besloten we het 'af te maken' en zouden toen ontdekken dat er niets
meer af te maken viel. Het hele ritueel was één toestand van voortdurend
orgasme geweest wat al die tijd had weten aan te houden en waar op het
eind niets meer te geven viel.
------------------------------------------
Later had
Margo Anand een vergelijkbare ervaring met een Franse
psychotherapeut, een zekere Rampal, die zichzelf met behulp van tantrische
oefeningen had genezen van de verwoestende gevolgen van een in de oorlog
opgelopen verwonding aan zijn onderrug. Ditmaal behoefde er echter geen
seksueel contact aan te pas te komen. Anand bereikte een hoog-energetische
ervaring door middel van ontspanning, beheerst ademen en visualisatie. Ze
schrijft:
De
energie was subtiel, maar zo vibrerend dat zij bijna tastbaar was, alsof
ik werd opgenomen in een lichtend ei dat onopgemerkt in mijn lichaam had
bestaan en dat groter werd en ons omgaf terwijl we ademden en el kaar in
de ogen keken (...) Omringd door het ei van licht leek Rampal nu ook op te
lichten. Op een bepaald niveau van de realiteit was deze man niet langer
Rampal en ik niet langer Margo. We waren een heerlijke dans geworden
tassen adem, energie en licht.
Beide ervaringen kwamen neer op een tijdelijke
transcendentie van wat het christendom benoemt als wellust. Men zou in dit
verband Augustinus overpeinzingen over de wellust kunnen noemen,
opgetekend in zijn monumentale werk De Civitate Dei ('De stad van God' ),
waarin hij concludeert dat van de verschillende soorten lust die iemand
kunnen overmeesteren de seksuele wellust de meest zondige is en vergezeld
gaat van een natuurlijk gevoel van schaamte. Hij merkt op:
Deze lust eist
het hele lichaam voor zich op, niet alleen uiterlijk, maar ook innerlijk,
en brengt de hele mens in beweging doordat ook de hartstocht van de ziel
zich verbindt en vermengt met de begeerte van het vlees om dat genot
teweeg te brengen dat door geen ander lichamelijk genot wordt overtroffen;
dat genot is van dien aard dat op het ogenblik zelf waarop zijn hoogtepunt
ervan wordt bereikt de helderheid en om zo re zeggen het waken van het
denken bijna geheel worden bedolven.
Augustinus heeft natuurlijk ergens wel een beetje gelijk
wanneer hij wellust beschrijft als een hunkering die bijna de vorm van een
psychische stoornis aan kan
nemen. De veronderstelde 'zondigheid' ervan wortelt echter enkel maar in
het feit dat wellust exploiterend kan zijn: want die wellust en de wens
tot bevrediging ervan leidt
natuurlijk niet tot werkelijke spirituele en emotionele eenwording maar
versterkt eerder iemands gevoel van de gescheidenheid en afzonderlijkheid
van het zelf. Opgezweept door de wellust kan het orgasme het enige doel
gaan worden, dat met een ongewone gedrevenheid wordt nagejaagd. Maar zo
wordt de erotische kracht van het lichaam eigenlijk verzwakt.
Maar het is
echter ook zaak dan om de figuur Augustinus eens nader te bestuderen. Zelf
was Augustinus pas op zijn tweeëndertigste tot christen gedoopt en in het
begin zou hij nog zeggen:
“ Heer maak mij kuis,
maar niet meteen”
In zijn hierboven genoemde Civitate Dei zou hij
echter een heel andere toon aan gaan nemen.
”Niets haalt de mannelijke geest zo van
zijn hoogten naar beneden dan het liefkozen van een vrouw”
”Wij waren
namelijk allen in die ene mens, toen wij allen die ene waren, die in zonde
is gevallen door toedoen van een vrouw, die voor de zonde uit hem was
gemaakt” (Civitate Dei 13.14)
”Christus is zonder vleselijke lust verwekt en ontvangen;
daarom is Hij ook gevrijwaard van elke bevlekking der erfzonde”
(Enchiridion ad Laurentium 13,41)
Inmiddels is
Margo Anand een autoriteit geworden op het gebied van Tantra en geeft zij
vele workshops/lezingen over dit onderwerp. Op het internet zouden wij
onderstaand artikel vinden..............
-------------------------------------
Dan nu een interview van Caroline
Huls met Margo Anand naar aanleiding van het verschijnen van haar tweede
boek
'DE MAGIE VAN
TANTRA.’
“Seksualiteit is de grootste kracht in ons leven. Niet
een kracht om je voor te schamen of om je schuldig over te voelen, maar
een kracht die ons naar de bron van onze creativiteit voert en die
aangewend kan worden om jezelf en de wereld mee te transformeren door
middel van liefde, verrukking en harmonie.”
Dat zegt Margo Anand, schrijfster van het boek ‘De magie van
tantra’ (een vervolg op haar bestseller ‘Tantra, een weg naar intimiteit
en extase’).
“In onze cultuur zijn we vergeten dat
seksuele energie een fysieke expressie is van onze spirituele kracht. Als
we deze hogere dimensie buiten seksualiteit houden, is het niets meer dan
een puur instinctieve drift die niet verbonden is met hart en geest. Het
resultaat daarvan is dat het vaak onderdrukt wordt, waarmee we onszelf
verwonden.”
In haar nieuwe boek vertelt
Margo hoe je de spirituele dimensie in je seksleven kan (terug)brengen en
hoe je deze kunt aanwenden voor seksuele magie en zo het leven kunt
creëren dat je wilt. Tantra is kreeg een vastomlijnde vorm in de vedische traditie van India.
Het is net als yoga of zenmeditatie een weg van innerlijke groei. Maar, in
tegenstelling tot vele andere spirituele wegen, wordt in de tantrische
traditie seksualiteit erkent als weg naar verlichting. Margo Anand
ontwikkelde, na jaren kennis te hebben opgedaan van spirituele
leermeesters, ‘Skydancing Tantra’, waarin ze oosterse wijsheden heeft
gecombineerd met westerse denkbeelden en inzichten.
“Ik
voelde mij altijd op een of andere manier met tantra verbonden, zonder er
ooit iets over te hebben gelezen,” vertelt Margo. “Na een ervaring te
hebben gehad die me terug voerde naar een vorig leven, waarin ik ver
ontwikkeld was in de tantrische kunst, wist ik dat dit voor mij de weg
was. Het was echt een openbaring. Daarna volgde het een uit het ander en
ben ik, via kennissen en vrienden, in contact gekomen met verschillende
leermeesters over de hele wereld, waaronder Osho.(Bhagwan) “
Margo geeft inmiddels al twintig
jaar haar kennis door via workshops, trainingen en boeken. Wereldwijd
hebben al meer dan 15.000 mensen deelgenomen aan de seminars over de weg
naar intimiteit en extase en aan de magie van tantra. Seksuele magie
Volgens Margo is elk persoon in feite al een magiër en de eerste stap om
hiermee aan het werk te gaan, is dan ook erkenning van dit feit. Seksuele
magie behelst verder heling van de wonden die in de loop der tijd zijn
aangebracht door de diverse denkbeelden van opvoeders en culturen over
seksualiteit. Als we vrij kunnen genieten van ons lichaam kunnen we de
magische kracht die vrijkomt met een orgasme aanwenden om ons leven te
veranderen. Maar dit is voor de meeste mensen niet zo makkelijk.
“De ergste vijand van onze seksualiteit
zijn onze gedachten,” legt ze uit. “De
persoon zoals we onszelf voordoen, is in feite niets anders dan een
illusie, gemaakt door denkbeelden van de maatschappij. Met tantra leer je
hoe je deze denkbeelden kunt loslaten en hoe je terecht kunt komen bij je
essentiële zelf. Ik noem dit de leemte tussen de
gedachten.”
Deze leemte is volgens haar de plaats van
de magiër.
“Hier kan je creëren wat je
wilt. Hier ben je niet langer het slachtoffer van je gewoontes en
problemen. Hier durf je verantwoordelijkheid te nemen voor het feit dat je
een magiër bent en dat je dingen ten alle tijden kunt
veranderen.”
Nog steeds roept de term magie bij veel
mensen weerstand op en wordt seksuele magie vaak in verband gebracht met
zwarte magie. Margo legt uit dat er binnen de tantrische stroming geen
sprake is van zwarte of witte magie.
“Er
is slechts sprake van een helder bewustzijn,” zegt ze. “Je essentiële zelf weet wat goed is. Zwarte magie zal
zich uiteindelijk tegen je keren en dat wil je niet wensen. Velen denken
bij seksuele magie aan de macht om anderen met je wil te manipuleren. Daar
zijn voorbeelden van in de persoon van Aleister Crowley (Een standpunt waar wij, Cronos en Maya, het niet zomaar
zonder meer mee eens kunnen zijn
overigens. ) en Pascal Randolph. Dit
zijn de mensen die een start maakten seksuele magie in het westen te
verbreiden. Zij zijn verslaafd geraakt aan de manipulatieve kracht.
Uiteindelijk hebben ze zelfmoord gepleegd. Zij hebben magie een slechte
naam bezorgd. Als ik het over magie heb, heb ik het over de energie die
aangewend kan worden voor heling en die je kan verbinden met je hoogste
zelf. “ Dan vervolgt ze: “Als je een
seksuele magiër wilt zijn, moet je ten eerste een duidelijke visie hebben
van hetgeen je wilt manifesteren en dit omzetten in een magisch symbool.
Als je vervolgens je liefdesspel begint stuur je dit symbool door al je
chakra’s naar boven om het tenslotte, met de energie die vrijkomt tijdens
het orgasme, via je kruinchakra de kosmos in te sturen. (dit
proces beschrijft ze stap voor stap in haar boek. redactie.) Hiermee heb je iets in werking gezet en als je het blijft
cultiveren zul je merken dat het uiteindelijk waarheid wordt.”
Lachend voegt ze eraan toe: “Ik heb Ravi in mijn
leven gecreëerd.” (Ravi is haar (liefdes)partner, met wie
ze op dit ogenblik door Europa trekt om haar nieuwe boek te promoten en
workshops geeft). Relaties Om tantra te beoefenen heb je niet
noodzakelijkerwijs een partner nodig die met je mee doet.
“ Volgens
de tantrische leer begint een goede relatie in jezelf,” zegt
Margo. “Door je innerlijke man en je innerlijke
vrouw te verenigen. Als je dat kan, kun je beginnen aan een goede relatie
buiten jezelf. En zelfs als je partner niets van tantra weet, kun je met
simpele trucjes geweldige ervaringen krijgen, waar je partner op zijn of
haar beurt ook weer van mee geniet. Het enige dat aanwezig dient te zijn,
is een connectie tussen de harten van beide personen. De liefde moet met
het hart verbonden zijn.” Margo geeft zowel in haar eerste
als in haar tweede boek beschrijvingen van rituelen die bedoelt zijn om
beide partners voordat het liefdesspel begint op elkaar af te stemmen en
om in een andere werkelijkheid te komen. “Dit
is om constant de spirituele dimensie bij het liefdesspel te
betrekken,” zegt ze. Betekent dit nu voor haarzelf dat ze elke
keer voordat ze gaat vrijen deze rituelen uitvoert? Margo lacht: “Oh nee, ik doe het op alle manieren en in alle stijlen.
Soms hebben we gewoon zin in een wilde vrijpartij. Dan doen we dat, ik ben
heel flexibel. Maar het mooie van tantra is dat je, door middel van hele
kleine dingen, een totaal andere ervaring kunt krijgen, zelfs tijdens een
wilde, door lust gedreven vrijpartij. En als je die vaardigheden onder de
knie hebt, zul je ze gebruiken.” Ze heeft verschillende
partners gehad en is zelfs getrouwd geweest. Haar geloof in de ‘de ware
jacob’, oftewel een partner voor het leven, reikt dan ook tot op zekere
hoogte. Margo: “Ik geloof in de enige ware op dit
ene specifieke moment. Een moment waarop ik die partner eeuwig bij me zou
willen houden. Maar als dat moment voorbij is, blijft de liefde wel
bestaan. Mijn ex-partners betekenen nog steeds heel veel voor mij en ik
zal altijd voor ze klaar staan. Voor mij bestaat er geen ‘moeten’, zolang
de liefde maar met het hart verbonden is.”
------------------------------------------------
In de
discipline van de verder hierboven reeds genoemde kruiper
(lata-sadhamil) is eros in
zekere zin aan banden gelegd
orn de moeilijke taak te kunnen vervullen het bewustzijn omhoog te
laten schieten naar het niveau van de uiteindelijke Werkelijkheid.
Wanneer de erotische energie van het lichaam in de juiste banen wordt
geleid neemt de snelheid van de vibratie van het lichaam toe totdat we
lichamelijk zijn afgestemd op de vibratie (spanda) van de hogere
bestaansniveaus. Gedurende die momenten van afstemming kan zich een
werkelijke spirituele doorbraak voordoen. De trillingsharmonisatie
manifesteert zich in het geest-lichaam als een bijzonder energetische
evenwichtstoestand. Deze onderscheidt zich van de meer conventionele
balanstoestanden zoals ontspanning of slaap. Het gaat bovendien vergezeld
van een bewustzijn dat kan worden gekenschetst als relationeel of
ecologisch. Deze harmonisatie is niet een zuiver subjectieve
omstandigheid, maar een interpersoonlijke gebeurtenis waarin beide
tantrische partners betrokken zijn en, op het hoogtepunt, ook de rest van
de kosmos in de ervaring van unio mystica.

De kracht van de slang en de metamorfose van de seksuele
energie
In vrijwel alle stromingen van het tantrisme staat
een merkwaardig psychologisch proces centraal dat ‘het ontwaken van de
macht van de slang’ wordt genoemd
(koendalini-sjakti).

De kundalini
is een bijzondere manifestatie van de grote Godin of Sjakti. De slang is
door de millennia heen altijd al geassocieerd met het vrouwelijk principe, zoals zelfs
het Genesis-verhaal in het Oude Testament over Adam en Eva aan weet te
tonen.

Eigenlijk mag
men die Kundalini wel als de hoogste macht beschouwen, die optreedt in
verband met het eindige geest-lichaam, de verborgen bron die het
geest-lichaam bezielt. Men zegt dat in de gewone mens de Godin slaapt of
sluimert, en dat zij het lichaam in stand houdt met niet meer dan een fijn
straaltje van haar totale energie.
Ons medische
symbool, de esculaap, is afgeleid van het oorspronkelijke symbool voor
Kundalini-energie, dat staat voor het zelfhelend mechanisme. De twee
slangen symboliseren de twee wegen waarlangs de energie opstijgt langs
onze ruggengraat, de vleugels voor de staat van verlichting, die we
bereiken wanneer Kundalini onze hersenen bereikt: De beoefenaars van
het tantrisme probeerden de kracht van de koendalini uit haar sluimerende
toestand tot volledige activiteit te wekken en daardoor elke cel van het
lichaam bewust te maken. Om deze inspanning te vergemakkelijken
ontwikkelden de experts van het tantrisme een visionair model van het
lichaam als een samenstel van elkaar wederzijds beïnvloedende
energievelden. Volgens dit model zijn er zeven niveaus van functioneren,
die zijn gecorreleerd aan bepaalde bewustzijnstoestanden. Deze worden de
zeven wielen (chakra's) of lotussen (padma's) genoemd.
Deze centra
zijn de brandpunten van psychosomatische energie en bevinden zich langs de
as van het lichaam. Het laagste centrum is dat aan de onderkant van de
wervelkolom; het hoogste dat in de kruin van het hoofd. De koendalini
wordt fantasierijk weergegeven als een slapende slang die opgerold ligt in
het laagste centrum. Wanneer hij met behulp van verschillende
yoga-technieken is gewekt, met name door een combinatie van concentratie
en adembeheersing, richt de slang zich op en schiet omhoog naar de
duizendbladige lotus op de kruin van het hoofd, Dit hoogste centrum is,
naar men zegt, de zetel van Sjiva, het mannelijke principe van her
Goddelijke dat bewegingloos bewustzijn
is.

Het lichaam
wordt dus voorgesteld als gepolariseerd. Sjiva wordt traditioneel
beschouwd als statisch, Sjakti als dynamisch. Moderne interpretatoren
stellen het kruincentrum gelijk met de negatieve of minpool en het
laagste, sacrale centrum met de positieve of pluspool. De spanning tussen
de twee polen vormt het psychische en lichamelijke leven zoals wij
dat kennen. Wanneer de koendalini, die Sjakti of het vrouwelijke
principe vertegenwoordigt, het kruincentrum bereikt wordt zij herenigd met
haar eeuwige Geliefde. Deze hereniging manifesteert zich als een
egotranscenderende extase of samadhi, vergelijkbare met een krachtige
implosie.
Afgezien van
het feit dat het individuele bewustzijn opgaat in licht - vandaar
'verlichting' - schenkt deze omstandigheid ook een veel-begeerde mystieke
substantie. Dit nevenproduct van de liefdesomhelzing van Sjiva en Sjakti
wordt de nectar van onsterfelijkheid genoemd (amrita), die vanuit het
kruincentrum neer druppelt in het lichaam en een geleidelijke metamorfose
teweeg brengt.
Dit opnieuw
vormen van het lichaam impliceert een opmerkelijk proces van wat men
superlimatie zou kunnen noemen - eigenlijk min of meer het
tegenovergestelde van sublimatie. Het gaat daarbij om het onttrekken van
seksuele energie aan de lagere psychosomatische centra en het
inzetten ervan voor hogere spirituele doelen.
De
zuid-Franse troubadours en andere liefdesmystici van het middeleeuwse
Europa begrepen iets van het principe van uitgestelde bevrediging, dat wil
zeggen hoe liefdesverlangen kan worden aangewakkerd door (tijdelijke)
ontzegging van lichamelijke bevrediging. Het is zeer waarschijnlijk te
noemen dat zij op de hoogte
waren van het kundalini-proces en het daarmee vergezeld gaande proces van
seksuele superlimatie. Uiteindelijk had de slang en de mens die de weg van de slang liep
al ten tijde van de eerste Kelten een zekere bekendheid genoten en wat
terug te vinden is in vele plaatsnamen in Zuid-Frankrijk en schilderijen
van de Franse schilder Nicolas Poussin....

...die erop
duiden dat het menselijk
lichaam op zich ook weer niets anders dan een afspiegeling is van
processen die er op de aarde zelf ook plaatsvinden, dan bestaat de
Koendalini uit aardse 'kracht'lijnen ('Ley lines’) die zekere heilige
plaatsen met elkaar verbinden.
Zijn ze vooral bekend geraakt
om de romantische liefde die
door de troubadours verwoord werd en de 'Christelijke' liefde die door de katharen onder
de mensen werd gebracht , de kennis die vele inwoners in de zuid-Franse
Languedoc hadden over de slang die verbond ( Koendalini) verklaart gelijk hun handelingen
die men haast 'seksuele dorst' zou kunnen noemen en waarvan door de
verslagen van de inquisitie
een en ander bewaard is gebleven. . En dit dan terwijl de
overige liefdesmystici
in andere delen van Europa dikwijls een emotionele onevenwichtigheid aan
de dag legden, of mystieke en paranormale toestanden die neigden tot
het hysterische.
De tantrische ingewijden daarentegen, die meesters
waren in de kundalini-yoga, slaagden erin zich een gedetailleerd inzicht
eigen te maken in de verborgen fysiologie van de seksuele beheersing en
superlimatie. Door uitvoerig te experimenteren m het laboratorium van hun
eigen geest-lichaam ontdekten ze de werkingsprincipes van het verbluffende
kundalini-fenomeen. Zo waren zij in staat bewust samen te werken met wat
een natuurlijk, zij het ondergronds proces lijkt, dat de basis vormt van
ons mentale en spirituele leven. Een van de opmerkelijkste
ontdekkingen van de ingewijden betreft het nauwe verband tussen de
koendalini en seksualiteit. Hun vondsten zijn verhelderend omdat zij blijk
geven van begrip voor de lange, historische associatie tussen
seksualiteit en spiritualiteit, en bovendien zijn ze cruciaal voor onze huidige
poging vorm te geven aan een spiritualiteit die positief staat tegenover
lichaam en seksualiteit. Gopi Krisjna, een pandit uit Kasjmir die een
spontane opwekking van de koendalini onderging, verkreeg rechtstreekse
kennis van het proces van superlimatie. Hij verklaart:
Met het ontwaken van Koendalini vangt
een verbazende activiteit aan in het gehele zenuwstelsel, van de kruin van
het hoofd toe in de tenen (..,) In de Chinese documenten wordt dit
verschijnsel beschreven als de 'circulatie van het licht', in
Indische handboeken als het 'oprijzen van Sjakti (levensenergie)'. In
alle delen van het lichaam worden de zenuwen, waarvan het bestaan door het
normale bewustzijn nooit wordt gevoeld, nu door een of andere onzichtbare
macht gedwongen tot een nieuw soort activiteit (...) Door al hun
ontelbare uiteinden beginnen zij een nectar-achtige essence te onttrekken
aan de weefsels in hun omgeving, die in twee onderscheiden vormen -
de één als straling, de ander als een subtiele essence - de
wervelkolom instroomt. Een deel van de essence vloeit in de
voortplantingsorganen die eveneens abnormaal actief worden, ah wilden zij
gelijke tred houden met de activiteit van het gehele zenuwstelsel. De
straling, die verschijnt als een lichtgevende wolk in het hoofd, stroomt
de hersenen in en doorkruist tegelijkertijd de zenuwen, stimuleert alle
vitale organen, met name die van de spijsvertering, om hun functioneren
aan te passen aan het nieuwe leven dat in het stelsel is
geïntroduceerd.
Zoals de
bekende Duitse wetenschapper-filosoof Karl Friedrich von Weizsacker
opmerkt in zijn inleiding op het hierboven geciteerde boek van Gopi
Krisjna, is deze yogische transformatie van het sperma oppervlakkig bezien
te vergelijken met Sigmund Freuds idee van sublimatie. Maar, gaat von
Weizsacker verder, waar het model van Freud reducerend en abstract is, is
de beschrijving van Gopi Krisjna beschrijvend en realistisch. Bovendien
zette de pandit Freud op zijn kop door te suggereren dat de seksuele
substantie de hogere centra voedt. Von Weizsacker benadrukte enkele
moeilijkheden die inherent zijn aan het model van Gopi Krisjna, maar biedt
geen oplossing. Volgens Gopi Krisjna verklaart zijn model alleen maar zijn
eigen ervaring van het ontwaken van de koendalini en de subtiele
waarnemingen van zijn eigen innerlijke omgeving, die hij gedurende
vele jaren in staat was te doen. De subtiele zenuwenergie, waarover
Gopi Krisjna schrijft, wordt in de Sanskriet geschriften over yoga en
tantrisme, maar ook in de hindoeïstische natuurgeneeswijzen, ojas genoemd.
Dit woord is afgeleid van de werkwoordsstam vaj, dat 'sterk zijn'
betekent. 'Ojas' is dus
kracht of vitaliteit In de
hindoeïstische natuurgeneeswijzen is het, naar men zegt, het meest
wezenlijke van de samenstellende elementen van het lichaam. Sommige
moderne interpretatoren vatten het op als alburnine of glycogeen,
maar voor de beoefenaars van het tantrisme is het veel minder substantieel
en eigenlijk veel
subtieler. Het laat zich het
beste interpreteren als het
aspect van de universele levenskracht die de lichamelijke,
stoffelijke, structuren in
stand houdt, in het Sanskriet
dhatoe genoemd. Zoals de intra- en extracellulaire vloeistof,
bloed, of bot-, spier- en zenuwweefsel. Men gelooft overigens dat
sperma en vrouwelijk glijvocht een bijzonder hoge concentratie ojas
bevat.
Het behouden van het zaad was voor zekere hindoeïsten even dwingend als een
religieus gebod, en voortijdige zaadlozingen werden lange tijd omgeven
door gevoelens van angst en schuld. Dergelijke negatieve gevoelens zijn
natuurlijk nadelig voor onze psychische gezondheid, maar het
hindoeïstische voorschrift het mannelijke orgasme langer uit te
stellen heeft ook weer zijn
verstandige kanten, zoals elke ervaren meditator die bedreven is in
introspectie kan bevestigen. Dit omdat het afscheiden van sperma door een explosief orgasme over
het algemeen het energieniveau van het lichaam verlaagt, hetgeen van
invloed is op het mediteren. Zoals het tot stilstand brengen van alle
gedachten tijdens het mediteren een toestand van terugtrekking uit de
buitenwereld mogelijk maakt, zo brengt het afwijzen van de zaadlozing
door middel van een gebruikelijk orgasme een ogenschijnlijke omkering van
het sperma teweeg. De mysterieuze energie die anders verloren gegaan zou
zijn omdat ie enkel uitwaarts is gericht wordt nu behouden en bovendien
versterkt omdat er ook een meer ontvangende houding wordt bewerkstelligd,
zodat ze ter beschikking komt van de spirituele metamorfose van de
betrokkene. Omdat aan vrouwen terecht een pendant van het sperma wordt
toegeschreven, de afscheiding aan de binnenzijde en bij de ingang van de
vagina, kunnen we gerust aannemen dat dit occulte proces van omkering ook
bij vrouwen het geval kan zijn, we denken zelfs dat dit bij vrouwen eerder
al een natuurlijke gang van zaken is in tegenstelling tot bij de man.. We
beschikken echter niet over een beschrijving van de hand van een vrouw die
equivalent is aan de uitvoerige observaties van Gopi Krisjna. De
tantrische geschriften zwijgen hierover, omdat zij helaas door en
voornamelijk voor mannelijke ingewijden zijn geschreven.
De
technische term van het Sanskriet voor het naar de hersenen opwellen van
getransformeerde seksuele vitaliteit is oerdhva-retas, dat 'opwaarts zaad'
betekent. In de hindoeïstische geschriften wordt het alom geprezen als het
product van langdurige kuisheid. De medische wetenschap waarschuwt er
natuurlijk wel voor het mannelijk sperma niet te krampachtig en
absoluut tegen te proberen te
houden daar dit anders kwalijke gevolgen zou kunnen hebben voor de fysieke
gesteldheid. Maar tijdens een op de juiste wijze uitgevoerd ritueel zal er
sprake zijn van een gedoceerde afgifte van sperma, het beste te
vergelijken met de processen die er tijdens de gemeenschap bij de vrouw
plaatsvinden. We mogen er echter rustig van uitgaan dat het
kundalini-proces, hoe duister het ook moge lijken, niet een fantasie uit
de esoterische legenden is. Het correspondeert met een reeks van
werkelijke verschijnselen die door mensen met de meest uiteenlopende
culturele achtergronden worden ervaren, onder wie mensen die nier het
geringste besef hadden van het bestaan ervan, Samenvattend kunnen we
zeggen dat kundalini-yoga geïnternaliseerde sacrale geslachtsgemeenschap
is. Alles dat zich in het linkshandige tantrisme tussen mannelijk en
vrouwelijk voordoet, gebeurt hier in de subjectieve ruimte van het
bewustzijn. Men gelooft dat dit mogelijk is doordat de goddelijke
mannelijke en vrouwelijke principes niet alleen op het niveau van de
macrokosmos maar ook op dat van de microkosmos een realiteit zijn. In
moderne psychoanalytische bewoordingen: ons lichaam is, als een reflectie
van onze geest, eigenlijk ook androgyn. Al wijzen de fysieke kenmerken dat
niet direct aan.
Tantrische erotiek en freudiaanse
sublimatie
Het
authentieke tantrisme biedt ons een wijd vergezicht van mogelijkheden
waarvoor onze huidige, wereldse maatschappij geen equivalent kent.
Het tantrisme, of tantra, laat zien dat de seksuele drift niet alleen kan
worden ingezet ten behoeve van het orgasme of gesublimeerd tot filosofie
en kunst, maar ook kan worden getransformeerd tot een punt waarop het
gehele geest-hchaam tegelijkertijd geërotiseerd en getranscendeerd
is,
Laten we
daarbij in gedachten houden dat het begrip sublimatie, voor het eerst gebruikt door Freud,
betekent 'subliem maken'. Het
woord 'subliem' is waarschijnlijk afgeleid van het Latijnse voorzetsel sub
('onder', 'tot’) en limen ('drempel') en betekent dus 'tot de
drempel' — dat wil zeggen 'tot de uiterste grens'. In de freudiaanse
psychologie is sublimatie de afbuiging van de libido (seksuele
energie) ten opzichte van wat als het normale biologische doel ervan wordt beschouwd,
namelijk seksuele bevrediging met mogelijke voortplanting als resultaat.
Het wordt afgebogen naar banen die cultureel meer aanvaardbaar zijn, zoals
kunstzinnigheid, creativiteit, een romantisch ideaal, een onzelfzuchtige
levenswijze en zelfs de mystieke ervaring, die allemaal geacht worden
subliemer te zijn dan alleen maar seksuele vervulling. Vergeet echter niet
dat vanuit het gezichtspunt van Freud filosofie, religie en de mystieke
ervaring natuurlijk, hoe
verheven ook, in de uiteindelijke analyse slechts vormen van misleiding
zijn, ook al zijn ze vaak
nuttig.
Gezien de
algemeen aanvaarde Freudiaanse betekenis van het woord sublimatie doen we
er dus goed aan een ander woord te kiezen voor de hoofdtaak die in het
tantrisme en in andere, vergelijkbare religies wordt volbracht. We hebben daarom het woord
superlimatie gebruikt, 'over de dorpel (van de freudiaanse wereldvisie)
heen gaan' - dat wil zeggen, alle beperkingen en grenzen transcenderen. De
hoogste vervulling van het tantrisme is immers het transcenderen van de
geest en daarmee van de menselijke cultuur. De uiteindelijke
verwezenlijking van het Zijn, dat intrinsiek gelukzalig is, wijst de
seksuele drift daarom niet af, ontkent haar evenmin en buigt haar zelfs
niet om.
Zoals de
mysterieuze vrouwelijke leraar van B. Bhattacharya opmerkte:
'Om de tijger te temmen
moeten we in de buurt van de tijger
blijven.' 
Vanuit
tantrisch gezichtspunt is de freudiaanse libido niet meer dan een
specifieke manifestatie van de universele levenskracht. Seksuele begeerte
is niet meer dan één afzonderlijk voorbeeld van de kosmische eros, de
immer aanwezige gelukzaligheid, de universele
paringsdans.
Onder invloed
van het negentiende-eeuwse wetenschappelijk denken zette Freud de
traditionele religieuze opvatting van seksualiteit op haar kop. In de
seksuele drift zag hij de grondslag van de gehele menselijke cultuur.
Met de
correctie van Freuds vergissing werd pas een begin gemaakt onder invloed
van de psychologische hervormingsbeweging van de jaren zestig,
waartoe de aanzet werd gegeven door vooruitziende onderzoekers zoals
Abraham Maslow. Het wachten is echter nog steeds op een volbloedige
psychologie/spiritualiteit van het lichaam. Een dialoog met leerstelsels zoals het
originele tantrisme zal mogelijk constructief kunnen zijn in
pogingen een dergelijk nieuw inzicht te
creëren.
Die dialoog
kwam op gang in het begin van de twintigste eeuw, toen niet alleen de
eerste Engelse vertalingen van tantrische teksten en geleefde monografieën
over het tantrisme verschenen, maar ook de eerste westerse scholen
opkwamen die beweerden van
die oude traditie te zijn..
Deze scholen
van het neotantrisme hangen veelal een hedonisme aan dat in het
oorspronkelijke tantrisme ontbreekt. Een niet gering aantal neotantrische
leraren instrueert hun leerlingen dus om elkaar te prikkelen totdat ze het
punt van het orgasme bijna hebben bereikt, of verwacht van hen dat ze
tijdens elke sessie één of meer orgasmes hebben. Sommigen moedigen hun
leerlingen zelfs aan orgastische ontlading te zoeken nadat ze elkaar
hebben gestimuleerd met de bedoeling een veranderde bewustzijnstoestand te
bereiken. Het maithoena-ritueel wordt daardoor veranderd in het puur
najagen van ervaringen van genot.
En deze
benadering staat ver af van het liefdesspel van het goddelijke paar, dat
als archetypisch model fungeert in het traditionele tantrisme. Het
zogeheten 'standaard-orgasme' behoort niet tot het oorspronkelijke
tantrische repertoire. Zo'n orgasme, zo wordt gesteld, leidt over het
algemeen niet tot gelukzaligheid, alleen maar tot genotvolle sensaties in
de geslachtsdelen.
In plaats
daarvan leggen de meeste tantrische stromingen juist de nadruk op het doen
ontwaken van het erotische potentieel van het lichaam zonder gelijk een
orgasme te riskeren.
In het meest
gunstige geval leidt die neotantristische benadering tot wat de psychiater
Stanislav Grof betitelde als 'oceanische seks'. Grof
verklaart:
In
oceanische seks is het fundamentele model voor seksuele omgang met een
ander organisme niet dat van een bevrijdende ontlading en verlossing na
een periode van inspannende pogingen en strijd. maar dat van een speels en
wederzijds voedende stroom en uitwisseling van energie die lijkt op een
dans. Het doel is de ervaring van het wegvallen van de eigen grenzen,
een gevoel van samenvloeien
en versmelten met de partner tot een toestand van gelukzalige eenheid. De
geslachtelijke eenwording en orgastische ontlading zijn, hoe heftig ze ook
worden ervaren, van secundair belang ten opzichte van het hoofddoel,
het bereiken van een
transcendente toestand van eenwording van het mannelijke en het
vrouwelijke principe (...) Sommigen van de proefpersonen die deze vorm van
seksualiteit hadden bereikt antwoordden, op de vraag welke functie
het genitale orgasme daarin heeft
dat het 'het
biologische geluid verwijdert uit een spiritueel
stelsel'.
Terecht maakt
Grof onderscheid tussen oceanische seks en tantrische seks, die de
genitale seksualiteit slechts ziet als voertuig voor een hogere
verwezenlijking. De traditionele maithoena is een gewijde gelegenheid die
de transcendentie van de ervaring viert, De extatische toestand van
gelukzaligheid is immers geen ervaring, omdat degene die de ervaring heeft
één is met het ervarene. In de toestand van extase laat men het
onderscheid tussen subject en object achter zich, evenals de in concepten denkende geest en de
ego-identiteit die in die gelukzaligheid zouden
zwelgen,
In
neotantrische kringen wordt de oorspronkelijke gelukzaligheid van de
Werkelijkheid echter maar al te vaak verward met een verhoogde toestand
van zintuiglijk genot, al dan niet gepaard aan een genitaal orgasme.
Hoewel het genot zijn plaats heeft in de opzet der dingen kan het, volgens
het authentieke tantrisme, onze fundamentele vervreemding van de
kosmos niet verlichten en ons evenmin helpen onze elementaire angst voor
de dood te overwinnen noch ons blijvende spirituele vervulling geven.
Genot is, net als pijn, iets van het zenuwstelsel. Genitale orgasmes of
zelfs de zogenaamde van-top-tot-teen-orgasmes zijn een psychosomatisch
fenomeen, geen spirituele manifestatie. Gelukzaligheid is het
blijvende orgasme van God en Godin in hun goddelijke
omhelzing.
De
psychotechnologie van het linkshandig tantrisme is de meest uitgewerkte
poging van de antieke wereld om het grote reservoir van de seksuele
energie die in ons lichaam besloten ligt voor spirituele doeleinden te
benutten. Het mysterieuze proces van de seksuele superlimatie, dat verband
houdt met de koendalini-prikkeling, zal in de toekomst veel beter moeten
worden onderzocht.
========================================================
Tot zover dan
onze verhandeling van tantrisme
waarbij de nadruk is komen te liggen op die stroming die men het
'linkshandig pad' noemt. Het meeste van bovenstaande tekst komt dus uit
het reeds genoemde boek van Georg Feuerstein: ”Spiritualiteit en
erotiek” (ISBN
90-6325435-0)
We vertelden reeds dat
men er gerust van uit mag gaan dat er voor het eerst sprake zou zijn van
een uitgewerkte vorm van rituele seksualiteit met 'verlichting' als
doen binnen de eerste culturen die in het Midden-Oosten zouden ontstaan.
Dat is de Soemerische cultuur waarvan het nodige bekend is dankzij de
vertaling van de aldaar gevonden kleitabletten en de zich ten westen
daarvan bevindende culturen van Minoïsch Kreta, Phoenicië en het land van
Kanaän en natuurlijk Egypte. Ten oosten daarvan zou zich de
Indus-beschaving gaan kenmerken maar nog verder naar het oosten zou ook
sprake zijn van een zekere religieuze overtuiging waarin de
menselijke seksualiteit een belangrijke functie had. We praten nu over
het Verre Oosten, namelijk China. Het al eerder genoemde Yin-Yang
symbool wat de éénheid der dingen symboliseert is van Chinese herkomst en
zou voor het eerst zichtbaar gaan worden in een stroming die men Tao
zou noemen, 'de weg'. Ons inziens beweert men vaak ten onrechte dat de
Tao ouder zou zijn de tantra. Wel is het zo dat er binnen de tao veel
eerder sprake zou zijn van een gestructureerde overtuiging met duidelijke
leerstellingen. Binnen de tantra zou daar uiteindelijk pas rond het jaar
1000 AD sprake van gaan worden, al hebben we al aangetoond dat de
brond van het tantrisch denken ouder is. Ergens vermoeden wij dat deze
religieuze overtuigingen stapsgewijs steeds oostelijker terecht zouden
komen (zoals ze ook naar het westen zouden gaan) en dat ze in China op een
'vruchtbare' boden terecht zouden komen. Tijdens ons onderzoek
naar de Tao, wat dus 'weg' betekent., viel ons gelijk op dat
de eerste volgelingen van Jezus zich ook 'volgelingen van de weg'
zouden noemen en al zou men dit dan nog een toevallige overeenkomst
kunnen noemen, onlangs gepleegd onderzoek heeft aangetoond dat er al
kort na de kruisiging van Jezus (in de eerste eeuwen van de jaartelling)
sprake zou zijn van kleine gnostisch-christelijke gemeenschappen in China
die beweerden hun leerstellingen van Jezus zelf te hebben ontvangen. Dat
dit zij gnostisch waren zegt dan gelijk weer wat over die eerste
christenen en dat zij zich 'volgelingen van de weg' noemden
die in het Chinees dus 'tao' is stemt tot
nadenken.
Want
de reden waarom dit zo makkelijk wortel zou weten te schieten daar, bij de
Chinezen was zoiets als de weg al bekend namelijk. En mogelijk vielen de
overeenkomsten hen op en kwam één en ander hen bekend voor waardoor zij
het makkelijk zouden adopteren.
Onderstaand stuk gaat dus over de TAO en is
wederom uit het reeds genoemde boek van Feuerstein, daar waar we dat nodig
achtten aangevuld met commentaar van
ons ------------------------------------------------------------------------------------
Het seksuele tao: de Chinese kringloop van de
levensenergie
Tao: De naamloze weg
voorbij God en Godin

De Chinezen zouden weer hun eigen, unieke equivalenten
creëren die alle vallen onder de noemer van het taoïsme. Taoïsme is het
westerse woord voor een groot aantal Chinese stromingen die de
uiteindelijke Werkelijkheid benoemen als tao, de 'Weg'. Evenals de
ingewijden van het hindoeïstische en boeddhistische tantrisme waren
de oude taoïstische meesters experts in het manipuleren van de
levensenergie van het menselijk lichaam, en ook zij brachten hun
volledig meesterschap in praktijk in het seksuele proces. Maar voordat we
ons verdiepen in de taoïstische bijdrage aan sacrale seksualiteit moeten
we de filosofische grondslag van die lange traditie
onderzoeken
Het Chinese karakter voor het woord tao

is samengesteld uit een symbool
voor 'hoofd' 
en een symbool voor 'gaan' of 'weg'
Oorspronkelijk
werd onder deze twee karakters een derde component geplaatst, dat
'stilstaan' beduidde.
De oorspronkelijke
betekenis van tao was dus 'een spoor dat, terwijl het zelf
vastligt, rechtstreeks van het beginpunt naar het doel leidt'. De hierin
uitgedrukte gedachte is dat het tao, ook al is het zelf volmaakt
stil en stabiel, toch de bron is van alle beweging en van de schepping.
Het is het principe dat ten grondslag ligt aan alle creativiteit, dus ook
aan het voortplantingsproces. Het is het grote Mysterie waarin alle wezens
en dingen participeren en waarop de wijzen zich afstemmen om heelheid,
geluk, gezondheid en zelfs een lang leven te verwezenlijken.
Het volgende is overgenomen en vertaald uit Red Pine's Tao
Te Chin:
De Chinese versie van de Tao Te Ching heeft al
dozijnen uitgaven gekend, die allemaal ergens tussen de vijf tot zes
duizend karakters tellen. Dat is het resultaat van het toevoegen van
taalkundige onderdelen voor de duidelijkheid of door weglaten daarvan voor
meer beknoptheid. Het grootste verschil tussen alle uitgaven betreft
niet het aantal karakters maar centreert zich om de vertolking van
zinsneden en de aanwezigheid of afwezigheid van sommige versregels.
Aan het einde 1973, werden twee afschriften van de tekst gevonden in
de omgeving van de provinciehoofdstad Changsha in een graftombe uit het
jaar 168 die verzegeld was, een plaats bekend als Mawangtui. Deze
teksten bevatten talloze weglatingen en fouten en moeten daardoor met
grote terughoudendheid worden gebruikt.
Andere teksten uit het
zelfde tijdperk vanuit een andere tombe, dateren van kort na het jaar 200.
Deze tombe was gelegen bij de stad Hsuchou aan het Grote Kanaal en
werd geopend in het jaar 574. Niet lang daarna, werd door de
hofastroloog Fu Yi een uitgave verzorgd van het exemplaar dat in de tombe
was gevonden. Aanvullend op de teksten van Mawangtui en Fu Yi, zijn
kort na 1900 meer dan zestig exemplaren van de tekst gevonden in Dun
Huang, een oase op de Zijderoute. Een daarvan was geschreven door een
man genaamd Suo Tan die in het jaar 270 leefde. Daardoor bestaat er nu nog
een vroege handgeschreven uitgave. Een andere versie is van de grote
vierde eeuwse kalligraaf Wang Hsi-chih.
Als laatste, verschijnt de
tekst in vroege commentaren van Yen Tsun, Ho-shang Kung, en van Wang
Pi. Ook zijn er vele passages die aanhalingen bevatten, zoals in de oude
werken van Mo-tzu, Wen-tzu, Chuang-tzu, Lieh-tzu Han Fei, Huai-nan-tzu, en
anderen.
---------------------------------------------------
Lao Tse, de half-legendarische grondlegger van het taoïsme die
waarschijnlijk leefde in de zesde eeuw voor Chr., opent zijn beroemde
Tao Te Tsjing met het volgende vers;
Een
Wat de weg betreft, de Weg die genoemd kan worden
is niet de eeuwige Weg. Wat namen betreft, de naam die genoemd kan
worden is niet de eeuwige naam. Het naamloze is het begin van de
tienduizend dingen. Het benoemde is de moeder van de tienduizend
dingen. Daarom, blijft men zonder verlangen, dan kan men het geheim
zien. Wie steeds verlangens heeft, zal alleen maar zien, naar wat
men smacht en zoekt. Deze twee ontspringen uit dezelfde bron. Ze
hebben verschillende namen, toch noemt men ze hetzelfde. Dat wat
zelfs nog dieper is dan diepzinnigheid. De poort naar alle
geheimen. Gecorrigeerd met de
Mawangdui-teksten.
Het tao is de uiteindelijke Werkelijkheid, die wordt
opgevat als onpersoonlijk en alomvattend. Het reikt, naar men zegt, verder
dan de, al dan niet mannelijke, God (n) van de oudste tijden en
wordt geroemd omdat het verder zou reiken dan wat vanaf de vierde of derde
eeuw de Hemel wordt genoemd. Het eeuwig tao is de universele basis
van alle zichtbare en onzichtbare dingen, en de meest authentieke kern van
de menselijke persoonlijkheid.
Vijf
Hemel en Aarde zijn onpartijdig; Zij beschouwen
de tienduizend dingen als strooien honden. De wijzen zijn
onpartijdig; Zij beschouwen de gewone mensen als strooien honden. De
ruimte tussen hemel en aarde - is het niet als een blaas? het
is leeg maar niet uitgeput beweeg het, en er komt [altijd] nog meer
uit. Meer leren betekent veelvuldig uitputten. Dat is niet zo goed
als vasthouden aan het gemiddelde.
Zeven [Zes] De Hemel duurt voort en de Aarde bestaat lang. De
reden waarom de Hemel voortduurt en de Aarde lang bestaat, is dat
zij niet voor zichzelf leven. Daarom kunnen zij lang
voortbestaan. Daarom plaatst de Wijze zichzelf op de achtergrond, en
daardoor bevindt hij zich op de voorgrond. Hij zet betrokkenheid uit
zijn geest en daardoor blijft zijn betrokkenheid in stand. Het is
niet [omdat] dat hij geen eigenbelang heeft dat hij daardoor in staat
is, vervulling te
bereiken. Gecorrigeerd met de
Mawangdui-teksten
En dan beginnen ons gelijk kleine overeenkomsten op te
vallen met een gnostisch evangelie wat de woorden van Jezus zouden zijn
volgens Didymus Thomas:
Jezus zei: Wie de wereld heeft leren
kennen heeft een dood lichaam gevonden; en wie een
dood lichaam heeft gevonden, hem is de wereld niet
waardig.
--------------------------------------------------------- Tien Het voeden van de ziel te dragen en het omhelzen van het
Ene, kan je het doen zonder dat ze je verlaten? Door je adem te
beheersen en haar zacht te maken, kan je het laten lijken op [de adem
van] een pasgeboren baby? Door het aankweken van je diepgaand
inzicht kan je dat zodanig doen zodat je zonder smet blijft? Door
alle mensen lief te hebben en leven te geven aan het land, kan je
zonder bekwaamheid zijn? Door de poorten van de Hemel te openen en
sluiten, kan je de rol van vrouw spelen? Door begrijpend te zijn en
open te staan voor alle dingen, ben je in staat dat te doen zonder
kennis te gebruiken?
Schenk ze het leven en voed
hen, Schenk ze het leven, maar probeer ze niet te bezitten, Help ze
te groeien, maar probeer ze niet te beheersen leidend en toch
niet overheersend, Dat wordt de hoogste deugd
genoemd.
Gecorrigeerd met de
Mawangdui-teksten.
------------------------------------------------------
Jezus zag kleine kinderen
die gezoogd werden. Hij zei tot zijn
leerlingen: Deze kinderen, die gezoogd worden, lijken
op hen, die het Koninkrijk binnengaan. Zij zeiden tot
hem: Zullen wij dan, als wij kinderen zijn, het
Koninkrijk binnengaan? Jezus zei tot hen: Als jullie
de twee één maakt en als jullie het innerlijk maakt
als het uiterlijk, en het uiterlijk als het
innerlijk en het boven als het beneden, en als jullie
het mannelijke en vrouwelijke tot één maakt, zodat het
mannelijke niet mannelijk zal zijn, en het
vrouwelijke niet vrouwelijk, als jullie ogen maakt in
plaats van een oog en een hand in plaats van een
hand en een voet in plaats van een voet en
een beeld in plaats van een beeld; dan zullen jullie
binnengaan in het Koninkrijk. (Evangelie
volgens Thomas)
----------------------------------------------------
Lao Tse geeft de aanbeveling dat de wijze af moet zien van de
gedachte dat hij een onafhankelijk handelend iemand is. In plaats daarvan
moet de wijze 'toom' de gelegenheid stellen alle noodzakelijke
handelingen uit te voeren door zijn/haar geest-lichaam te gebruiken als
instrument:
Daarom houdt de wijze zich onledig met
niets-doen, het zwijgen onderrichtend. De honderdduizend dingen
ontstaan en vergaan algedurig. Scheppend doch niet ergens bezit van
nemend, Werkzaam doch zonder er eer voor te willen. Werk wordt
volbracht, en dan vergeten. Daarom blijft het een eeuwig
gegeven.
De wijze is als water.
Hij drijft mee op de stroom van het leven zonder ooit een obstakel te zijn
dat het stromen belemmert. Hijzelf is leeg. Op die manier wordt hij gevuld
met het tao en is zijn handelen volkomen spontaan. Dit is het grote
taoïstische ideaal van woe-wei ('niet-handelen'), Het principe van
spontaniteit (tsoe-jan] is de spil waaromheen alle taoïstische
scholen draaien, ongeacht hun metafysische en praktische verschillen.
In onze tijd moeilijk voorstelbaar en eveneens vaak als
afkeurenswaardig beschouwd. Er schuilt zoveel materieel denken in 's
mensens huidige manier van leven, men moet zichtbaar ergens mee
bezig zijn om niet als lui en asociaal te worden beschouwd. Toch
is bovenstaande spontaniteit eveneens de grondslag van de taoïstische
seksuele praktijk. Over het algemeen onderscheidt men in het taoïsme
tegenwoordig twee stromingen: het filosofische en het
religieuze taoïsme. Het filosofische taoïsme, dat zich heeft gevormd
rond de uitspraken van de Tao Te Tsjing, bestaat vooral uit het
cultiveren van spontaniteit. Het religieuze taoïsme (tao tijiao)
benadruk: meer het nastreven van geestelijke heelheid en lichamelijk
welzijn, met behulp van een ruim scala aan magische praktijken waaronder
een veelzijdige seksuele techniek. De overeenkomst met de hiervoor
beschreven bestaande tantrische stromingen valt natuurlijk gelijk
op. In een latere periode ging het filosofische taoïsme steeds meer
over tot een vorm van gecompliceerde abstracte speculatie terwijl het
religieuze taoïsme een groeiende interesse voor een persoonlijk lang leven
aan de dag begon te leggen en zelfs voor lichamelijke onsterfelijkheid.Het
hield zich dus meer bezig ook met de aardse dimensie/leerschool waarin we
ons nu eenmaal bevinden en die we niet als minderwaardig mogen beschouwen
of veronachtzamen. Maar wat dat betreft hebben beide stromingen toch
wel te lijden onder een soort van eenzijdigheid die het vroege taoïsme,
zoals neergelegd in het werk van Lao-Tse, niet kende. Zoals altijd had
de oorspronkelijke gedachte al snel te lijden onder splitsing en
verdeling. Uit de Tao Te Tsjing blijkt duidelijk dat de
weg van de wijze niet alleen een persoonlijke tocht, is maar dat zijn
verlossing in het belang van allen is. Het is veelzeggend dat van alle
ons bekende oude Chinese geschriften alleen de Tao Te Tsjing
het vrouwelijke principe benadrukt.
Zes (zeven)
De geest van de vallei sterft nimmer; Wij noemen
dat het vrouwelijke, de allereerste moeder. De poort van het
geheimzinnige vrouwelijke wij noemen het de wortel van
Hemel en Aarde. Het is als eeuwige sluier, nauwelijks
zichtbaar. Door het gebruik raakt het niet
uitgeput. Gecorrigeerd met de
Mawangdui-teksten.
Zoals Ellen Chen opmerkt is het tao de 'schoot van het
niet-zijn'. Het eerste vers van het achtentwintigste hoofdstuk van het
werk van Lao Tse is cryptisch:
Acht en twintig
Als je de kracht van de man kent, behoud dan toch
de zorgzaamheid van een vrouw! Je zal als het ravijn van het land
zijn. Als je als het ravijn van het land bent, dan zal je
voortdurende deugd je niet verlaten. En wanneer de voortdurende deugd
je niet verlaat, keer je terug naar de toestand van een klein kind.
Als je het pure kent, blijf dan toch met beide voeten op de
grond. Je zal als de vallei van het land zijn. Als je als de vallei
van het land bent, is je voortdurende deugd volledig. en als je
voortdurende deugd volledig is, keer je terug naar te toestand van
onbewerkt hout
Als je weet wat wit is, houdt het dan toch bij
zwart. Je zal een voorbeeld voor het land zijn! als je een
voorbeeld voor het land bent, Zal je voortdurende deugd je niet
verlaten, en als je voortdurende deugd je niet verlaat, Dan keer je
terug naar de toestand zonder grenzen.
Als onbewerkt hout is uitgesneden, verandert het
in voorwerpen. Als de Wijze wordt gebruikt, verandert hij in het
hoofd van de bestuurders. Ware houtsnijkunst gebeurt zonder het in
stukken te verdelen.
gecorrigeerd
met de Mawangdui teksten
--------------------------------------------------
Evangelie volgens
Thomas:
Hij zei tegen
hem: Mens, wie heeft mij tot verdeler
gemaakt? Hij wendde zich tot zijn leerlingen en zei
tegen hen: Ik ben toch geen
verdeler?
--------------------------------------------------
Zoals alle schepselen zijn voortgekomen uit het tao,
zo keren zij er ook naar terug. Het Tao is dus de universele
Moeder - een idee dat de verbinding vormt met de erotische spiritualiteit
in het Paleohthicum en het Neolithicum.
--------------------------------------------------
Evangelie volgens Thomas: ...
Want mijn moeder(…), maar mijn ware moeder gaf mij het
leven.
--------------------------------------------------
De
belangrijkste stelling van het taoïsme is dat in de dimensie van het
eeuwige tao er een oer-harmonie is tussen het vrouwelijke en het
mannelijke. Wat we eveneens weer terug kunnen
vinden in de gnostische evangeliën
dus:
Evangelie volgens Thomas
..en als jullie het
mannelijke en vrouwelijke tot één
maakt, zodat het mannelijke niet mannelijk zal
zijn, en het vrouwelijke niet vrouwelijk, dan zullen
jullie binnengaan in het
Koninkrijk.
Evangelie volgens Philippus
In deze wereld is de vereniging er een van man en
vrouw, waar kracht en
zwakheid samengaan. In eon(eeuwigheid) is de
vorm van de vereniging anders, maar we geven deze dezelfde
naam…
Christus is gekomen om de
scheiding, die in het begin is
ontstaan, weer ongedaan te maken, de twee weer te
verenigen en leven te geven aan hen die in de
scheiding gestorven zijn, en hen weer te
verenigen. Want vrouw en man verenigen zich met elkaar
in het bruidsvertrek.
Deze twee polaire principes
worden binnen de Tao dus de krachten yin en yang
genoemd, die de diastole en de systole zijn van het kosmische hart.
Het dynamische evenwicht tussen hen wordt fraai weergegeven in de
vertrouwde afbeelding van t'ai tsji, de cirkel die bestaat uit een
neerzakkende witte druppel met een zwart 'oog' en een opstijgende zwarte
druppel met een wit 'oog', respectievelijk yang en
yin.

Het beeld correspondeert met het
hindoeïstische concept van sjiva (her kosmische mannelijke
principe) en sjakti (her kosmische vrouwelijke principe) in
hun eeuwige omhelzing. Dit bipolaire evenwicht moet voor de spirituele
beoefenaar een ervaringsrealiteit worden. Zijn of haar leven moet opgaan
in dat evenwicht, iets dat alleen mogelijk is doordat de microkosmos een
getrouwe afspiegeling is van de macrokosmos.
Oftewel, 'zo boven, zo
beneden'. Volgens Lao Tse is de dood het onvermijdelijke gevolg van
de scheiding van het mannelijke en het vrouwelijke
principe.
Toen Eva nog in Adam was, was er geen dood. Toen zij zich
van hem scheidde, ontstond de dood. Als zij weer in hem gaat en hij
haar weer in zich opneemt, zal er geen dood meer
zijn
(evangelie volgens Philippus)
Net als Jezus dat dus
dacht!!!
-----------------------------------
In de zuigeling zijn de principes van
mannelijk en vrouwelijk nog niet van elkaar gescheiden. De zuigeling is
vervuld van levenskracht (tsj'i) en eveneens vol van een
onverzwakte reproductieve kracht (tsjng); daarom wordt het jonge
kind als onsterfelijk beschouwd, evenals het tao. In het
vijfenvijftigste hoofdstuk van zijn werk vergelijkt Lao Tse de volleerde
wijze met de zuigeling die 'volmaakte aanpassing' kent
(te).
----------------------------------
En tot vervelens toe kunnen we daar dus weer een gnostische
uitspraak van Jezus bij gaan halen
(volgens Thomas)
Jezus zag kleine kinderen
die gezoogd werden. Hij
zei tot zijn leerlingen: Deze kinderen, die gezoogd
worden, lijken op hen, die het Koninkrijk
binnengaan.
-----------------------------------------------------
In tegenstelling tot dat van de
volwassene wordt het bestaan van de zuigeling niet gecompliceerd door het
denken. De zuigeling drinkt en huilt en grijpt zich stevig vast - allemaal
in volmaakte harmonie met zijn innerlijke natuur. Zonder zich van zichzelf
bewust te zijn. zonder een hinderende geest (hsin) leeft de
zuigeling overeenkomstig de volheid van het tao. De beoefenaars van
het taoïsme streven ernaar in alle aangelegenheden diezelfde onschuldige
en evenwichtige houding te verwezenlijken. Het voertuig waarmee
innerlijke harmonisatie kan worden bereikt is zelf een manifestatie van
het kosmische polaire spel van yin en yang, namelijk de levensadem
of tsj'i. Evenals het idee van spontaniteit is het concept van
tsj'i fundamenteel voor elke vorm van het taoïsme. Tsj'i is
de Chinese benaming voor wat door hindoeïsten en boeddhisten prana
en door de oude Grieken pneuma werd genoemd. Zonder deze
essentiële kracht zou het bezielde lichaam een lijk zijn. De regulering
van de ademhaling van het leven speelt daarom een belangrijke rol in de
scholen van het religieuze taoïsme. Zij ontwikkelden allerlei
hulpmiddelen voor het leven - van alchemie tot kruidkunde en seksuele
disciplines. De beoefening van het beheersen van tsj'i wordt
tao-yin genoemd, 'het circuleren van het tao, een techniek
waarnaar al in de Tsjoeang Tsoe wordt verwezen (in het vijftiende
hoofdstuk), een werk dat gedeeltelijk is geschreven door de wijze naar wie
het is vernoemd. Puffen en blazen, uitademen en inademen, het oude naar
buiten blazen en het nieuwe naar binnen trekken, het 'beren-hangen' en het
'vogel-strekken' doen, geïnteresseerd zijn in een lang leven -dat zijn de
ondervindingen van de beoefenaars van de 'leid-en-trek -oefeningen,
de koesteraars van het lichaam, de hoogbejaarden van Grootvader
P'eng.' Grootvader P'eng Tsoe is de Chinese tegenhanger van de
Hebreeuwse Methusalem. Er wordt van hem beweerd dat hij achthonderd
jaar oud werd en talloze generaties van religieuze taoïsten inspireerde in
hun zoeken naar een lang leven en onsterfelijkheid. De grote meesters van
het taoïsme worden dan ook de Onsterfelijken genoemd. Zoekend naar het
Gouden Levenselixer, dat de gouden pil (tsjn-tan) wordt genoemd,
bestudeerden zij zeer aandachtig de verbanden tussen leven,
ademhaling en seksualiteit.
Het tao van de
seksualiteit: witte tijger en groene draak
Volgens de Chinese mythologie werden
zowel de taoïstische spiritualiteit als de seksuele kunsten
uitgevonden door de vindingrijke en legendarische Gele Keizer
(Hoeang-ti) en zijn drie onsterfelijke dames, die naar men zegt bijna
vijfduizend jaar geleden leefden! De Gele Keizer had in zijn
harem twaalfhonderd vrouwen en zou al op jeugdige leeftijd gestorven zijn
als hij het geheim van de beheersing van het zaad niet had gekend. Maar
omdat hij een meester was in de kunst van het bedrijven van de liefde met
zijn vrouwen zonder zijn kostbare levensvoedende vloeistof te verspillen,
slaagde hij erin zijn lichaam zozeer te vervolmaken dat hij met lichaam en
al naar het hemelrijk opsteeg. En natuurlijk valt gelijk dan weer de
overeenkomst met het tantrisme op. Het staat vast dat in China de
ars amatoria zeer oud is, en de Chinese handboeken over
seksualiteit zijn de oudste en de meest gedetailleerde van de pre-moderne
wereld. Aan het eind van het eerste millennium voor Chr. waren er acht van
dergelijke handboeken in omloop. Hun Indische equivalenten zijn dus
pas verscheidene eeuwen later vastgelegd:(wat niets over hun leeftijd zegt
overigens). De befaamde Kama-Soetra van Vatsyayana
werd samengesteld aan het eind van de derde eeuw na Chr., al lijkt de
auteur zijn werk duidelijk ook weer te hebben gebaseerd op eerdere,
verloren gegane bronnen. De Kama-Soetra leek eerder
bedoeld als gids voor de welgestelde stedeling die de verveling uit zijn
liefdesleven wilde verdrijven. Men zou het haast gaan zien als een
handboek voor de playboy, met een oppervlakkig moralistisch tintje,
maar zo'n oordeel is misschien iets te snel getrokken. In ieder geval ,
als seksuologisch werk is de Kama-Soetra ergens nogal
teleurstellend en veel minder interessant dan zijn Chinese
tegenhangers. Datzelfde gelde voor de andere, latere,
hindoeïstische handboeken over seksualiteit, die meestal niet meer zijn
dan een echo van Vatsyayana. Allemaal vertonen ze scholastische trekken en
er is reden om aan te nemen dat de schrijvers geen van allen zelf ervaring
hadden met het door hen beschrevene. In de Chinese handboeken over
seksualiteit is dat verfrissend anders. Zij puilen uit van details die
veel eerder het produkt lijken van langdurig persoonlijk experimenteren.
Bovendien zijn zij geïnspireerd door de occulte filosofie van het
religieuze taoïsme, waardoor ze meer zijn dan alleen maar seksuologische
verhandelingen en relevantie hebben voor deze beschouwing over erotische
spiritualiteit. Verder behandelen ze seksualiteit als een deel van
een holistisch stelsel van persoonlijke hygiëne en geneeskunde. Hoewel
waarschijnlijk geen van deze werken op dit moment nog bestaat zijn vele
ervan deels bewaard gebleven in de vorm van citaten in een Japanse
medische encyclopedie met de titel Isjimpo, die uit meer dan
tweehonderd oude geschriften citeert. Dit werk werd in de tiende eeuw
samengesteld door een in Japan wonende Chinese arts. Het bevat een lang
gedeelte over de vaardigheden van de slaapkamer, in het Engels vertaald
door Howard S. Levy, in samenwerking met de inmiddels overleden arts en
historicus Akira lsjihara (the tao of sex). In de dertig
hoofdstukken van dat deel van de Isjimpo verschijnen de nodige
taoïstische en medische autoriteiten ten tonele. Afgezien van de Gele
Keizer zelf ontmoeten we in deze hoofdstukken ook P'eng Tsoe, die zo
lang bleef leven, en de drie onsterfelijke dames van de keizer, ‘Vrouwe
Eenvoudig’, ‘Vrouwe Kieskeurig’ (ook wel ‘Vrouwe Geheimzinnig’ genoemd) en
‘Vrouwe Diepzinnig’ (ook wel ‘Regenboogvrouwe’ genoemd) - allen experts op
het gebied van de ars amatoria. Over het verband tussen taoïsme en
geneeskunde merken Levy en Isjihara op:
De
taoïstische ingewijden van het oude China vereerden de Gele Keizer en
maakten zich de, naar zij meenden, van hem afkomstige medische theorieën
eigen. Velen van hen werden arts, en werden in hun functie van genezer als
geëerde gasten ontvangen door keizers en aristocratische hovelingen. Zij
gaven instructies in de boudoir-kunsten aan mannen die werden overstelpt
met vrouwelijk gezelschap; dat was vooral het geval tijdens, de
T’ang-dynastie (zevende tot tiende eeuw na Chr.), die zich kenmerkte
door het grote aantal prostituees, animeermeisjes en concubines. In
praktische zin fungeerden de handboeken over seksualiteit van de taoïsten
dus als een eerstehulp-koffertje voor de aanzienlijke rijken van
China, wier welzijn in gevaar werd gebracht door het niet aflatende
amoureuze spel en de ongeremde losbandigheid. De Keizer had duizenden
vrouwen in zijn harem en had intieme contacten met tenminste enkele
tientallen van hen. Advies over hoe te behouden was voor hem advies over
hoe te overleven.
Het geheim van de keizer, zo wordt ons openhartig verteld,
was het op de juiste wijze in toom houden van zijn zaad; voor de taoïst -
evenals voor de beoefenaar van het tantrisme - betekent sperma leven en
verlies van sperma verlies van leven. De daaraan ten grondslag
liggende gedachte is dat onze voortplantingsorganen de geheime
krachtcentrale zijn, die de essentie is van het lichamelijk bestaan en ons
niet alleen van gezondheid maar ook van een lange levensduur en zelfs van
onsterfelijkheid verzekert. Ook hier zien we de ijzeren schakel tussen
seks en de dood.' Alexis Carrel, winnaar van de Nobelprijs voor de
geneeskunde, gaf op het verband tussen de geslachtsdrift en vitaliteit het
volgende commentaar:
De seksuele
klieren hebben niet alleen de functie dat ze de man aanzetten tot de stap
die, in het primitieve leven, de soort in stand hield. Ze
intensiveren bovendien alle fysiologische, mentale en spirituele
activiteit. Geen enkele eunuch is ooit een groot filosoof geworden, een
groot wetenschapper of zelfs maar een groot
misdadiger.
Vervolgens zegt
hij: De
testikels hebben, meer dan welke klier ook, een diepgaande invloed op de
kracht en de kwaliteit van de geest. Over het algemeen hebben grote
dichters, beeldend kunstenaars en heiligen, evenals veroveraars, een grote
behoefte aan seks. Het verwijderen van de geslachtsklieren, zelfs bij
volwassenen, leidt tot zekere wijzigingen in de mentale toestand. Na
wegname van de eierstokken, bijvoorbeeld, worden vrouwen apathisch en
verliezen zij een deel van hun intellectuele activiteit of hun moreel
besef. De persoonlijkheid van mannen die een castratie hebben ondergaan
verandert op een meer of minder uitgesproken manier. De door de
historie overgeleverde lafheid van Abélard tegenover de hartstochtelijke
liefde en offerbereidheid van Héloïse was waarschijnlijk te wijten aan de
brute verminking die aan hem was voltrokken. (Pierre Abélard was gecastreerd
namelijk) Bijna alle grote kunstenaars
waren grote minnaars. Inspiratie lijkt samen te hangen met een bepaalde
conditie van de seksuele klieren (,,,) Het is bekend dat seksuele
excessen intellectuele activiteit belemmeren. Om zich in zijn volle
kracht te kunnen ontplooien vereist intelligentie, naar het schijnt, zowel
de aanwezigheid van goed ontwikkelde seksuele klieren als de tijdelijke
onderdrukking van de seksuele
begeerte.
De negentiende-eeuwse taoïstische meester Tsjao Pi Tsj'en
geloofde dat de levenskracht, opgeslagen in de geslachtsorganen,
meetbaar is. In zijn verhandeling De geheimen van het bevorderen van de
wezenlijke natuur en het eeuwige leven merkt hij
op:
Een beoefenaar zou zijn lichaam
moeten beschouwen als een land en zijn voortplantingskracht als de
bevolking ervan. Niet in beroering gebrachte voortplantingskracht
verzekert de bevolking van veiligheid, en de volheid van geest en de
levensadem vergroten de welvaart van her land.
Het behoud van het zaad leidt dus tot innerlijke vrede en
fysiek welzijn terwijl verlies van het zaad het land tot opstand en chaos
brengt. De ingewijde Tsjao Pi Tsj'en verklaarde de voordelen van
beheersing van de zaadlozing als
volgt:
Als de voortplantingskracht gedurende honderd
[achtereenvolgende] dagen wordt verzameld, wint men vierenzestig
tsjoe[maten) vitaliteit en wordt een bepaalde hoeveelheid van het
positieve beginsel voortgebracht; dit is als het 'toevoegen van brandstof
om het leven te voeden en te verlengen. Als met hetzelfde
voornemen de voortplantingskracht nogmaals honderd dagen lang wordt
verzameld wint men nog een.s vierenzestig tsjoe (maten] vitaliteit, zodat
het positieve beginsel wordt vermeerderd tot twee eenheden; het lichaam
wordt na heel sterk en alle kwalen verdwijnen. Wanneer hel verzamelen
van de voortplantingskracht gedurende een derde periode van honderd dagen
wordt voortgezet en men weer vierenzestig tsjoe [maten] vitaliteit
wint, wordt het positieve tot drie eenheden vermeerderd; alle holten in
het lichaam worden vrijgemaakt voor verjonging en de stap van de
beoefenaar is licht en vlug, zijn gehoor helder en
goed.
Meester Tsjao beschrijft vervolgens de verschillende effecten
wanneer men de oefening nog langer volhoudt. Na nog eens honderd
dagen gaat de huid van de beoefenaar glanzen en wordt zijn witte haar weer
zwart; daarna wordt hij ondernemend en krijgt hij nieuwe tanden;
vervolgens bereikt hij opnieuw de kringloop van t'ai tsji, de
uiteindelijke Werkelijkheid, waardoor hij zijn lichaamsenergie
herstelt tot de volheid en heelheid van de zuigeling. Hoe slaagt
men erin de zaadlozing te beheersen? De taoïstische teksten bevatten
allerlei adviezen en beschrijvingen van nuttige oefeningen, Ten
eerste beschouwen taoïsten, die immers meer in natuurlijk gedrag dan
in onderdrukking geloven, dat een actief seksleven spiritualiteit niet in
de weg staat. Zij moedigen seks zelfs aan, als methode om de levenskracht
van het lichaam te versterken en daardoor als middel tot transformatie in
het spirituele proces.
Maar ook hier zij weer
opgemerkt te worden dat het zogenoemde 'ophouden van het zaad' nooit
te krampachtig mag gebeuren daar het dan wel schadelijk voor de gezondheid
zou zijn. Ook hier wordt weer een meer gedoceerde afgave bedoeld die
overeenstemt met de glijvochtproductie van de
vrouw.
Volgens
het taoïsme is de seksuele verhouding tussen een man en een vrouw een
manifestatie van de dans van de kosmische principes yin en yang.
Met andere woorden, voor de taoïst is de vraag niet of hij seks
moet bedrijven, maar hoe. Lang geleden merkte men op dat er een
belangrijk verschil is tussen het mannelijke en het vrouwelijke orgasme.
De afscheiding van de vrouw blijft grotendeels in haar lichaam, de man
loost zijn zaad en - volgens de taoïsten - sterft telkens een beetje.
Vanuit hun gezichtspunt is elke zaadlozing een stap in de richting van her
graf. De gedachte achter deze overtuiging is dat het sperma een
levensdragende kracht is en dat elke man gedurende zijn leven maar over
een beperkte hoeveelheid reproductieve energie beschikt. Dit concept
zal op ons minder fantastisch overkomen wanneer we ons realiseren dat één
zaadlozing, die bestaat uit tweehonderd à tweehonderdvijftig miljoen
wriemelende spermatozoen, kennelijk een voedingswaarde heeft van twee
biefstukken en tien eieren. Het is waar, zoals een populair boek over de
chemische aspecten van seksualiteit ons voorhoudt, dat een man 'in een
halve seconde meer sperma kan produceren, de kleinste cellen van zijn
lichaam, dan een vrouw gedurende haar hele leven aan eicellen'. Maar
wanneer de auteurs van dat boek beweren dat 'sperma een goedkope en
gemakkelijk te vervangen hulpbron' is nemen zij een standpunt in
dat lijnrecht tegengesteld is aan dat van de taoïsten. De taoïstische
meesters stellen met klem dat de voortdurende produktie van zaad in een
seksueel actieve man, die seks gelijk stelt met een orgasme, een zeer hoge
maar onzichtbare prijs heeft: degeneratieve ziekten en een vroegtijdige
dood.
Dit is dan ook weer
een specifiek taoïstisch uitgangspunt waarin men vergeet dat er bij een
partner eigenlijk altijd een uitwisseling van energieën plaatsvindt. En
mag het afgeven van het mannelijk zaad overkomen als puur uitgaand, en de
vrouwelijke reactie als ontvangend, een vrouw geeft eveneens haar
'kracht' af via haar vocht. Zoals bekend is dat zalf ook in de
huid wordt opgenomen uiteindelijk. In het Midden-Oosten stelde
men de seksuele geslachtsdaad niet voor niets gelijk aan een 'heilige'
zalving? (Masjiach-Messias-Christus-Karast?) Er zijn er zelfs die durven te stellen dat Jezus in
werkelijkheid pas Christus (=gezalfde) werd nadat ie de Hieros
Gamos met Maria Magdalena had bedreven, NA de zalving te
Bethanië!
Volgens de taoïstische
leer raakt de man door zijn zaadlozingen uitgeput terwijl de vrouw, wier
lichaam haar orgastische afscheiding weer in zich opneemt, door
geslachtsverkeer sterker wordt. Daniel P. Reid, een westerse aanhanger van
het taoïsme, stelt het als volgt :
De
tegengestelde aard van het mannelijke en vrouwelijke orgasme heeft
belangrijke gevolgen voor de twee vormen van seksuele activiteit, die in
de loop der tijd heel wat stof hebben doen opwaaien en tegenwoordig aan
populariteit lijken te winnen: masturbatie en homoseksualiteit.
Gezien vanuit de invalshoek van Yin en Vang zijn de resultaten van
deze twee activiteiten bij mannen volkomen anders dan bij vrouwen. Voor
mannen betekent masturbatie een onherroepelijk en niet te compenseren
verlies van Yang-zaad-essentie. Hoewel gezonde mannen tussen de
leeftijd van zestien en eenentwintig jaar ware 'fonteinen van zaad'
zijn, voor wie masturbatie betrekkelijk onschadelijk is, worden alle
clichés over mannelijke masturbatie bewaarheid wanneer ze de leeftijd van
vijfentwintig hebben bereikt: een slap gevoel in dijen en knieën,
gevoelloosheid in de lendenen, verlies aan vitaliteit, neerslachtigheid,
enzovoort. Tegen de tijd dat zij dertig zijn zouden mannen deze gewoonte
van zelfdestructie helemaal moeten opgeven en beginnen hun zaad te
behouden en uitsluitend te reserveren voor gemeenschap met vrouwen. Mannen
die, wanneer zij dertig, veertig, vijftig zijn, regelmatig blijven
masturberen beroven zichzelf van de essentie en de energie die de
brandstof zijn van hun leven en hun gezondheid beschermen.Een vrouw
daarentegen kan masturberen zoveel zij wil zonder haar voorraad essentie
en energie te verminderen.
==============================================================
Homoseksualiteit
Wat er nu volgt is een stuk waarin
homoseksualiteit ter sprake gaat komen. Ook dit stuk is weer uit dat boek
van Georg Feuerstein en daar waar wij vonden dat één en ander wat meer
genuanceerd diende te worden hebben we dat
veranderd/aangevuld.
-------------------------------
Daniel
P.Reid, van dat citaat hierboven, merkt verder op dat, om dezelfde
redenen, homoseksualiteit schadelijk is voor mannen maar onschadelijk voor
vrouwen. Het viel hem op dat de oude taoïstische artsen zelfs een
homoseksueel syndroom hadden gediagnosticeerd, dat zij
'draken-yang’ noemden (lung-yang). De symptomen van
deze kwaal zijn onder andere vermoeidheid, huidontstekingen,
impotentie en een verlaagde immuniteit. De vermenging van yin
met yin in de meeste lesbische verhoudingen betekent niet
veel meer dan wat de oude Chinezen noemden 'het opwrijven van de spiegel',
een vrij onschadelijke activiteit. De paring van yang aan yang in
mannelijke homoseksuele verhoudingen is volgens de traditionele
taoïstische wijsheid impliciet antagonistisch. Reid wijst erop dat
dit antagonisme onder de microscoop kan worden aangetoond wanneer het
sperma van twee verschillende mannen wordt vermengd: er breekt oorlog
uit! Stephen T, Chang, die eveneens over taoïstische seksualiteit heeft
geschreven, merkt op dat, omdat yin en yang beide aanwezig
zijn in iedere man en vrouw, het taoïsme homoseksualiteit noch vergoelijkt
noch veroordeelt. Hij wijst echter op verschillende schaduwzijden waarvan
homoseksuelen, vooral zij die seks als een transformerende of verjongende
ervaring willen bedrijven, op de hoogte zouden moeten zijn. Over het
geheel genomen ziet dus ook hij in homoseksualiteit het gevaar dat
een psycho-energetische instabiliteit zou kunnen worden gecreëerd die
gevaarlijk zou kunnen zijn voor de gezondheid. Mantak Tsjia, een in
Thailand geboren moderne meester van het taoïsme die in Amerika onderricht
geeft, adviseert homoseksuele mannen en vrouwen hun ‘yin- en
yang' energieën regelmatig zelf in evenwicht te brengen met hetzij
de aarde hetzij de hemel, in combinatie met een bewuste
ademhaling. De aarde is overwegend yin terwijl de hemel
overwegend
yang is.
En
hier lijkt
het ons dus noodzakelijk om op te merken dat het soms toch weer te veel op
het 'materiële' vlak wordt getrokken dan. Want er zijn nu eenmaal mannen
en vrouwen bij wie de yin respectievelijk de yangkracht meer
dominant is dan de andere. En in het geval zo iemand dan een homoseksuele
relatie begint met een ander bij wie er van het omgekeerde sorake is
wordt er in principe niets verstoort. Want in dat opzicht is het
lichaam dan toch ondergeschikt en kan men zich zelfs afvragen of er
tussen de spermatozoën dan sprake is van strijd. Zelf denken we dat
dat nog nooit echt is onderzocht.
Toch is het
hierdoor wel weer duidelijk dat de leer van het taoïsme , net als die van
tantra en andere, vergelijkbare seksueel-yogische scholen, meer lijkt
afgestemd op heteroseksuele partners. Wat natuurlijk ergens ook weer niet
zo vreemd te noemen is daar er nu eenmaal toch meer sprake is onder de
mensen van hetero dan homoseksualiteit en men daarom het eerste
logischerwijs als uitgangspunt nam. Al kan het ook zijn dat
homoseksualiteit in het China van Lao Tse toch wel een beetje in de
tabusfeer lag. Dat weten wij echter niet zeker. De taoïstische slaapkamerkunst (fang-sjoe) draait om
wat 'tweeledige ontginning' wordt genoemd, corresponderend niet de
tantrische rite van de maithoena. In tegenstelling tot de
aanhangers van het tantrisme sporen de taoïstcn echter aan tot afwisseling
en speelsheid bij het bedrijven van de liefde. Terwijl het tantrisme meer
rechtstreeks is gericht op het transcenderen van het geest-lichaam met
behulp van plechtige rituelen houden de taoïsten zich voortdurend
bezig met het vergaren van psychoseksuele energie, die vervolgens
wordt benut om het lichaam te verjongen en onsterfelijk te maken. Het
is niet verbazingwekkend dat het taoïsme een zeer veelzijdige seksuele
techniek heeft ontwikkeld, waartoe ingewikkelde concepten behoren van de
energiebanen in het lichaam, een zeer gecompliceerd inzicht in voedsel en
eetgewoonten, talloze ademhalingsoefeningen en niet minder houdingen om de
liefde te bedrijven.
Deze houdingen hebben kleurrijke namen, zoals
'de tred van de (witte)
tijger' 
'het vastklampen van de krekel',
'kraanvogels met verstrengelde halzen', 'de vlinder opvliegend naar de
hemel', enzovoort. Niet alleen verschaffen deze houdingen genot, ze worden
ook geacht uiteenlopende positieve effecten op de gezondheid te
hebben. Taoïstische schrijvers schonken aan de verschillende
lichaamsdelen heel kleurrijke benamingen. De penis, bijvoorbeeld, wordt
dikwijls 'jadestengel' of 'mannelijke voorhoede' genoemd, de vagina is de
'jadepoort', 'grot van vermiljoen' of 'verborgen plaats'; wanneer men van
de clitoris spreekt heeft men het over het 'jadeterras of de 'muis in de
lege boot'. De 'witte tijger', tenslotte, is het zaad dat zorgvuldig
bewaakt moer worden, de 'groene draak de vrouwelijke afscheiding die rijk
is aan yjn-kracht. Op het niet-seksuele niveau van de alchemie hebben deze
cryptische begrippen betrekking op respectievelijk lood en vermiljoen (een
kwiksulfide).
Voor de taoïstische beoefenaar is het doel van
geslachtsgemeenschap het absorberen van de psvchoseksuele energie van
de partner. De man hoopt dus de yin-energie van de vrouw te verkrijgen, de
vrouw de yang-energie van de man. Helaas werd dit door sommige scholen
opgevat als een strijd tussen de seksen waarbij de vrouw probeerde haar
mannelijke partner uit te putten en de man wanhopig worstelde om een
zaadlozing te voorkomen en tegelijkertijd zoveel mogelijk yin-energie van
de vrouw op te nemen. Deze benadering leidde, terecht, tot beschuldigingen
van vampirisme. Waaruit dan weer duidelijk naar voren komt dat
men het oorspronkelijke doel van de tao daarbij uit het oog verloor. Want
het uiteindelijke doel was niet er enkel maar zelf beter van te
worden in de huidige indivuedele toestand maar toch ook een soort van
transformatie te ondergaan naar die oorspronkelijke heelheid die men in
het symbool Yin-yang dus terug kan vinden, waarbij men deel werd van die
andere voor de noodzakelijke balans en toegang naar andere niveaus
kreeg.
Meestal waren het aanzienlijke, rijke mannen
die vrouwen uitbuitten, met name maagden, terwille van hun innerlijke
alchemistische reis. Maar soms was het de vrouw die de overhand had. Zo
vertelt de Chinese geschiedenis over het seksuele vampirisme van keizerin
Woe Tse-tien, die leefde in de zevende eeuw na Chr. In de herinnering
leeft zij voort als China's meest vooraanstaande drakenvrouw. Ze begon
haar loopbaan als kamermeid en vocht zich, met haar seksuele vaardigheden
en haar onverzadigbare begeerte, een weg naar de keizerlijke troon. Men
zegt van haar dat ze in haar lange leven duizenden mannen van hun
yang-energie heeft ontdaan, zodat ze hun gezondheid ruïneerde en hen vóór
hun tijd doodde. Door het behouden en zelfs vermeerderen van zijn/haar
oerenergie (tsjing), die correspondeert met de hindoeïstische
sjakti, vergroot de beoefenaar van het taoïsme zijn/haar voorraad
essentiële energie (tsj'i) zodat hij/zij beter in staat is tot
spiritueel werk. Door de kringloop en de metamorfose van de tj’i
-energie wordt namelijk de spirituele sjen-energie gevoed. De
sjen-energie, die correspondeert met de tantrische sjiva, wordt in
verband gebracht met de zogenaamde holte in het hoofd. Holte is
het taoïstische begrip voor het yogische chakra, het subtiele
centrum van energie. De beoefenaar van het taoïsme stookt de oven van
zijn/haar geslachtsklieren op om de hitte te creëren die noodzakelijk is
voor het innerlijke alchemistische proces van transformatie. Dit proces
wordt op twee manieren verklaard. Volgens de ene verklaring stijgt de
toegenomen energie op naar het hoofd, waar zij wordt opgeslagen; op
schilderingen wordt dit zichtbaar gemaakt in de merkwaardig gewelfde
voorhoofden van de onsterfelijken. Volgens de andere verklaring wordt de
opgespaarde tsj’i-energie gebruikt om het zogenaamde onsterfelijke
embryo in de kookketel in de buikholte te creëren, Meester Tsjiao Pi
Tsj'en legt uit:
De eenwording van
geest en levenskracht brengt het onsterfelijke zaad voort zoals dat wordt
onthuld door het witte licht in het hart, lichtflitsen in het hoofd, het
gegons van de draak en het gebrul van de tijger in de oren (..,) Als het
onsterfelijke zaad zich volledig heeft ontwikkeld zal het gouden licht
zichtbaar worden.
Zorgvuldige
koestering van dit onsterfelijke zaad produceert de zogenaamde
onsterfelijke foetus, een vormloos spiritueel gebied dat wordt
geassocieerd met het gouden licht. Een jonge taoïstische tekst, vertaald
door Richard Wilhelm en beroemd geworden door het commentaar van C. G.
Jung, noemt deze ontluikende spirituele werkelijkheid 'de gouden bloem'.
Deze bloem bloeit wanneer het innerlijk licht, de energie, bewust in een
kringloop wordt gebracht, Met andere woorden, als gevolg van de juiste
ontginning groeit de onsterfelijke foetus totdat hij voldoende rijp is om
naar buiten gebracht te worden - dat wil zeggen, vrijgelaten via de kruin
van her hoofd. Dan wordt hij zichtbaar buiten het
lichaam. Voortzetting van de oefeningen zal de beoefenaar van het
taoïsme in staat stellen dit nieuwe spirituele lichaam te integreren in
zijn fysieke lichaam, waarbij dit laatste steeds onstoffelijker wordt. Zo
verwerft de beoefenaar zich tenslotte het elixer van de
onsterfelijkheid. Het idee van een getransformeerd lichaam is
uiteraard niet voorbehouden aan het taoïsme. In het tantrisme is het
eveneens een normaal concept, terwijl ook de leer van het
gespiritualiseerde lichaam van Christus hiervan een afspiegeling is.
Vóór Jezus zou Henoch met God hebben gewandeld en 365 jaar op aarde hebben
geleefd voordat hij met lichaam en al opsteeg naar de hemel. Van de grote
Hebreeuwse profeet en wonderdoener uit de negende eeuw, Elia, nam men
eveneens aan dat hij met lichaam en al was opgetild naar het hemelse
domein, iets dat wij mogen opvatten als een metafoor voor
transsubstantiatie,
Aanhangers met het formaat van de grote
taoïstische onsterfelijken zijn er niet veel, en dan nog slechts met grote
tussenpozen. De meeste beoefenaars van het seksuele taoïsme komen
waarschijnlijk zelfs niet in de buurt van het grote ideaal. De seksuele
weg kan bovendien zelf een valkuil zijn, waardoor de ego-persoonlijkheid
in de bodemloze diepte van zelfzuchtigheid en zelfverheerlijking
neerstort. In zijn nog steeds zeer leesbare Pain, Sex and Time
verwoordt Gerald Heard, een vooraanstaand vertegenwoordiger van de
hindoeïstische, niet-dualistische metafysica uit de eerste helft van deze
eeuw, zijn vrees met betrekking tot de tantrische yoga, die evenzeer van
toepassing is op het taoïsme. Hij
zegt:
Her is moeilijk niet
tot de conclusie te komen dat we, in al deze pogingen om de
oerenergie te gebruiken zoals die zich langs seksuele kanalen manifesteert
met de bedoeling dat deze het bewustzijn naar een hoger niveau tilt,
beschikken over een uiterst twijfelachtige techniek. We mogen zelfs zeggen
dat die te vergelijken is met het gebruik van verdovende middelen,
dat hetzelfde doel nastreeft. In beide gevallen zal onder invloed van het
gebruikte medium het individuele bewustzijn worden afgeleid en verzwakt,
zodat het oorspronkelijke doel uit het oog wordt verloren en liet middel
tot doel wordt.
We
kunnen seksuele technieken dus zeker nier los zien
van hun spirituele en morele grondslag zonder het risico te lopen dat we
de traditie die we verkozen hebben te volgen corrumperen en ons eigen
leven verlagen. Met andere woorden, we moeten lopen over het scherp van de
snede van de spontaniteit zonder te vervallen in een ego-gebonden
motivatie of gehechtheid. De wijze Lao Tse
waarschuwt:
Zij die dit Tao willen houden Verlangen niet geheel
gevuld te worden. Omdat ze niet vol zijn Kunnen ze zich vernieuwen
voordat ze uitgeput raken,
Laten we dan nu eens gaan kijken naar die twee kanten
die hier op het eind werden besproken en die in het westen plaats zouden
vinden in plaats van het oosten. De weg naar mogelijke
onsterfelijkheid en het verwikkeld raken in allerlei pogingen in een
zekere soort van gedrogeerde toestand te geraken die vooral in de vorige
eeuw naar voren zou gaan komen, mogelijk als erfenis van het Victoriaanse
gedachtegoed. Maar eerst gaan we dus wat verder terug nog, naar de
veertiende
eeuw. ================================================================== ==================================================================
“ Een sleutelkenmerk in Paracelsische alchemie
en geneeskunde was het belang van hemelse energieën en invloeden... elk
metaal was gerelateerd aan een specifieke planeet en zou in zichzelf een
'arcanum' bevatten, een hemelse kracht die direct van zijn heersende
planeet afkomstig was... alchemistisch werk, zo hield Paracelsus staande,
was net zo iets als het herscheppen van het Universum in het klein
“
Cherry Gilchrist,
Alchemy
Vernieuwende alchemie
Het concept van hypostatisch kwikzilver. zwavel en zout,
waarover we al hoorden binnen die beschrijving van de Tao, gaf een
nieuwe impuls aan het alchemistisch onderzoek; en Paracelsus boekte
blijkbaar successen bij de medische behandeling met behulp van zijn
essenties. Het waren waarschijnlijk zwakke, zure oplossingen, in sommige
gevallen opgepept met alcohol. De ideeën van Paracelsus moedigden ook
de zoektocht naar het Levenselixer aan. Dit middel zou een lang leven
garanderen. Het zoeken naar onsterfelijkheid had die Chinese
'alchemisten' dus reeds lange tijd zeer geïnteresseerd
Zij waren dan ook de pleitbezorgers van speciale medicijnen, die vaak
mineralen bevatten. Maar ook in Europa gingen er geruchten over
alchemisten die de onsterfelijkheid zouden hebben bereikt. Een van
hen was Nicolas Flamel, een zuinige en nijvere schrijver (secretaris
en kopiist} in het 14-eeuwso Parijs. In 1357 kocht hij een groot, heel oud
en met versieringen verluchtigd
boek.
'De
omslag was van koper, goed ingebonden, en gegraveerd met letters of
vreemde figuren.. 'Ik kon ze niet lezen,
het waren ook geen Latijnse of Franse letters... Wat betreft de
inhoud die was gegraveerd (neem ik aan) met een ijzeren pen of
graveerstift...op bladen van boombast merkwaardig gekleurd
..'
Op de
eerste pagina was in gouden letters geschreven:
'Abraham de Jood, Priester, Prins, Leviet, Astroloog en
Filosoof, aan de Natie der Joden verspreid door de Toorn Gods in
Frankrijk, wenst u Gezondheid.'
Flamel verwees vervolgens naar dit manuscript als Het
(geheime) Boek van Abraham
de Jood. De opdracht in het boek werd gevolgd door vervloekingen
aan het adres van iedereen die geen priester of schriftgeleerde was en
toch het boek las. Aangezien Flamel zichzelf als schriftgeleerde
beschouwde durfde hij het wel verder te lezen. De auteur wilde het
verspreide Joodse volk helpen belastingen aan de Romeinse autoriteiten te
betalen door ze te leren hoe gewoon metaal in goud te veranderen. Het
stamde dus duidelijk minstens uit de tijd van de Joodse diaspora die
plaats had gevonden na AD 70 toen de grote Joodse opstand ervoor had
gezorgd dat de Romeinen de tempel in Jeruzalem met de grond gelijk hadden
gemaakt en zelfs weer een halve eeuw later alle Joden verboden hadden nog
langer in Jeruzalem te wonen. Vele Joden waren toen uitgeweken naar de
toch al florerende Joodse gemeenschappen in de Franse
Languedoc.
De aanwijzingen in het boek leken
helder en makkelijk te volgen maar helaas sloegen ze alleen op de
latere stadie van het proces. De enige aanwijzingen voor de belangrijke
eerdere stadia zou gegeven worden in de illustraties op het vierde en
vijfde blad van het boek. Tot zijn grote teleurstelling ontdekte Flamel
dat de afbeeldingen weliswaar goed waren geschilderd:
‘Maar
dat geen mens er wijs uit kon worden zonder goed thuis te zijn in hun
Kabbalah. een serie oude tradities, en hun boeken grondig bestudeerd
had.'

Eenentwintig jaar lang probeerde Flamel zonder succes
iemand te vinden die de illustraties voor hem kon verklaren. Uiteindelijk
kwam zijn vrouw Perenelle met het idee dat hij misschien het beste
naar Spanje toe zou kunnen reizen om daar een geleerde Jood licht op de
zaak te laten schijnen. Want nadat de Franse Languedoc door de
kruistocht tegen de katharen helemaal in noord-Franse, Frankische, handen
was gekomen waren veel Joden uitgeweken naar het land aan de overzijde van
de Pyreneeën wat altijd deel had uitgemaakt van het voormalige
Joods-Visigothische koninkrijkje Septimanië. Met Toledo als
hoofdstad. In ieder geval besloot Flamel de beroemde
bedevaartstocht naar het graf van Sint Jacobus in Compostela te maken en
zo vertrok hij met pelgrimsstaf en breedgerande hoed. zorgvuldig
vervaardigde kopieën van de geheimzinnige illustraties op zak.
Nadat hij het bedevaartsoord te Santiago de Compostela had
bezocht, reisde hij naar de stad León in noord-Spanje, waar hij bij toeval
kennis maakte met een zekere Meester Canches. een geleerde Joodse
arts Toen Canches de illustraties op de kopieën zag, was hij ‘in alle
staten vanwege grote verbazing en vreugde’,
omdat hij ze herkende als onderdeel van een boek waarvan hij
al lang had gedacht dat het verloren was gegaan. Hij besloot onmiddellijk
om met Flamel naar Frankrijk te gaan. Maar in Orléans zou hij,
uitgeput door zijn hoge leeftijd, sterven. Na zijn begrafenis keerde
Flamel dus alleen terug naar Parijs.
‘Ik beschikte nu over de ‘prima
materia’. de eerste beginselen, maar niet over de kennis hoe die moesten
worden toebereid, wat van alle dingen ter wereld zo ongeveer het
moeilijkste is. Uiteindelijk vond ik wat ik zocht, dat wist ik ook door de
sterke geur die ervan al kwam. Toen ik dit eenmaal had was het
Meesterschap makkelijk .. De eerste keer dat ik de projectie uitvoerde (de
volledige omzetting) deed ik het met kwikzilver, waarvan ik ongeveer een
halve pond (227 gram) omzette in puur zilver, van betere kwaliteit
dan het spul afkomstig uit de zilvermijnen, zoals mijn eigen
proefnemingen en ook die van anderen uitwezen. Dit vond plaats op
een maandag, de zeventiende januari rond twaalf uur “s middags, in mijn
huis. met Perenelle als enige aanwezige in het jaar van het
herstel van de mensheid 1382.’
Drie maanden zou
Flamel zijn eerste transmutatie uitvoeren die hem ‘goud’
op zou leveren. In ieder geval zou het hem vermogend weten te maken
en hij en Perenelle maakten goed gebruik van hun nieuwe rijkdom. Ze
gaven geld aan:
‘Veertien
ziekenhuizen, drie kapellen en zeven kerken in de stad Parijs, die
allemaal compleet nieuw werden gebouwd, en verrijkt met prachtige
gaven en inkomsten, waarbij in hun kerkhoven vele reparaties; werden
uitgevoerd. In Boulogne deden we al net zoveel als we in Parijs hadden
gedaan om nog maar te zwijgen van de liefdadigheid die we bedreven
voor de armen, met name weduwen en
wezen..’
Na
Flamels vermeende overlijdensdatum in 1419 kwam de geruchtenstroom op
gang. In de hoop dat de Steen der Wijzen verborgen zou zijn in een van
zijn huizen, werden die door allerlei mensen steeds weer doorzocht, tot
één van die huizen zelfs tot een berg stenen was gereduceerd. Maar er
gingen ook steeds meer verhalen dat zowel Perenelle als Nicolas nog in
leven waren; dat zij in Zwitserland was gaan wonen terwijl hij een stuk
hout in haar graf had begraven, en dat hij later hetzelfde zou hebben
gedaan bij zijn eigen ‘begrafenis. Dat zij op een gegeven dus
schijnbaar hadden besloten niet langer op te vallen en daarom hun eigen
overlijden hadden geënsceneerd. In de daaropvolgende eeuwen bleef dan
ook het verhaal de ronde doen dat de rijke alchemist er op de één of
andere manier in was geslaagd de dood te verslaan. De 17e-eeuwse reiziger
Paul Lucas. op reis in Klein-Azie, ontmoette daar een vooraanstaande
Turkse filosoof Die vertelde hem dat de ware filosofen het geheim van
levensverlenging al meer dan zo’n 1.000 jaar hadden gekend.
“Op het laatst nam ik de vrijheid om de beroemde Flamel
te noemen die, zo werd gezegd, de Steen der Wijzen bezat maar toch beslist
dood was. Hij glimlachte om mijn eenvoud, en vroeg met een milde
uitdrukking:’Geloof je dat echt? Nee nee, mijn vriend. Flamel
leeft nog steeds, noch hij noch zijn vrouw hebben de dood al geproefd. Nog
geen drie jaar geleder liet ik ze achter,.. in India; hij is een van mijn
beste vrienden”
De dood tuk hebben
In 1761 zouden Flamel en zijn vrouw de Parijse opera
hebben bezocht. Later werden ze ook op andere plekken gesignaleerd.
Zo is er bijvoorbeeld het verslag van Ninian Bres in le Corbeau Menteur:
‘Hij was iets korter dan gemiddeld, licht gebogen onder het gewicht
der jaren, maar nog met een ferme stap en een helder oog, en met een
huid die merkwaardig glad en doorschijnend was, zoals fijn albast. Zowel
hij als de vrouw die hem vergezelde-duidelijk zijn vrouw hoewel ze bijna
onmerkbaar de oudere en meer besliste van de twee leek te zijn- waren
gekleed in een stijl die nog maar een paar jaar uit de mode leek en toch
een onmiskenbare zweem van oudheid had. Ik stond halfverborgen in een
kleine boog aan het eind van de Boulevard du Temple: mijn handen waren
gevlekt door zuur. mijn overjas stonk naar het fornuis. Toen het paar mij
naderde, keerde Flamel zich naar me toe en leek op het punt om het woord
tot me te richten, maar Perenelle troonde hem snel met zich mee, en ze
waren vrijwel onmiddellijk in de menigte ondergegaan ‘Je vraagt hoe ik
zo zeker weet dat dit Nicolas Flamel was? Ik heb vele uren in de
Bibliothèque Nationale doorgebracht, het Boek van Abraham de Jood
bestuderend: kijk eens goed naar het eerste deel van het vijfde blad
- daar, in de hoek rechtsonder waar zij staan afgebeeld die het goud in de
tuin zoeken, zie je het gezicht dat het mijne onderzoekend aankeek, die
avond op de Boulevard du Temple. het gezicht dat mij sindsdien in
mijn dromen heeft achtervolgd.’

---------------------------------------------------------------------
En zo zijn we dan in de wereld van de
alchemie aanbeland. Mede de kruistochten hadden ervoor gezorgd dat
de Europeanen in aanraking waren gekomen met wijsheden uit het oosten,
wijsheden die men in de islamitische traditie ook op had weten te
nemen. Maar door allerlei levensbeschouwelijke overtuigingen binnen de
heersende grote monotheïstische religies had er een verschuiving in
symbolen plaatsgevonden en was men in een zeker soort van
'geheimtaal' gaan praten over het 'Grote Werk', dat is het middel om
aan dat levenselixer te komen en volgens de alchemisten het mengen van het
mannelijke Zwavel (Sulfur) met het vrouwelijke Kwikzilver
(Mercury). Deze alchemistische overtuigingen zouden dermate populair
gaan worden dat de meeste niet-ingewijden die erover hoorden eigenlijk
niet meer wissten waar het voor stond en het daardoor allemaal zeer
letterlijk zouden gaan nemen. Zij zouden dan ook door middel van allerlei
chemische proeven met genoemde substanties gaan proberen die 'steen
der Wijzen' te verkrijgen om zo een onedel metaal als lood in
goud te kunnen veranderen en materiële rijkdom te vergaren. Wat Flamel
met zijn vrouw Perenelle had gedaan die 17e januari (eveneens een
belangrijke datum in het 'geheim van Rennes-le-Chateau') had echter iets
heel anders betroffen. Hij was op een rituele wijze één geworden met
zijn 'wederhelft', Perenelle.

En zo zou de kennis over sacrale seksualiteit voort sluimeren
in het Europa van de oppermachtige maar zeer anti-seksuele
Katholieke kerk. Mocht men verwachten dat daar met de opkomst van de
reformatie verandering in zou komen, niets bleek minder waar. Het zou
binnen de meeste protestantse stromingen zelfs nog erger gaan worden daar
die de leer van Augustinus zeer letterlijk wensten te nemen en het
menselijke lichaam helemaal als de bron van alle zonde schenen te
beschouwen en de materie in het algemeen minachtten. Toch zou er juist
door dit denken op den duur een soort van 'tegenbeweging' gaan
ontstaan. Eentje die krampachtig zou proberen zich van al die denkbeelden
te ontworstelen. In het volgende, wederom door ons bewerkte en ruim
aangevulde , stuk van Feuerstein zullen we eens nader gaan bekijken.hoe
het 'juweel in de lotus' zich los probeerde te maken van allerlei
verwrongen
denkbeelden.
Opkomst van seksuele magie in
‘neoheidendom’ Seksuele magie en de magie
van seks
De menselijke seksualiteit en magie hebben een
lange gemeenschappelijke geschiedenis die teruggaat tot in de
Steentijd. Duizenden jaren lang was de geslachtsdaad omgeven door magische
overtuigingen en rituelen, en in zekere traditionele samenlevingen
is dat soms nog steeds het geval. Zelfs onze postmoderne beschaving kent
haar eigen taboes, mythen en bijgelovigheden omtrent seksualiteit.
Helaas voor ons allemaal is onze beschaving als geheel het
eeuwenoude besef kwijtgeraakt dat seks doordrenkt is van het
Goddelijke, dat het deel is van het grotere mysterie van het bestaan en
dat het een venster kan zijn dat uitzicht biedt op de sacrale
Werkelijkheid, sterker nog, daar het 't lichaam als voertuig laat
gebruiken stelt het ieder individu in staat die andere Werkelijkheden te
ervaren.. Maar misschien zijn wij dat besef niet helemaal
kwijtgeraakt, want soms spreken verliefde mensen nog steeds over de magie
van seks. Ze doelen op de momenten van hun liefdesspel waarin ze een
gevoel van betovering ervaren, van diepe verbondenheid met elkaar, wanneer
hun lichamen en hun innerlijk wezen gonzen in harmonie met het web van het
leven zelf. Op dergelijke momenten stijgen we boven onze hormonale
impulsen en onze genitale aandriften uit; misschien vangen we zelfs een
glimp op van de werking van de magie. Magie ziet de wereld als een web
van krachtige invloeden die op ons individuele leven inwerken. Volgens de
magische kijk op de wereld is seks op zich een bijzonder machtig middel
van zich verstrengelende magische krachten tussen mensen onderling, als
gevolg van het intieme lichamelijke en emotionele contact van de
geslachtsdaad. Magie als begrop op zich heeft te maken met het
opleggen van de wil aan die onzichtbare krachten en het dienstbaar
maken daarvan aan de doelen die wij voor ogen hebben, of die nu moreel
zijn of immoreel. Daarvan ligt de verantwoording geheel bij onszelf.
Men neemt aan dat het woord seks is afgeleid van het Latijnse secare
dat 'snijden’ of 'verdelen' betekent. Maar paradoxaal genoeg heeft seks
eerder te maken met samenvoegen, verenigen en het overwinnen van de
scheiding tussen de geslachten. Het herstellen van dat wat door scheiding
verdeeld was geraakt. Al mag men eigenlijk wel aannemen dat dit met opzet
zou gebeuren om ons zo in staat te stellen om te leren. Seks is dus een
in wezen magische handeling waardoor die scheidslijnen ook materieel weer
worden weggenomen. Dat is de keerzijde van de magische kijk op de wereld:
de ervaring van de mystieke deelname aan elkanders leven of, zoals de
Franse antropoloog Lucien Levy-Brühl het formuleert, 'participation
mystique'. Ervan uitgaande dat alle dingen met elkaar verbonden zijn
maakt de magie alles ondergeschikt aan onze persoonlijke wil. Elke
magische handeling is bedoeld om de wereld te incorporeren, ook
andere levende wezens, en die onder onze eigen subjectieve invloed te
brengen. De daad van de seksuele liefde is een daad van letterlijke,
stoffelijke, incorporatie, waarbij geliefden elkaar toestaan dat het
lichaam van de partner zich stoffelijk verbindt met het eigen
lichaam, zo de grenzen van het materiële veranderend/opheffend. De
lichaamsgrenzen tussen geliefden worden dus opzettelijk vervaagd opdat ze
meer volledig deel kunnen hebben aan elkanders leven en levenskracht.
Geliefden brengen elkaar onder een magische, niet stoffelijke,
betovering die hen een zeldzame wederzijdse ervaring binnenvoert. Dat kan
een zo grote gelijkluidendheid tot gevolg hebben dat zij hun besef van
persoonlijke identiteit verliezen. Een ervaring van de schrijver George
Leonard, waarover hij in het eerste hoofdstuk van zijn boek vertelt, biedt
een treffend voorbeeld van de seksuele 'partïcipation mystique'. Het
erotische karakter van de magie was aan Marsilio Ficino, een
vijftiende-eeuwse filosoof en beoefenaar van magie, volkomen
duidelijk. In zijn boek over liefde, getiteld De Amore (VI,1) merkt
hij op dat 'de hele macht van de Magie gegrond is op Eros'." In zijn zeer
belangrijke studie naar de banden tussen de magie van de renaissance en
erotiek wijst de godsdiensthistoricus loan Couliano op het
volgende:
“In de hoogste graad van ontwikkeling, die bereikt wordt in
het werk van Giordano Bruno, is magie een middel om het individu en de
massa te beheersen, gebaseerd op een diepgaande kennis van
persoonlijke en collectieve erotische impulsen (...) Magie is niet
meer dan toegepaste, gestuurde en door degene die de handeling
uitvoert opgewekte erotiek. Maar er zijn andere aspecten van het
manipuleren van hersenschimmen; één daarvan is de wonderbaarlijke
'Kunst der Herinnering'. De band tussen erotiek, mnemotechniek en
magie is onlosmakelijk, in een zo sterke mate dat het onmogelijk is het
derde element te begrijpen zonder eerst de principes en de
mechanismen van de twee eerste bestudeerd te
hebben.”
Wat Couliano de ‘Kunst der Herinnering’ noemt (ars memoriaè}
was in de middeleeuwen een sterk ontwikkelde, yoga-achtige techniek.
Het vereiste een opperste concentratie in het gebruik van het eigen
voorstellingsvermogen en werd door zowel intellectuelen als mediterenden
gebruikt om de realiteit te bevatten door oefening van het geheugen. De
middeleeuwse mnemotechniek bleek bovendien van groot belang voor hen die
de principes van de magie wilden leren beheersen. Want visualisatie of
voorstelling (visualisatie is afgeleid van het Latijnse werkwoord videre
dat 'zien' betekent) staat in de magische kunsten centraal. Het
visuele, verbeeldende karakter van magie is duidelijk zichtbaar in de
grafschilderingen uit de Steentijd. Een bijzonder treffend voorbeeld van
magische verbondenheid waarin seksualiteit betrokken was vinden we op
een paleolithische rotsschildering uit Algerije, die door de
psycho-analyticus Erich Neumann werd gereproduceerd m zijn alom geprezen
boek The Great Mother. De tekening is een schets van een vrouwefiguur met
opgeheven armen en een mannefiguur, die zich heeft afgewend en een boog
vasthoudt, en van drie dieren. Beide mensfiguurtjes lijken naakt te zijn.
Het meest opmerkelijke is echter dat de geslachtsdelen van de vrouw
en die van de man verbonden zijn door wat ogenschijnlijk een
ononderbroken 'machtslijn' is. We kunnen ons dan afvragen of deze
tekening een specifieke rituele betekenis weergeeft, bijvoorbeeld
eentje dat de man macht moet geven tijdens het jagen. De vrouw roept het
onzichtbare of heilige aan en haar geslachtsdelen zijn het
transformatiestation. verbonden met de penis van de man door een
transmissielijn. Deze tekening laat de essentie zien van de magische
relatie tussen de mensheid van het Paleolithicum met de wereld en
seksualiteit. Het vat bovendien de essentie van de magie zelf samen,
die bestaat uit een immateriële energetische verbondenheid tussen wezens
en dingen die de verschillende grenzen van ruimte en tijd transcendeert.
De aanroep van de vrouw of de devote absorptie van goddelijke energie
hoefde niet eens exact samen te vallen met het tijdstip waarop de man op
jacht uittrok, noch was het dan dezelfde locatie. De vrouw en de man
waren gewoon altijd verbonden door een onzichtbaar koord van macht - en
het wezen van die macht was erotisch. Genoemde afbeelding is bovendien
een getrouwe weergave van een archetypische realiteit, namelijk dat
de vrouw een vat van leven is. Erich Neumann biedt het volgende, zeer
belangrijke inzicht:
“De vrouw als lichaam-vat is de natuurlijke uitdrukking van
de menselijke ervaring van de vrouw, die het kind 'binnenin' zich draagt
en van de man die haar 'binnengaat' tijdens de geslachtsdaad. Omdat de
identiteit van de vrouwelijke persoon met het alomvattende lichaam-vat,
waarin het kind wordt beschut, behoort tot de grondslag van het vrouwelijk
bestaan, is de vrouw niet alleen het vat dat, zoals elk lichaam, iets in
zich heeft, maar zowel voor zichzelf als voor de man is zij het
'levensvat’ zelf waarin het leven vorm krijgt, dat alle levende dingen
draagt en ze uit zichzelf uitstort en in de wereld
brengt.”
Dat wil zeggen, de vrouw is de hoedster
van magische vermogens en macht - het biologisch prototype van de
middeleeuwse alchemistische kookketel. Zo is ze de
levendragende Godin uit de oudste tijden, symbolisch gesproken is de vrouw
de wereld
zelf.

Zoals Neumann probeert te laten zien is dit een psychologisch
archetype dat nog heel sterk in ons leeft - in zowel mannen ais vrouwen.
Verder merkte hij op dat de geestelijke en lichamelijke gezondheid van een
man afhankelijk is van de vraag of hij in vrede leeft met deze
archetypische realiteit in zichzelf of die juist bestrijdt. Als hij deze
realiteit niet aanvaardt zal hij onvermijdelijk de vrouw ervaren als een
vat van onheil dat de fallus opslokt en verslindt, dat ontmant en zich van
de viriliteit van de man meester maakt. Uit deze negatieve waarneming werd
de Godin in haar meest verschrikkelijke vorm geboren, zoals de
hindoeïstische Kali, Lilith uit het Nabije-Oosten en de Azteekse
Xochipilli-Cinteotl. Neumann maakt bovendien nog de belangrijke
opmerking dat magie begon met wat we zouden kunnen noemen voedsel-magie,
verband houdend met vruchtbaarheid, en oorspronkelijk beheerst werd door
het vrouwelijke. Inderdaad is vruchtbaarheid, zowel in letterlijke als in
overdrachtelijke zin, een steeds terugkerend thema in het magische denken
en doen.

De magische kracht van het
zaad
De Franse Languedoc zou de broedkast gaan vormen voor diverse
occulte groeperingen in de 18e en de 19e eeuw. Er
waren een behoorlijk aantal occulte loges binnen de Vrijmetselarij
die een zekere erotische grondslag hadden en, zeer ongebruikelijk voor
deze broederschappen, gemengd waren. Daarnaast
waren er in het zuiden eveneens bepaalde rozenkruiser-orden te vinden die
op één of andere wijze bleken te zijn verbonden met die erotische
occulte vrijmetselaarsgroepen die de ‘Egyptische riten’ werden
genoemd. De naam 'Rozenkruiser' dateerde overigens uit het
begin van de zeventiende eeuw en had een zogenoemde 'hermetische'
oorsprong waarin de Italiaan Giordano Bruno (1548-1600) een behoorlijke
vinger in de pap had. Bruno predikte op zijn reizen door Engeland en
Duitsland de terugkeer van de oude Egyptische religie en stichtte in
Duitsland zijn eigen geheime genootschap, de Giordanisten. Deze groep zou
belangrijke invloed gaan hebben op de ontwikkeling van de
Rozenkruiserbewegingen in Europa. Bruno zou in 1600 te Rome op de
brandstapel belanden, nadat hij was verraden aan de inquisitie. Eén en
ander heeft in ieder geval tot gevolg dat Giordano Bruno in moderne
boeken wordt genoemd als een pionier op het gebied van de kosmologie die
om al zijn ketterse denkbeelden op de brandstapel kwam. (zie Frances Yates
hierover) Dat hij ook een veteraan was in de beoefening en
theorievorming van de magie wordt echter maar zelden vermeld. Bruno was er
vast van overtuigd dat 'fantasie', of de verbeelding, 'een object
werkelijk kan beïnvloeden . Volgens Bruno beheerst eros de wereld en is
het de taak bij uitstek van de magier om eros en de verschillende
manifestaties daarvan te leren beheersen. Eros is verantwoordelijk voor de
aantrekkingskracht die mensen op elkaar uitoefenen en daarom voor hun
'kluistering'. Magie vereiste, volgens Bruno, zowel vurig verlangen als
onthouding. Een van de manieren waarop de magiër kon hopen te
ontsnappen aan de kluistering aan het voorwerp van zijn hartstocht
was het esoterische gebruik van de coïtus reservatus, dat wil zeggen
langdurige seksuele gemeenschap zonder zaadlozing. Bruno onderwees de
techniek kennelijk niet, hoewel deze duidelijk toch wel
behoorde tot het magisch repertoire van zijn tijd. Coïtus reservatus was
immers al bij de vroeg-christelijke- gemeenten bekend geweest maar was
door een zeker orthodox denken binnen de Christelijke stromingen die
in Rome vaste grond aan de voeten kregen al snel als zeer afkeurenswaardig
en slecht veroordeeld. Het oorspronkelijke Joodse idee dat een uitverkoren
volk zich moest vermeerderen werd hier met graagte gehanteerd en alles wat
ook maar enigszins leek op de eerdere heidense religies of die
oorspronkelijke vorm van Christendom waarbij de verantwoording voor het
individuele welzijn volledig, zonder tussenkomst van priesters, bij het
individu zelf lag werd scherp veroordeeld als zijnde dwalingen.
Het
gebruik stak echter in de middeleeuwen duidelijk de kop weer op bij
de Katharen, die met hun wijze van religieuze beleving ongewild een
'tegenkerk' waren gaan vormen. We kunnen rustig beweren dat zij op een
gegeven moment zelfs een ernstige bedreiging voor de suprematie van het
rooms-katholicisme gingen vormen door hun afwijkende kijk (in de ogen der
pauzen dan) op het Christendom. Maar hierin vinden we dus
gelijk een treffende Europese parallel voor de spirituele praktijken
van her Indische tantrisme en het Chinese taoïsme. De tantrische traditie
beloofde haar aanhangers zowel bevrijding (moekti) als vreugde
(bhoekti] - een combinatie die door het orthodoxe hindoeïsme
eveneens onverdeeld werd afgewezen. De traditie die men in
'coïtus reservatus' kan herkennen baseerde zich uitsluitend op een
magische houding tegenover de wereld en liet zich niet in met een starre
indeling van geest en materie, goed en kwaad, waartussen zich dan
ondoordringbare barrières bevonden. Waarschijnlijk was dit gebruik een van
de esoterische exportartikelen van India en het Verre Oosten, die door de
migraties der joden, Visigothen en moslems via de Languedoc Europa binnen
zou komen. En zoals we al vermeldden was dit gebaseerd op de oude
Mesopotamische traditie van gewijde seksualiteit waar het bij de
priesteressen , dan naditu genoemd, ook meestal de gewoonte was geen
kinderen te krijgen.
A propos islam, één van de 20e eeuwse
auteurs over magie, Louis T. Culling, lijkt te denken dat de zogenaamde
seksuele magie afkomstig is van de soefï's (islam) en werd overgebracht
door het geheime genootschap van de Tempelridders en door middel van
alchemie. Culling beweert ook dat deze esoterische soefi-leer in een
enigszins aangepaste vorm voortleefde in de Inquisitie en dat
elementen ervan terug te vinden zijn in de geschriften van Eliphas Levi,
Gerard Encausse (Papus) en anderen. Eliphas Lévi heette eigenlijk
Alphonse-Louis Constant (1810-1875) en zou geloven dat hij ‘het Absolute’
had gekregen van de occulte leraar J.M.Hoene-Wronski. Zo zou hij ook
van laatstgenoemde hebben geleerd dat men via rituele magie
‘halfgod’ kon worden. Lévi zou zich als een ‘waarnemer’
beschouwen van het occulte wereldje en hij zou twee boeken gaan schrijven
die over Magie gingen,’The Dogma of High Magic’ en ‘The Ritual of High
Magic’, en in deze boeken zou hij gaan beschrijven hoe ‘occulte
wetenschappen’ in elkaar zaten. Van al deze verhandelingen wordt nu
echter weer beweerd dat zij op vele plaatsen inaccuraat zouden zijn, zeker
aangaande de feiten. Lévi zou er later dan ook van beschuldigd gaan worden
de informatie vaak op zo’n manier te verdraaien als het hem wel te pas
kwam voor zijn verhaal. Dit alles wil dus zeker niet zeggen dat men
Lévi’s werk als waardeloos opzij kan schuiven, ze zouden uiteindelijk
bevatten toch genoeg interessante aspecten bevatten om vele zogenaamde
‘occultisten’ te inspireren waaronder een beroemde ‘magiër’
Aleister Crowley heete. En Gerard Encausse, een figuur die dus vooral
onder de naam ‘Papus’ bekendheid zou krijgen, blies later de occulte
stroming de ‘Martinisten’ opnieuw leven in en hij was degene die de
occulte (en dus gemengde) Vrijmetselaarsstromingen de ‘ritus van Mizraïm’
en de ‘ritus van Memphis’ met elkaar zou verenigen. tot een loge van
Egyptische riten wat vanaf dat moment de ‘ritus van
Memphis-Mitzraïm’ heette. In 1761 was er namelijk nog een vorm van occulte
Vrijmetselarij opgericht door ene Martinès de Pasqually die een licentie
kon overleggen die de Schotse Vrijmetselarij zijn vader had geschonken.
Hij onderhield ook contacten met weer een andere occulte vorm van
Vrijmetselarij die beweerde alle geheimen der Tempeliers te hoeden en die
daarom dan ook de ‘Stricte Tempeliersobservantie’
heette. De secretaris van deze Pasqually was een zekere Louis-Claude
de St. Martin (1743-1803), een occulte filosoof die de nodige bekendheid
scheen te genieten, en de orde die er zou ontstaan zou naar de naam
‘uitverkoren Cohens’ gaan luisteren (des élus Cohens, en Cohen
betekent priester) Louis-Claude de Saint Martin werd de auteur zijn van
verscheidene ‘mythische’ oeuvres en sloeg uiteindelijk een eigen weg
in wat zou leiden tot de oprichting der
Martinisten. Deze Martinisten zouden eerst de Vrijmetselaarsorde der
Hervormde Schotse ritus in zich op gaan nemen en naderhand ook de Stricte
Tempeliersobservatie en vanaf dat moment zou het ‘Herziene Schotse
ritus’ worden genoemd. Dit laatste gebeurde op het convent van
Wilhelmsbad te 1782.
De meest volledige overlevering is, naar verluidt, echter te
vinden in de Orde van de Tempelridders van het Oosten (O.T.O., 0rdo Templi
Orientiï}, waarvan de Engelse afdeling onder leiding stond van
Aleister Crowley. En we komen er nu niet onderuit deze omstreden
figuur eens wat nader te gaan bekijken en zo een indruk te krijgen van hoe
het neoheidendom op zou komen en hoe hij een niet te onderschatten erfenis
op dit gegeven achter heeft weten te
laten.

De
slechtste mens ter
wereld
“ Elk mens moet magick tot de kern van zijn leven maken. Hij
moet de wetten ervan leren en daar zijn leven naar
richten.”
(Aleister Crowley, Magick in Theorie en
Praktijk)
In het
laatste deel van de twintigste eeuw hielden psychische onderzoekers,
ook wel parapsychologen genoemd, zich vaak bezig met mentale
verschijnselen zoals telepathie en voorgevoelens Maar hoe
belangrijk de wetenschappelijke betekenis van zulke veronderstelde
verschijnselen dan ook mag zijn, het lijdt geen twijfel dat ze minder
spectaculair overkomen dan de fysieke verschijnselen van het
mediumschap -zoals bijvoorbeeld zwevende voorwerpen en materialisaties van
overledenen- waar de aandacht van psychisch onderzoek zich tussen 1860 en
1930 vooral graag op leek te richten. In die periode waren er heel wat
mediums, waaronder de grote D.D. Home en de Italiaanse Eusapia
Palladino, van wiens vermogens serieuze onderzoekers als Everhard Feilding
yan Hereward Carrington sterk onder de indruk waren. Toch zou er
één bepaalde amateur onderzoeker zijn die in het geheel niet
van onder de indruk was van, in dit geval, Palladino. Na een seance
met haar kwam hij zelfs tot de conclusie dat ze niet meer dan een handige
'goochelaar' was en dat al diegenen die in haar bovennatuurli|ke
gaven geloofden -met name in ledematen van ‘ectoplasma’-zich hadden laten
foppen. De seance in kwestie vond plaats in 1913, en de onderzoeker in
kwestie probeerde een cruciale vraag die hem bezig hield te beantwoorden:
‘Fielding en de anderen zijn slim, waakzaam, ervaren en
kritisch. maar dan nog hoe kan ik er zeker van zijn dat als ze beschrijven
wat er gebeurt, ze ook inderdaad betrouwbare getuigen
zijn?' Palladino zat aan het hoofdeind van een tafel - achter
haar rug een kast met een gordijn. In die kast stonden de verschillende
voorwerpen die door haar ‘geest arm’ bewogen zouden worden. Haar
rechterpols werd vastgehouden door Mary d’Este Sturges; haar linkerpols
door de onderzoeker die ook de seance had georganiseerd. Het begin was
typerend voor veel van Palladino’s seances, het gordijn van de kast
bolde eerst op en viel toen over de linkerarm en hand van het medium en
over rechterarm en -hand van de onderzoeker. Die zei tot zichzelf dat dit
toch nooit de linkerarm van het medium kon zijn omdat hij die zelf
vasthield. Maar toen de mysterieuze arm uit het zicht verdween,
voelde hij hoe Palladino’s pols in zijn hand gleed, hoewel hij helemaal
niet had gemerkt dat die pols aan zijn greep was ontsnapt. Dit kleine maar
veelbetekenende voorval deed de onderzoeker alle verslagen van anderen die
Palladino’s seances bij hadden gewoond, afwijzen. ‘Als ik’, zo
redeneerde hij,’ .. niet zeker weet of ik de pols van een vrouw nu
wel of niet vasthoud, is het dan ook niet mogelijk dat zelfs deskundigen,
uiteraard opgewonden door de snelheid waarmee het ene na het andere
opzienbarende verschijnsel zich voordoet, zich ook in hun observatie
vergissen?’ Deze onderzoeker woonde ook seances van diverse andere
mediums bij en bestudeerde de bevindingen van andere psychische
onderzoekers. Grote scepsis was het resultaat: hij besloot dat vrijwel
alle zogenaamde seanceverschijnselen veroorzaakt werden door fraude of
zelfbedrog. Zo krijgt men dan even een beeld van hoe het spirituele
weer teruggeslopen was, op kousenvoetjes, in de moderne twintigste eeuw
die de erfenis in zich droeg van een lange dictatuur waarin het de
menselijke geest niet was toegestaan geweest anders spirituele religieuze
belevingen te ondergaan dan de kerk
dicteerde.
Toegewijd
occultist
Toch is het verrassend dat de
onderzoeker van deze seances tot zulke negatieve conclusies zou
komen. .Hij was namelijk zeer beslist allesbehalve een verstokte
materialist. Integendeel: hij was zelfs een toegewijd occultist - en
zijn naam was Aleister Crowley, de rituele magiër die in de twintiger
jaren bekend zou komen te staan als ‘de slechtste mens ter wereld’.
Zijn combinatie van totaal ongeloof in het spiritistische mediumschap
en daartegenover totaal geloof in rituele magie was typerend voor hem:
‘ambivalentie’ en ’paradox’ zijn twee begrippen die in
zijn leven, in zijn leringen en in zijn relaties met anderen steeds weer
opnieuw zichtbaar zouden zijn.. Edward Alexander Crowley -hij
gebruikte later alleen één van zijn namen, in de ongebruikelijke
spelling ‘Aleister’- werd geboren in oktober 1875. Zijn ouders waren
lid van de Plymouth Brethren, dat is een strenge protestantse
sekte, en zij voedden hun zoon dan ook volgens dat strenge geloof
op: elk woord in De Bijbel was letterlijk waar volgens hen, want de
Bijbel was geïnspireerd door de Heilige Geest. Katholieke en
Anglicaanse kerken waren ‘synagoges van Satan’ en het overgrote
deel van de mensheid zou door hun rechtvaardige God in het hellevuur
gegooid worden. De vader van Crowley stierf in 1887, waarna het
fanatieke venijn van de moeder zich volledig op Aleister zou
gaan richten. Bij meer dan een gelegenheid beschuldigde ze hem ervan
dat hij het ‘Beest’ uit het bijbelboek Openbaringen van de
evangelist Johannes was, het Beest dat het getal 666 draagt
Hij zou zich nooit los weten te maken van deze bewering.
Waarschijnlijk zou hij het zelfs als een zekere titel gaan zien en aan het
eind van zijn leven deed Crowley er dan ook alles aan om aan dit
archetypische beeld te voldoen. Sommigen zeiden dan ook dat hij er zelf
daadwerkelijk in geloofde. Toen zijn moeder hem naar een
kostschool voor kinderen van de ‘Brethren’ stuurde maakte hij heel
wat mee dat hem zijn christelijk geloof gewoon wel moest doen verliezen.
De haat die hij opbouwde tegen de Brethren en hun geloof zou hem gedurende
zijn lange en zeer kleurrijke leven nooit meer verlaten. In
oktober 1895, met een erfenis van 30.000 pond die hij kreeg toen hij 21
was geworden, werd Crowley student aan Trinity College in Cambridge.
Aan die universiteit zou hij drie gelukkige jaren beleven: hij
verzamelde in die periode zeldzame boeken, schreef veel
gedichten, ging in de vakanties bergbeklimmen in de Alpen - en raakte
geïnteresseerd in het occulte. Zo kon het dan ook niet uitblijven
dat hij in 1898 Neophiet--studerend lid-- werd van de 'Hermetische
Orde van de Gouden Dageraad' (the Golden Dawn) , een van de
vele in die tijd florende geheime genootschappen die voort waren gekomen
uit de eerder genoemde occulte vorm,en van Vrijmetselarij waarin ook
sprake was van zekere erotisch getinte rituelen. De Golden Dawn was dan
ook gewijd aan de studie van de occulte kunsten en wetenschappen,
inclusief geestenbezwering, toekomstvoorspelling en alchemie. Aleister
Crowley beschouwde de meeste van zijn medeleden van de Golden Dawn echter
als 'absolute onbenullen’, hij was slechts onder de indruk van de
occulte magische vermogens van twee van hen, Cecil Jones en Allan Bennett.
De laatste trok dan ook in bij Crowley in zijn Londense flat, en samen
voerden de twee vele occulte experimenten uit. Zoals de 'heiliging'
-het opladen met magische krachten - van een talisman die bedoeld was om
een zekere Lady Hall van een ernstige kwaal te genezen De opgeladen
talisman werd overhandigd maar helaas hielden noch Lady Hall als haar
dochter zich aan Crowley's exacte instructies. Toen de eerbiedwaardige
oude dame met de talisman werd behandeld, kreeg ze een heftige serie
aanvallen en ging bijna dood. Toch bleek uit dit voorval al wel dat
Crowley inderdaad wist wat hij deed en dat hij over magische vermogens
beschikte. Die 'heiliging' die zulke onaangename gevolgen had werd
waarschijnlijk uitgevoerd in wat Crowley de ‘Witte Tempel’
noemde, dit was een kamer vol spiegels en gewijd aan wat hij de
witte magie noemde. Maar zijn flat bevatte ook een andere kamer, die
de ‘Zwarte Tempel’ werd genoemd, en waarin een altaar stond wat
werd ondersteund door een beeld van een zwarte man die op zijn handen
stond. Deze tempel zou ook een skelet bevatten waarvan gezegd werd dat
Crowley er spreeuwen aan offerde. Onzichtbare vandalen Als men de
verhalen mag geloven schijnt er rond Crowley's flat altijd een bijzonder
lugubere sfeer te hebben gehangen. Op een avond in 1899 ging hij met
een vriend, die evenals hij ook een occultist was, buiten de deur een
hapje eten. Bij terugkomst zagen ze dat de gesloten deur van de
Witte Tempel op mysterieuze wijze was geopend, het meubilair lag
overhoop, en de 'magische symbolen' lagen overal door de kamer verspreid
Toen Crowley en zijn vriend de kamer weer op orde brachten, beweerden ze
op 'helderziende' wijze 'semi-gematerialiseerde wezens... die
in een vrijwel eindeloze processie door de woonkamer marcheerden' te
hebben gezien. Het is niet uit te sluiten dat Crowley het toen al voor
elkaar had gekregen met zijn duidelijk seksueel geladen 'magick' om
een 'poort' tussen ons materiële bestaansniveau en die aangrenzende
andere dimensies te openen waar de mens voor de geboorte en na de dood in
huist.
In 1900 splitste de Golden Dawn zich in twee elkaar
bestrijdende kampen en Crowley slaagde erin met beide kanten ruzie
te krijgen en gedurende de volgende drie jaar verloor hij hierdoor
zijn belangstelling in westers occultisme. Uit de Golden dawn zou weer
een nieuwe stroming voort gaan komen die de illustere naam Alpha en
Omega zou dragen en die weer banden aan leek te willen knopen met de bron
in de Languedoc.(Rennes-le-Chateau) In plaats van zich bezig te houden
met occulte aangelegenheden schreef Crowley nu gedichten en reisde
de wereld rond, vooral het Mediterrane bekken en India genoten hierbij
zijn belangstelling. Te Ceylon had hij nog een oude vriend
wonen namelijk. In India is hij zeker met rituelen als Tantra in
aanraking gekomen want zulke rituelen hadden toch al zijn onverdeelde
interesse. Uiteindelijk trouwde hij in 1903 zelfs met een vrouw
die hij wel eens 'Quarda de Zieneres' noemde, hoewel er reden is om aan te
nemen dat ze in feite maar weinig van het occulte wist en zich er
waarschijnlijk ook niet zo voor interesseerde
In maart 1904 waren
de twee in Cairo, Egypte had nu eenmaal Crowleys interesse vanwege de oude
religie die daar ooit was met de daarbij behorende
rituelen.. Geïnspireerd hierdoor wilde Crowley zijn occulte
vermogens aan zijn vrouw wilde demonstreren en hij voerde voor het eerst
sinds enige tijd weer een aantal magische rituelen uit met resultaten
die, als men Crowleys zelf geschreven verslag mag geloven, nogal
schokkend waren. Crowley ontving op dat moment een 'boodschap',
die vanuit een onbekende bron aan de 'andere zijde' zijn brein .werd
binnengeflitst. Deze boodschap luidde dat er een nieuw tijdperk
aanbrak waarin hij, Crowley, was uitverkoren om als profeet dit
nieuwe tijdperk in te gaan luiden. De vrouw van Crowley ontving ook
een boodschap: haar echtgenoot moest drie achtereenvolgende dagen een uur
lang gaan zitten met pen en papier voor zich op tafel. De 'goden'
zouden hem dan het 'evangelie' van het nieuwe tijdperk dat op
het punt stond aan te breken dicteren, in stemmen die alleen hij kon
horen.. Crowley volgde de aanwijzingen op. Hij hoorde een stem,
waarschijnlijk vanuit de diepten van zijn eigen geest, en schreef de
woorden op die hem gedicteerd werden. Het resultaat was wat 'Het
Boek der Wet' ging heten, een gedicht in prozavorm
waarvan Crowley de vaste overtuiging had dat het op dezelfde manier
geïnspireerd was als zijn ouders geloofden dat de bijbel ontstaan
was.
De betekenis van sommige delen van het Boek der Wet is echter
duister. Zelfs Crowley gaf toe dat sommige passages zijn begrip te
boven gingen. Maar de boodschap was duidelijk. Crowley zou een profeet van
het nieuwe tjjdperk zijn -het zogenoemde 'Horus-tijd perk'.
Alle oude religies - christendom, islam en boeddhisme bijvoorbeeld -
zouden verdwijnen in dit nieuwe tijdperk en vervangen worden door een een
nieuw geloof van 'Kracht en Vuur', waarvan het belangrijkste morele
principe was: complete zelfvervuiling. 'Elke man en vrouw is een
ster', werd Crowley verteld - met andere woorden, elk individu heeft een
absoluut recht om om zich op zi|n of haar eigen manier te
ontwikkelen.
En hier horen we dan weer duidelijk die oude
gnostische boodschap doorklinken die altijd weer vanuit een 'ondergrondse
stroom' naar boven kwam borrelen. en die nu Crowley als woordvoerder
had uitgekozen.
Jezus zei: Wie het Al denkt te
kennen maar niet zichzelf blijft volkomen in
gebreke..
Jezus zei: Als jullie verwerven
wat in jezelf is zal wat je hebt je redden. Als je het niet in je
hebt zal dat, wat je niet hebt , je doden. (evangelie volgens Thomas)
Jezus
zei: Wie alles kent behalve zichzelf mist alles Want
wie zichzelf niet kent, kent niets. Maar wie zichzelf
kent, heeft ook kennis over de Diepte van het Al
verkregen. Zalig is hij die zijn eigen ziel
kent.
"Als je jezelf niet kent, zul je niet in staat zijn
het 'al' te leren kennen. Open de deur van Jezelf om de Ene die is te
leren kennen. Klop op jezelf, opdat het Woord zich voor je
ontvouwt"
--------------------------------------------------------------------
“ Doe wat gij wilt is de hele wet,
aldus het nieuwe evangelie, want gij hebt geen ander recht dan uw wil te
volgen en het woord zonde is
beperking”
Dat werd het motto en de
belangrijkste regel van Crowleys nieuwe 'Boek der Wet'
Wat
wel duidelijk moge zijn is dat Crowley tijdens zijn reizen toch met
verschillende esoterische stromingen in Frankrijk in aanraking zou komen
waarvan hij het nodige zou gaan 'lenen'.. Want zijn 'wet' die
hij opgedragen kreeg bleek reeds in de Languedoc kort ervoor te zijn
uitgesproken door de oprichter van ene neo-Kathaarse stroming die
Valentine II heette, die deze 'wet' zelf ook weer uit een andere,
eveneens Franse, bron had gehaald. In 1535 schreef namelijk een Franse
priester - die zowel Franciscaan als Benedictijn was geweest - een
gedurfde analyse over het kloosterleven. Hij creëerde in zijn roman
Gargantua een utopische abdij, Thelema, waarin mannen en vrouwen de Hemel
uitdaagden door samen te leven onder het motto: 'Doe zoals je
wilt', Daarmee had Francois Rabelais (1494-1553) - want over deze
priester-schrijver hebben we het nu - de aanzet gegeven voor een lange
traditie van verzet tegen een opgelegde, een georganiseerde religie, die
in die hoedanigheid eeuwenlang slachtoffers had gemaakt in West Europa.
Want wie niet tot deze zelf uitgeroepen 'goeden' behoorde, moest wel des
duivels zijn. Onder dit motto hadden vertegenwoordigers van deze
denkwijze, ketters en verraders van de goede zaak - let wel, hun goede
zaak - meedogenloos vervolgd. François Rabelais geloofde, misschien wat
naïef, in de intrinsieke goedheid van de mens. De leuze van de abdij van
Thelema kwam voor in de volgende passage van dat boek
Gargantua:
"Doe zoals gij wilt, want mensen die vrij zijn, van
goede afkomst, goed opgevoed en in ontwikkeld gezelschap verkeren,
beschikken over een natuurlijk instinct dat hen aanspoort tot
deugdzaamheid en hen behoedt voor de ondeugd. Dit instinct noemen ze
hun eer."
De achttiende eeuwse bibliothecaris
uit het zuid Franse Carcassonne, Jules Doinel die de oprichter zou
worden van die nieuwe Kathaarse stroming had van deze zin 'Aime et faites
ce que tu veux ' gemaakt. 'Heb lief en doe wat je wilt' Dat het
wat betreft die Neo-katharen ook zou gaan om een nieuwe gnostische
stroming moge toch wel duidelijk zijn. Dat zinnetje zou nog een
vooraanstaande rol gaan spelen in latere stromingen, maar daarover later
meer.
‘Doe wat je wilt is de complete
wet', aldus het nieuwe evangelie volgens
Crowley, want ‘Gij hebt geen ander recht dan uw wil te doen’ en ‘Het
woord zonde is beperking'. Crowley had er zeker, gezien zijn jeugd en
opvoeding, behoefte aan om één en ander duidelijk te stellen. Hij was
vanaf zijn geboorte op een harde wijze geconfronteerd geworden met de
verwrongen tegennatuurlijke moraal van de Christelijke stromingen van zijn
tijd en had er dus als geen ander de behoefte aan om zich hiervan los te
maken omdat die zo verkeerd leken in het hier. Om recht te doen
aan Crowley en zijn volgelingen, moet wel weer benadrukt worden dat
Crowley altijd met klem betoogde dat 'doe wat je wilt' niet precies
hetzelfde is als 'doe waar |e zin in hebt’. Als het Boek der Wet
zegt: 'doe wat je wilt', zo beweerde Crowley, betekent dat ‘vind de
levensweg die overeenstemt met je innerlijke natuur en leef die weg dan
ten volle.'
De eerste paar jaar lang geloofde Crowley maar
half in de waarheid en het belang van Het Boek der Wet, maar tegen 1910
zou hij er toch geheel van in de greep weten te komen, hij wijdde dan
ook de rest van zi|n leven aan de verspreiding ervan en aan het overtuigen
van anderen tot een nieuw soort religieuze overtuiging waarin hij ,
Crowley, de rol van een nieuwe 'Messiaanse' figuur was. Het was in deze
periode dat hij ook de 'Astrum Argentium' (zilveren ster) oprichtte. De
manier waarop hij deze doelen hoopte te bereiken omvatten het schrijven
van een groot aantal boeken, waarvan de meesten uiteindelijk werden
gepubliceerd op kosten van hemzelf en zijn volgelingen Ook zou hij
conflicten krijgen met andere occultisten, waaronder Mc Gregor-Mathers van
de Golden Dawn, die hem gelijk zwart probeerden te maken bij de pers
(vermeende homoseksualiteit terwijl hij enkel 'bi' was) maar uiteindelijk
kwam hij in aanraking met de Duitser Theodor Reuss die de orde van de
Tempelieren van het Oosten had gesticht (O.T.O.) en Crowley daar
uiteindelijk zelfs de grootmeester van maakte. Crowley was toen ook reeds
grootmeester van een andere occulte vrijmetselaarsgroepering die
Egyptsiche riten bedreef, namelijk Memphis-Mitzraïm' (1916) en omdat deze
ook reeds gemengd waren zou hij hetzelfde gaan bewerkstelligen wat betreft
O.T.O. De intensieve propaganda die Crowley echter zou maken voor al
zijn handelingen en het belang ervan kostte hem echter wel een vermogen,
ook de boeken die hij oo eigen kosten uit liet brengen. Toch wist hij
uiteindelijk in 1920 toch zelfs een 'Abdij' stichten die hij gelijk
zou vernoemen naar die utopische versie van Rabelais die hierboven reeds
werd genoemd, Thelema.. Deze werd gevestigd in een vervallen
Siciliaanse boerderij en de bewoners ervan zouden zich wijdden aan de
beoefening van het nieuwe geloof. Thelema' (een magisch woord dat
'nieuw tijdperk' betekent, hoewel Crowley het vaak vertaalde als 'wil'),
een tijd lang was dit een bescheiden succes te noemen. De Sicilianen waren
namelijk verrassend tolerant voor Crowley en zijn ‘magick’, en een aantal
echte en potentiële discipelen vond hun weg naar de abdij. Onder
hen Jane Wolf, een filmsterretje uit Hollywood, Norman Mudd. een
eenogige professor in de wiskunde, en de briljante Raoul Loveday. die in
Oxford had gestudeerd en besloten had zijn leven aan Crowley’s nieuwe
religie te wijden. Loveday overleed tijdens zijn verblijf in de
abdij, waarschijnlijk aan darmontsteking.. Zijn vrouw,die geloofde dat
haar echtgenoot vergiftigd was door bloed dat hij tijdens een occulte
ceremonie had gedronken, keerde terug naar Londen en begon een
snijdende krantencampagne tegen Crowley. Uiteindelijk leidde deze
campagne, waarin Crowley werd omschreven als ’een beest in
mensengedaante’, tot de sluiting van de abdij. De Siciliaanse, tegen die
tijd al wel fascistische (Mussolini) autoriteiten zetten hem
vervolgens prompt het land uit. De rest van Crowley’s leven was
in veel opzichten een anti-climax Hij zwierf door Europa, een eenzame en
steeds ongelukkiger man, en overleed in 1947. Bij zijn dood had Crowley
slechts een handjevol volgelingen al zijn er vandaag de dag
weer vele duizenden in hem geïnteresseerd. In bepaalde opzichten
lijkt het erop dat hij zijn tijd gewoon net iets te ver vooruit
was.
--------------------------------------------------------------------------
Dit
was dan even het leven van Aleister Crowley in een notendop, die door de
media werd beschreven als 'de meest kwaadaardige man van dit moment'
en door zijn moeder als 'het Beest'. Crowley was een van de meest
oorspronkelijke vertegenwoordigers van bet moderne occultisme en hij was
eveneens een van de eersten die zich duidelijk bezighield met de
beoefening van tantrische seks. Volgens de eerder reeds door
Feuersytein in het stuk hierboven genoemde auteur over magie Louis
T. Culling maakt het gebruik om de zaadlozing tegen te houden en daardoor
vitale energie te behouden deel uit van wat hij 'dianisme' noemt - zonder
de betekenis van dit woord echter nader toe te lichten. Dianisme is
kennelijk de tweede graad van de seksuele magie zoals die door Crowley
werd onderricht. In zijn merkwaardige boek Sex Magick benadrukt Culling
dat seksuele magie niet verward moet worden mee karezza, zoals beoefend
door de Oneida-gemeenschap, halverwege de negentiende eeuw gesticht door
John Humphrey Noyes en slechts een kort leven beschoren. In deze
gemeenschap was elk mannelijk lid gehuwd met elk vrouwelijk lid. De mannen
hadden de plicht in praktijk te brengen wat 'mannelijke beheersing' werd
genoemd, dat wil zeggen die voorheen reeds genoemde coïtus reservatus.
'Karezza', merkt Culling op, 'beschikte niet over 'een psychologisch
effectieve methode om frustratie als gevolg van de geen-climax-regel
te voorkomen'. Uit Cullings beschrijving van het dianisme blijkt echter
wel dat deze benadering veel moet hebben ontleend aan het
tantrisme.
De tantrische oorsprong van de seksuele magie,
zoals die in meer recente perioden is onderricht, is voor de lezers van
het werk van Crowley onmiddellijk duidelijk. Van Crowley zelf kunnen we
echter niet zeggen dat hij de verstandige raad van de tantra's in acht
nam. Zoals hij zelf schrijft werd hij door seks geobsedeerd en had hij een
buitensporige vleselijke begeerte. De mogelijkheid van de toepassing
van seks voor magische doeleinden kwam bij Crowley op tijdens die
beslissende gebeurtenis in zijn leven toen hij die visioenen zou
krijgen die hem in staat stelde een onafhankelijke meester te worden.
Want het was vanaf dat moment dat Crowley zijn seksuele obsessie in
magische banen te hebben geleid in de vorm van rituelen met zowel vrouwen
als mannen. Wanneer er geen geschikte leerlingen of prostituees voorhanden
waren aarzelde hij niet tot solitaire masturbatie over te gaan. Vreemd
genoeg merkt Wilson dan weer wel op dat deze magische rituelen 'niet een
of ander excuus voor seks waren'. Een van de magische seksriten van
Crowley is een bijzonder sprekend voorbeeld van een misplaatste poging de
seksuele aandrift te gebruiken om een andere bewustzijnstoestand te
bereiken, die door Donald King is benoemd als 'eroto-comateuze
luciditeit'. Bij het ritueel in kwestie zijn een uitvoerder en
verscheidene assistenten betrokken, meestal niet van hetzelfde geslacht.
De functie van de assistenten is de seksuele vermogens van de uitvoerder
uit te putten 'met alle denkbare middelen'. Wanneer een van de assistenten
moe wordt, wordt hij of zij onmiddellijk vervangen. Na enige tijd valt de
uitvoerder van uitputting in slaap, maar hij/zij krijgt niet de kans door
te slapen. In plaats daarvan blijven de assistenten de uitvoerder seksueel
prikkelen om hem of haar wakker te maken, maar houden daarmee op zodra
hij/zij weer in wakende toestand is. Na verloop van tijd bevindt de
magische uitvoerder zich in een halfbewuste toestand die helderziendheid
en andere paranormale verschijnselen bevordert. Vanuit een taoïstisch
of tantrisch gezichtspunt is de prijs die voor deze eroto-comateuze
luciditeit wordt betaald natuurlijk extreem hoog en is het resultaat
nauwelijks de beproeving waard. Naar men zegt is deze praktijk bedacht
door een van Crowley's leerlingen, maar misschien had alleen een man met
het seksuele uithoudingsvermogen en de geobsedeerdheid van Crowley er een
geschikte magische truc in kunnen zien. In tegenstelling tot zijn
onvermoeibare seksuele toeren was Crowley's experiment met het celibaat
een karikatuur. Hij was echter brutaal genoeg om te beweren dat het geen
waarde had als spirituele oriëntatie op zich, of het nu om een permanente
of tijdelijke vrijwillige beoefening ging. Zelfs al was magie voor
Crowley voedsel en levensadem, zijn seksuele neurose kan nauwelijks
onopgemerkt blijven, wat zijn uiteindelijke doel en motivatie ook
geweest mogen zijn. Crowley is een voorbeeld van iemand die zich nooit met
het tantrisme van het linkshandig pad had moeten inlaten. Toch had hij
duidelijk een functie te vervullen en men zou hem dan ook eigenlijk best
als 'gereedschap' in de handen der 'goden' kunnen
beschouwen. Want hij wist het onderwerp 'sacrale seksualiteit' toch
weer onder de publieke aandacht te brengen, zij het in eerste instantie
natuurlijk op een negatieve manier. Maar het werd tenminste uitgesproken
nu, waar men het er eerst zelfs nooit over had durven spreken. En men
krijgt gelijk een heel goed beeld wat de Christelijke zondeleer aan had
weten te richten met de menselijke geest en gemoedstoestand. Want
die was duidelijk ook verantwoordelijk geweest voor Crowley’s
handelswijzen.
===============================================================
"Doe zoals gij wilt, want mensen die vrij zijn, van
goede afkomst, goed opgevoed en in ontwikkeld gezelschap verkeren,
beschikken over een natuurlijk instinct dat hen aanspoort tot
deugdzaamheid en hen behoedt voor de ondeugd. Dit instinct noemen ze
hun eer."
Daarmee ligt de hierboven reeds
genoemde Rabelais min of meer ook aan de basis van de huidige ethische
code van de Wicca, alhoewel hij niet de directe inspiratiebron van
Gerald Gardner , de oprichter van de neo-heidense stroming Wicca, zou zijn
geweest. In Gardners laatste boek Witchcraft Today uit 1959 vermeldt
hij voor het eerst iets wat op die Wiccan Rede lijkt: "Doe zoals je wil. zolang het niemand
schaadt."
Volgens Gardner was dat de leuze van de
"goede koning Pausol", een verwijzing naar de roman van wederom een Franse
schrijver Pierre Louys (1870-1925) `les Aventures Du Roi Pausole' uit
1901. In die roman is er sprake van de zogenaamde 'Code de Tryphéme' die
stelt: "Val je buren niet lastig" en "als dit duidelijk is, doe dan wat je
leuk vindt".
Vele moderne Wicca's beweren graag dat het hele
Wicca-gegeven van puur Engelse makelij zou zijn met hooguit enkele Duitse
invloeden. In ieder geval is er wel één zekere Engelsman die grote
invloed op de vader van Wicca, Gerald Gardner, zou hebben gehad, en
wel niemand anders dan de occultist Aleister Crowley
(1875-1947]. Gardner zou namelijk de basis van die Rede bij Aleister
Crowley hebben gehaald, die in Liber AL vel Legis (1904) schreef:
"Doe wat je wilt, zal de hele wet
behelzen."
Gardner
koesterde namelijk een grote bewondering voor de 'magiër' en zou
veel van hem leren, soms zelfs tegen betaling daar Crowley nu eenmaal aan
de grond zat. Gerald Gardner zou op een gegeven moment zelfs de 'Ordo
Templis Orientii' weer nieuw leven in gaan blazen met Crowleys
goedkeuren, al stapte hij er ook weer snel vanaf. Want uiteindelijk merkte
Gardner al wel dat Crowley zijn religieuze visie, waarin louter het
vrouwelijke centraal leek te staan, maar 'dom wijvengedoe' vond. De
definitieve vorm waarin Gardners Wiccan Rede verscheen werd echter
geschreven door Gardners hogepriesteres Doreen Valiente die tijdens een
speech op 3 oktober 1964, op een heksendiner, georganiseerd door het
tijdschrift Pentagram, de Wiccan Rede uitsprak:
"Eight words the Wiccan Rede fulfil, An' it harm none, do
wbat ye will."
Vertaald klinkt het zo:
"Met acht woorden is de heksenraad
gebaat, doe wat gij wilt, zolang het niemand
schaadt."
Pas in de loop van de jaren ''70
werd de Rede langzaamaan geïntroduceerd in Wiccakringen, en in de jaren
`80 verscheen ze in verschillende publicaties over moderne
hekserij. Een nieuwe religie waarin heidendom en seksualiteit centraal
stond zag zo het levenslicht, al zou al snel blijken dat ook zij zich niet
helemaal wisten te ontdoen van die oude, nog christelijke, moraal. Dit
zou tot gevolg gaan hebben dat in hun pogingen de 'nieuwe religie' door de
samenleving geaccepteerd te krijgen en er niet al teveel schandalen rondom
in de kranten te krijgen (die waren er natuurlijk toch al genoeg) velen
onder hen al snel overgingen tot louter symboliek in plaats van
transcendente seksualiteit in echte 'hieros gamos' rituelen te
verwerken. En dat terwijl de oprichter van deze neo-hekserij, Gerald
Gardner, zelfs nog prostituées had ingehuurd om één en ander echt
uit te kunnen voeren. (zoals wij, Cronos en Maya, van de beheerders
van het museum of Witchcraft in Boscastle persoonlijk mochten vernemen en
aanschouwen in brieven)
De
wederopleving van de seksuele Godin in het
neoheidendom
Seksuele en vruchtbaarheidsriten
waren, evenals magische overtuigingen, de ruggengraat van de
archaïsche cultus van de Magna Mater, de oergodin. Ze zijn
eigenlijk dus niet weg te denken onderdeel van iedere religieuze beweging
die men als ‘neoheidendom’ zou kunnen omschrijven en
waarin de verheerlijking van de Godin dikwijls centraal staat. Het
neoheidendom werd in het begin van de jaren zestig een aspect van de
cultuur van de twintigste eeuw. Het is een bonte beweging die
animistische, pantheïstische en polytheïstische overtuigingen herbergt,
maar ook magische en religieuze praktijken die veel hebben ontleend aan
voorchristelijke, zogenaamd heidense bronnen zoals hekserij en
druïdendienst. Margot Adler, een van de alom gerespecteerde
zegslieden van de beweging, stelt het als
volgt:
De meeste neoheidenen zijn zich bewust van een leven en een
'aanwezigheid' in de natuur (...) Zij hebben allen tot doel in
harmonie te leven met de natuur en zijn geneigd de 'vooruitgang' van de
mensheid en zijn scheiding van de natuur te zien als de voornaamste bron
van vervreemding. Zij zien het ritueel als een middel om aan die
vervreemding een eind te
maken.
Hoewel niet al die neoheidenen
enkel de Godin vereren zijn er een aantal die dat wel doen. Een merendeel
ziet echter toch wel de Gehoornde God van de oudheid als onderdeel
van de viering en verering en zij erkennen hem als de
gemaal/wederhelft van de Grote Godin. Gemeenschappelijk is de
aarde-gerichte spiritualiteit, dat wil zeggen een spiritualiteit die eer
bewijst aan het leven in een lichaam en aan seksualiteit. Tot op zekere
hoogte is dat aanbevelenswaardig. Maar er zijn er dus velen
binnen die neoheidense beweging die de oorspronkelijke rituele
éénwording van God en Godin, door middel van hun symbolische
vertegenwoordigers de Hogepriester en de Hogepriesteres daadwerkelijk
uitgevoerd, durven te veroordelen . Is het mogelijk dat de
deelnemers eraan eenvoudig te onbehaaglijk zijn omdat ze hun seksuele en
emotionele remmingen niet los kunnen laten? Zeker voor de vrouwen van de
beweging is dit onvermogen om de dionysische geest volledig te belichamen
historisch gezien best wel opvallend. Terecht schrijft Robert
Lawlor:
De vrouwelijke seksualiteit zoals die bestond vóór de eeuwen
van onderdrukking is vrijwel het tegenovergestelde van wat moderne
vrouwen geprogrammeerd zijn te ervaren op het gebied van
seksualiteit. Er is opgetekend, zelfs in de Europese geschiedenis
vóór de middeleeuwse heksenjacht, dat vrouwen een grenzeloze, wellustige
seksualiteit aan de dag leggen, die die van mannen veruit
overtreft. (R.Lawlor,
Earth Honoring: The new male sexuality. Rochester, VT, Park Street
Press, 1989, 84)
In zijn boek Earth
Honoring, waaraan het bovenstaande citaat is ontleend, verwijst Lawlor
naar een recent onderzoek naar seksualiteit waaruit bleek dat mannen vaak
aan seks denken - maar volgens een aanvullend onderzoek niet zo vaak als
vrouwen!! Deze statistische uitkomst heeft in elk geval geen parallel
in een of andere orgiastische trend in het neoheidendom. Wat dat betreft
staat de neoheidense beweging model voor de meeste huidige spirituele
groeperingen. Ook mogen we de schuld ervan niet alleen schuiven op de
angst voor aids. Ongetwijfeld spelen hier dieper liggende culturele
factoren een rol, onder andere massale verdringing. Toch staan de
neoheidenen wel heel wat positiever tegenover seksualiteit en heeft
een niet gering aantal groeperingen toch wel seksueel getinte
rituelen opgenomen. Zoals Starhawk, een populair schrijver en spreker over
dit onderwerp, uitlegt met betrekking tot de Godin, wier beeld toch wel
vaak het middelpunt vormt van het
neoheidendom:
De wet van de Godin is liefde: hartstochtelijke, seksuele
liefde, de warme genegenheid van vrienden, de felle beschermende liefde
van een moeder voor haar kind, de intense kameraadschap van de
kring.’
Wanneer we de
opmerking van Starhawk anders formuleren zouden we kunnen zeggen dar
de liefde voor de Godin zowel agape als eros is.
Daarom is de heidense volgeling niet bang, in theorie tenminste,
voor sensualiteit. Zij of hij is bereid het altaar te naderen, ontdaan van
elk masker, ook de kleren die verborgen moeten houden wat gewoonlijk
'schaamdelen' wordt genoemd. 'De "extase van de geest" staat niet los van
"vreugde op aarde"', merkt Starhawk op. Ook hier zien we het tantrische
ideaal: de gelukzaligheid van de bevrijding (moekti) en vreugde
(bhoekti) zijn even wezenlijk.
Een voormalig Anglicaans
priester, Alan Watts, zou in 1958 een boek schrijven en hij
merkt nogal roekeloos op dat er een nieuwe incarnatie-moraal nodig
is die ernaar moet streven de wereld en het vlees te transformeren,
niet het te ontkennen. De mystieke verwezenlijking van de eenwording met
God zou alle normale menselijke handelingen moeten omvatten - van eten en
drinken tot seksuele gemeenschap. Deze handelingen, verklaarde Watts,
zouden moeten worden verheven of 'verfraaid'. Want onze impuls
tot seksuele eenwording omsluit eigenlijk het verlangen naar
transcendentale eenwording, het samenvallen van alle tegengestelden
(coincidentia oppositorum) zoals mystici dat ervaren. Dit
wordt uiteengezet door de socioloog en priester Andrew M. Greeley in zijn
populaire boek Sexual Intimacy. Hij
schrijft:
'Wanneer man en vrouw (...) streven naar eenheid met elkaar,
proberen ze in hun eenwording een volmaaktheid te bereiken die in God
permanent is.’
En met God wordt
hier eigenlijk het ‘Al’ of ‘Alomvattende’ bedoeld. Greeley
voegt eraan toe:
‘(...) seksuele honger is niet alleen honger naar het Absolute
en het Werkelijke; het is ook een honger naar de eenwording van het
Mannelijke en het Vrouwelijke, een eenwording die in God permanent is. Zo
bezien kunnen we zeggen dat, wanneer man en vrouw, hevig verliefd op
elkaar, de climax van hun seksuele orgasme bereiken, ze iets hebben
bereikt dat strikt gesproken 'goddelijk' is, omdat zij het
Mannelijke en het Vrouwelijke tijdelijk met elkaar hebben doen
samenvloeien.’
Hoe serieus Greeley is ten aanzien van zijn erotische
spiritualiteit blijkt duidelijk uit het geval van een man en een vrouw die
elkaar in een lift ontmoeten en zich uiterst opgewonden voelen door de
mogelijkheid van seksueel contact met de ander. Greeley wijst deze
ontmoeting niet af als pervers en immoreel en een springplank tot de
zonde, integendeel, hij stelt dat 'ze in feite een vleug ervaren van die
goddelijke oer-eenheid'. We kunnen Greelev's theologie en het
bovenstaande citaat alleen begrijpen wanneer we weten dat hij het
mysterie van God opvat inclusief het mysterie van zijn/haar
androgyniteit. Een dergelijke rijke relatie hoeft niet in te houden dat
elke persoon psychologisch gesproken androgyn is. Zoals Carl Jung ons
heeft bijgebracht heeft iedere man een vrouwelijke psychische component en
iedere vrouw een mannelijke psychische component, hoewel een van de
aspecten ais gevolg van onwetendheid of verdringing verduisterd kan
zijn. De betekenis van deze intrapsychische complementariteit is
onderzocht door de Engelse schrijver John Moore in zijn Boek Sexuality
and Spirituality, dat hij begint met de opmerking dat ‘de relatie
tussen seksualiteit en spiritualiteit ongetwijfeld een zeer vreemd doolhof
is’. De theologe Dody H, Donnelly in haar boek Radical Love
stelt met nadruk dat, wanneer we onze taal zouden weten te
ontdoen van de ballast van exclusief mannelijke woorden, het niet alleen
een kwestie van een feministische gril zou zijn maar een wezenlijk
programma voor het helen van de kloof tussen de seksen. Zij ziet een
dergelijk optreden als wezenlijk voor de ontwikkeling van een gezonde
spiritualiteit. Alhoewel het uitvlakken van het verschil door enkel
zulke handelingen niet echt zou werken, dat zou het zelfde zijn als
racisme tegengaan door alle rassen met elkaar te mengen zodat er nog maar
een halfbloedras over zou blijven. Het is juist zaak het verschil te
aanvaarden en te accepteren en het juist te waarderen. Uit
Donnelly's boek blijkt wel duidelijk dat voor haar een gezonde
spiritualiteit tevens volledig erotisch moet
zijn:
Wil spiritualiteit menselijk zijn, dan moet ze seksueel
zijn. We houden van God als geslachtelijke, van een lichaam voorziene
wezens, of we houden niet van hem. We houden van God als mensen die
mannen en vrouwen zijn, altijd, wat we ook
doen.
Een groot deel van Donnelly's boek is
gewijd aan het uitpluizen van de betekenis van erotische spiritualiteit.
Hier volgt nog een passage, die eindigt met een mystieke uitbundigheid die
onder theologen zeldzaam is:
‘God heeft ons niet alleen lief in en door onze seksualiteit
maar schept, natuurlijk, behagen in onze eigen menselijke
liefdesbetuigingen. Die liefde voor schoonheid, eenwording en creativiteit
is de seksuele drift zelf en een geschenk van God. Seksualiteit is een
aspect van onze diepe, menselijke hunkering naar vervulling en
betekenis, naar God. Eros, die volledig aanwezig is in alle aspecten van
ons leven, is de bron van het leven en de brandstof van al onze liefdes -
ook onze liefde voor God! Op grond van onze unieke persoonlijkheid is
het onze taak die vreugdevolle ervaring van liefhebben en bemind
worden, seksueel en spiritueel, naar God terug te stralen. Dat antwoord
zal misschien eenvoudigweg onze dagelijkse verbazing zijn, onze
verwondering, ons verlangen, onze verwachting en onze verblufte verrukking
over de wonderbaarlijke gulheid van de natuur aan verblindende
kleuren, geuren, geluiden - Gods dagelijkse hofmakerij van ons hart. We
weten dat de Geliefde nabij is, ja, dat hij altijd in ons woont. We zien
zijn bloed op de roos. in het diamanten oog en de flitsende vleugel
van de lijster terwijl de witte nacht onze verlegen trillende ziel van
ontzag vervult.’
De inwoning van het Goddelijke werd
traditioneel altijd beschouwd als een onstoffelijke, zelfs etherische
aanwezigheid. Maar in termen van erotisch mysticisme is het concept van
een goddelijke immanentie alleen te begrijpen wanneer het wordt opgevat
als een concrete, fysieke gebeurtenis. Peter Campbell en Edwin McMahon,
twee katholieke priesters, slaagden erin de theologie te aarden door de
therapeutische methode van het focussen van Eugene T. Gendlin toe te
passen op het spirituele proces. 'In ons lichaam vinden we steun voor een
eenheidsbewustzijn, verklaren zij in de samenvatting van hun oriëntatie
die zij biospiritualiteit noemen. Ze lichten toe:
De theologie spreekt over God, Maar om de rijke
humanistische invloed van dergelijke waarheden te kunnen inzien moeten we
ons baseren op méér dan we in onze geest kunnen denken. Lichamelijk weten
wordt dus, wanneer het is geïntegreerd met verstandelijk weten, een Steen
van Rosette waarmee we de verborgen evolutionaire betekenis kunnen
ontraadselen van de latente biospirituele aanwijzingen in de
joods-christelijke traditie en ongetwijfeld eveneens in andere religieuze
tradities.
Biospiritualiteit
gaat dus om het ontdekken van het Mysterie, niet alleen zoals het ons
ontzag inboezemt buiten onszelf, maar ook zoals het zich openbaart als
onszelf. Omdat het mysterie van het bestaan groter is dan onze
vooringenomen opvattingen over de realiteit, moet onze ervaring ervan wel
vol verrassingen zijn. Campbell en McMahon beschouwen dan ook de
aanwezigheid van verrassingen als een noodzakelijke voorwaarde voor
spirituele groei. Deze aanwezigheid gaat hand in hand met iemands vermogen
om zichzelf en om het leven te kunnen lachen. Zij merken
op:
Humor en speelsheid zijn op een of andere manier deel
van de transcendentie. Ze zijn een manier om 'Ja' te zeggen tegen
onze aanwezigheid binnen een grotere realiteit. Ze zijn een
niet-gerationaliseerde, organische erkenning van het feit dat het
beperkte middelpunt en het zelfbesef niet het volledige beeld
vormen.
==============================================================
Contact |